Moslims of niet-moslims?

Door: Suhaib Akmal

De eerste definitie van een ‘moslim’ die de Heilige Profeet (vrede zij met hem) zelf heeft gegeven luidt: 

الْمُسْلِمُ مَنْ سَلِمَ الْمُسْلِمُونَ مِنْ لِسَانِهِ وَيَدِهِ 

“Een moslim is hij, van wiens hand en tong andere moslims veilig zijn.” (Sahih Muslim 41, Boek 1, Hadith 69) 

In deze overlevering verwijst de ‘tong’ naar de woorden, en de ‘hand’ naar de daden. Volgens de Heilige Profeet (vrede zij met hem) is een ware moslim dus iemand van wiens woorden en daden andere moslims veilig zijn. Hoe dan ook, Ahmadi-moslims zijn de grootste slachtoffers van de tong van de hedendaagse moslims en worden beschuldigt om ongelovig te zijn. De Heilige Profeet heeft bovendien gezegd: 

وَلَعْنُ الْمُؤْمِنِ كَقَتْلِهِ، وَمَنْ رَمَى مُؤْمِنًا بِكُفْرٍ فَهْوَ كَقَتْلِهِ 

“Wie een gelovige beschuldigt van ongeloof staat het gelijk als dat hij hem heeft vermoord.” (Sahih Bukhari Volume 8, Boek 78, Hadith 647) 

De Heilige Profeet vrede zij met hem) heeft duidelijk benadrukt wat het betekent om een gelovige te beschuldigen van ongeloof. Maar toch zijn het de moslims die op de dag van vandaag voorstanders zijn van takfir en de Ahmadis beschuldigen van ongeloof. Ook heeft de Heilige Profeet (vrede zij met hem) gezegd: 

من دعا رجلا بالكفر، أو قال: عدو الله، وليس كذلك إلا حار عليه 

“Als iemand een ander beschuldigt van ongeloof of hem de vijand van Allah noemt, zulk een beschuldiging zal tot hem (de beschuldiger) terugkeren indien de beschuldigde onschuldig is.” (Sahih Bukhari en Sahih Muslim) 

Dit betekent dat als een gelovige, een andere gelovige beschuldigt van ongeloof, het tot hem zal terugkeren en hemzelf een ongelovige zal maken. Dit toont aan dat de Heilige Profeet (vrede zij met hem) de gevaren van takfir duidelijk heeft benadrukt. Volgens de Heilige Koran en Ahadith zijn Ahmadis moslims en niemand kan deze waarheid ontkennen omdat de Heilige Profeet (sa) getuige is hiervan: 

قَالَ ابْنُ أَبِي مَرْيَمَ أَخْبَرَنَا يَحْيَى، حَدَّثَنَا حُمَيْدٌ، حَدَّثَنَا أَنَسٌ، عَنِ النَّبِيِّ صلى الله عليه وسلم. وَقَالَ عَلِيُّ بْنُ عَبْدِ اللَّهِ حَدَّثَنَا خَالِدُ بْنُ الْحَارِثِ قَالَ حَدَّثَنَا حُمَيْدٌ قَالَ سَأَلَ مَيْمُونُ بْنُ سِيَاهٍ أَنَسَ بْنَ مَالِكٍ قَالَ يَا أَبَا حَمْزَةَ، مَا يُحَرِّمُ دَمَ الْعَبْدِ وَمَالَهُ فَقَالَ مَنْ شَهِدَ أَنْ لاَ إِلَهَ إِلاَّ اللَّهُ، وَاسْتَقْبَلَ قِبْلَتَنَا، وَصَلَّى صَلاَتَنَا، وَأَكَلَ ذَبِيحَتَنَا، فَهُوَ الْمُسْلِمُ، لَهُ مَا لِلْمُسْلِمِ، وَعَلَيْهِ مَا عَلَى الْمُسْلِمِ. 

“Wie dan ook zegt, ‘Er is niemand aanbiddingswaardig behalve Allah’, wendt tot de Qibla tijdens het bidden, net als ons de gebeden verricht en onze geslachte dieren eet, dan is diegene een moslim, en heeft dezelfde rechten en plichten zoals andere moslims hebben.” (Sahih Bukhari, Hadith 393) 

Een soortgelijke overlevering luidt:

 مَنْ صَلَّى صَلاَتَنَا، وَاسْتَقْبَلَ قِبْلَتَنَا، وَأَكَلَ ذَبِيحَتَنَا، فَذَلِكَ الْمُسْلِمُ الَّذِي لَهُ ذِمَّةُ اللَّهِ وَذِمَّةُ رَسُولِهِ، فَلاَ تُخْفِرُوا اللَّهَ فِي ذِمَّتِهِ 

“Wie net als ons het gebed verricht, wendt tot de Qibla tijdens het bidden en van onze geslachte dieren eet is een moslim en is onder Allah’s en zijn Profeet’s bescherming. Dus bedrieg Allah niet door hen te bedriegen die in zijn bescherming zijn.” (Sahih Bukhari, Hadith 391) 

Volgens deze overlevering zijn Ahmadis niet alleen moslim, maar zijn bovendien onder de bescherming van Allah en de Heilige Profeet (vrede zij met hem). Met deze woorden waarschuwt de Heilige Profeet de moslims om niet anderen uit te maken als ongelovigen. Ahmadis geloven in al hetgeen staat vermeld in deze overleveringen, toch worden zij beschuldigd. Allah vertelt ons in de Heilige Koran: 

“O, gij die gelooft, wanneer gij voor Allah’s zaak oprukt, onderzoekt dan en zegt niet tegen iemand die u met de vredesgroet begroet: “Gij zijt geen gelovige” (Hoofdstuk 4, Vers 95)

Bovendien staat in de Heilige Koran vermeld:

قَالَتِ الۡاَعۡرَابُ اٰمَنَّا

De Arabieren zouden zeggen, “Wij geloven”. Oftewel zij maakten deze verklaring met betrekking tot hun eigen geloof. Maar Allah zegt hierop:

قُلۡ لَّمۡ تُؤۡمِنُوۡا وَ لٰکِنۡ قُوۡلُوا اَسۡلَمۡنَا وَ لَمَّا یَدۡخُلِ الۡاِیۡمَانُ فِیۡ قُلُوۡبِکُمۡ

“Zeg: “Gij gelooft nog niet, maar zegt liever: Wij hebben ons onderworpen want het geloof is uw hart nog niet binnengedrongen.” (49:15)

Deze Arabieren uit de woestijn dachten misschien te geloven, maar Allah vermeldt dat het ware geloof niet in hun harten was gekomen. Desondanks beveelt Allah de Heilige Profeet (vrede zij met hem) niet om hen als niet-moslim te verklaren. En verteld dat ze in plaats daarvan kunnen zeggen: “We hebben de islam geaccepteerd” of “Wij zijn moslims”. Dus Allah maakt duidelijk dat hoewel deze Arabieren de hogere niveaus van het geloof niet hadden bereikt, hadden ze wel het recht om zichzelf moslim te noemen. Dit is de ongelooflijke zorg die de Koran de Heilige Profeet (vrede zij met hem) de moslims opdraagt bij het verklaren van anderen als ongelovigen. Deze zorg en belangstelling werd ook zichtbaar toen de Heilige Profeet (vrede zij met hem) zei:

‏ اكْتُبُوا لِي مَنْ تَلَفَّظَ بِالإِسْلاَمِ مِنَ النَّاسِ ‏‏‏

“Schrijf de namen van de mensen op die hebben aangekondigd moslim te zijn.” (Sahih Bukhari, Kitabul Jihad, Bab Kitabatil Imamin Nas)

Er wordt hier geen instructie gegeven: Vraag hen eerst wat ze geloven over de finaliteit van het profeetschap. De criteria was daarentegen eenvoudig: als ze zichzelf moslim noemen, zouden ze als moslims moeten worden beschouwd.

Een gebeurtenis dat plaatsvond in het leven van de Heilige Profeet (sa) luidt:

Het is overgeleverd dat een man kwam bij de Heilige Profeet (vrede zij met hem) en vroeg: “Stel ik kom een ongelovige tegen en we vechten, en hij treft mijn hand met zijn zwaard en hakt het af en zoekt vervolgens een schuilplaats onder een boom en zegt: “Ik geef over aan Allah (oftewel ik wordt moslim).’ Zou ik hem kunnen doden nadat hij dit heeft gezegd O’ Allah’s Boodschapper? Allah’s Boodschapper zei: “Je zou hem niet moeten doden” Al Miqdad zei, “O Allah’s Boodschapper maar hij had een van mijn twee handen afgehakt, en zij vervolgens pas die woorden?” Allah’s Boodschapper antwoordde je zou het niet moeten doden, voor als je hem doodt, zou hij als een moslim worden gerekend en jij als een ongelovige.” (Sahih Bukhari 4019) 

Zie het prachtige antwoord van de Heilige Profeet (vrede zij met hem)! 

Het argument dat veel moslims maken is dat Ahmadi-moslims geloven in een Profeet na de Heilige Profeet Mohammed (vrede zij met hem) en dat dit geloofspunt hen buiten de Islam zet. Dit is echter een misverstand, voor uitleg op dit onderwerp bekijk sectie: Profeet na Mohammed

Hazrat Mirza Ghulam Ahmad (vrede zij met hem) schrijft: “Vrees de Almachtige God en houdt uw tong in bedwang waarmee u mij een ongelovige noemt. Voorzeker de Almachtige God weet dat ik een Moslim ben. Ik getuig dat er niemand waardig is te worden aanbeden, behalve Allah, de Ene zonder deelgenoot; en ik getuig dat Mohammed Zijn dienaar en Boodschapper is. Vrees Allah en zeg niet: U bent géén Moslim. Vrees de Koning naar wie u zal worden teruggebracht.” (Izala-e-Auham, Ruhani Khaza’in, vol.3, blz. 102.) 

Hazrat Mirza Ghulam Ahmad (vrede zij met hem) schrijft verder: “Geen deel van mijn doctrine is in tegenstelling tot de geboden van Allah en zijn Profeet (vrede zij met hem). Als iemand zulks denkt moet het komen door zijn misverstand. Wie mij nog steeds ziet als een kafir, en niet weerhoudt om mij zulks te noemen, moet onthouden dat hij ter verantwoording zal worden gehouden na zijn dood. Ik roep God, de Glorierijke, tot getuige dat ik zulk standvastig geloof in God en zijn Boodschapper heb dat als het geloof van alle mensen van deze eeuw zou worden gezet aan een kant en mijn geloof aan de andere kant, dan zou, door Allah’s genade, mijn geloof bewezen zijn om zwaarder te wegen.”

Hoe kan er een profeet komen na Mohammed (vrede zij met hem)?

Door: Suhaib Ahmad Akmal

Bepaalde islamitische stromingen houden het geloof dat de Heilige Profeet Mohammed (vrede en zegeningen van Allah zij met hem) absoluut de laatste profeet is en dat er na hem geen enkele profeet meer kan komen. Het zijn meestal de volgende verzen uit de Heilige Koran of Ahadith waarnaar wordt verwezen om te bewijzen dat het profeetschap nu ophoudt te bestaan:

– De Heilige Profeet Mohammed (vrede zij met hem) is خاتم النبيين (Khātāmān Nābbiyeen) – Zegel der Profeten (De Heilige Koran, hoofdstuk 33, vers 41)

– De Heilige Profeet Mohammed (vrede zij met hem) heeft gezegd: لاَ نَبِيَّ بَعْدِي (Lāā Nābiya Bādi) – Er is geen Profeet na mij (Sahih Bukhari)

– De Heilige Profeet Mohammed (vrede zij met hem) heeft gezegd: إِنِّي آخِرُ الأَنْبِيَاءِ – Ik ben de Laatste van de Profeten (Sahih Muslim)

ARGUMENT I: KHATAMUN NABBIYEEN

De Heilige Profeet Mohammed (vrede en zegeningen van Allah zij met hem) is in de Heilige Koran Khatamun Nabbiyeen verklaard. De interpretatie van deze titel verschilt onder de islamitische stromingen. Het gehele vers luidt als volgt:

مَا كَانَ مُحَمَّدٌ أَبَا أَحَدٍ مِّنْ رِّجَالِكُمْ وَلَٰكِنْ رَّسُوْلَ اللَّهِ وَخَاتَمَ النَّبِيِّينَ ۗ وَكَانَ اللَّهُ بِكُلِّ شَيْءٍ عَلِيْمًا

“Mohammed is niet de vader van één uwer mannen, maar de boodschapper van Allah en het zegel der profeten; Allah heeft kennis van alle dingen.” (Hoofdstuk 3, vers 41)

Het gebruik van het woord khātam

De term خاتم النبيين bestaat uit twee woorden: ‘khātam’ en ‘nabbiyeen’. Het woord nabbiyeen betekent profeten en het woord khātam bevat vele betekenissen volgens het Arabische woordenboek, waaronder: het zegel, een ring, het beste en het laatste. Het gebruik van dit woord door vroegere Arabieren bewijst dat dit woord gebruikt wordt om de status, rang en vooral de superioriteit van een persoon aan te duiden in zijn vakgebied:

Abu Tammam (188-231 A.H) was een dichter en is Khatamush Shu’ara genoemd, oftewel het Zegel der Dichters. Er is geen moslim die de betekenis geeft aan deze titel dat Abu Tammam de laatste dichter is en dat er geen dichter meer kan bestaan na hem. (Wafiyat-ul-Ayan, Volume 1)

Zelfs Abu Al-Tayyib is Khatamush Shu’ara genoemd, maar geen moslim die de betekenis geeft aan deze titel dat Abu Al-Tayyib de laatste dichter is van het universum. (Muqaddimah Diwan al-Mutanabbi)

De Heilige Profeet Mohammed (vrede en zegeningen van Allah zij met hem) heeft eens Hazrat Alira Khatamul Auliya genoemd, oftewel het Zegel der Heiligen. Betekent deze titel dat er nu niemand meer een waliyullah (een vriend van God) kan worden na Hazrat Alira? Ook hier weten moslims dat het woord khātam niet de betekenis draagt van ‘het laatste’. (Tafsir e Saifi)

Ibn Hajar-al-Asqalani is Khatam-ul-Huffaz genoemd, oftewel Zegel der Onthouders. Er is geen moslim die gelooft dat Ibn Hajar al-Asqalani de laatste Hafiz is en dat er na hem geen Hafiz kan bestaan. (Titel-pagina van Tabaqat-ul-Mudallisin)

De Heilige Profeet Mohammedsa heeft Hazrat Ibn Abbasra Khatamul Muhajireen genoemd, oftewel Zegel der immigranten/vluchtelingen. Geen moslim die durft te beweren dat er geen immigranten en vluchtelingen zijn ontstaan na Hazrat Ibn Abbasra. De gehele Hadith luidt: “Zoals ik Khatamun Nabbiyeen ben, bent u Khatamul Muhajireen”. Beiden titels waarin het woord khātam is gebruikt moeten dezelfde betekenis dragen. Er is geen andere mogelijkheid dan tot de conclusie te komen dat deze titel de bijzondere rang aanduidt van beiden. (Kanzul Ummal Volume 6, Pagina 178)

Hier volgen nog een aantal voorbeelden waar het woord khatam is gebruikt door vroegere moslims:

Khatam-al-A’immah – Zegel der Religeuze leiders (Tafseer Alfatehah, p. 148), Khatam-atul-Mujahideen – Zegel der Kruisvaarders (Akhbar AlJami’atul Islamiyyah, Palestijn, 27 Muharram, 1352 hijrah), Khatam-atul-Muhaqqiqeen – Zegel der Onderzoekers (op de titelpagina van Commentary Roohul Ma’aanee), Khatam-al-Muhadditheen – Zegel der Overleveraars (‘Ijaalah Naafi’ah, vol. 1), Khatam-atul-Fuqahaa – Zegel der Juristen (Akhbaar Siraatal Mustaqeem Yaafaa, 27 Rajab, 1354 hijrah), Khatam-al-Mufassireen – Zegel der Commentators (Al Jaami’atul Islamia, 9 Jamadiy thaani, 1354 hijrah), Khatam-al-Hukkaam – Zegel der Heersers (Hujjatul Islam, p. 35), Khatam-al-Kamileen – Zegel van het Perfect (Gebruikt voor de Heilige Profeetsa – Hujjatul Islam, p. 35), Khatam-al-Kamaalaat – Zegel der Wonderen (Gebruikt voor de Heilige Profeetsa  – Ibid, p. 140), Khatam-al-Ausiyaa – Zegel der Adviseurs (Gebruikt voor Hazrat Alira Minar Al Hudaa, p. 106), Khatam-al-Mu’allimeen – Zegel der Leraren/Geleerden (Gebruikt voor de Heilige Profeetsa Alsiraatul Sawee door Allama Muhammad Sabtain).

Dit zijn slechts enkele voorbeelden van het gebruik van het woord khatam door de vroegere moslims. In geen enkele van deze instanties kan het woord khatam genomen worden om te betekenen dat degene absoluut de laatste is om te verschijnen vanuit de groep. Noch geld dat voor de Heilige Profeetsa als Khatamun Nabbiyeen – Zegel der Profeten.

Jezusas (een profeet) moet nog komen na de Heilige Profeet Mohammedsa

Veel islamitische stromingen houden het geloof dat Khatamun Nabbiyeen betekent dat de Heilige Profeet Mohammedsa de Laatste der Profeten is en dat er na hem geen enkele profeet meer kan verschijnen. Tegelijkertijd geloven moslims ook dat Jezusas (een profeet) nog moet verschijnen. Deze twee geloofspunten zijn tegenstrijdig: aan de ene kant beweren dat de Heilige Profeet Mohammedsa de Laatste der Profeten is en daarnaast nog wachten op een profeet na Mohammedsa, namelijk Jezusas.

De Heilige Profeet Mohammedsa mag dan wel later zijn geboren dan Jezusas, maar dat maakt hem niet de laatste profeet als Jezusas nog terugkomt en na hem overlijdt. Bijvoorbeeld: als Ibrahim is geboren in het jaar 2000 en overlijdt in 2001 en Ahmed is geboren in 1998 en overlijdt in 2002, wie van hun wordt dan als ‘de laatste persoon’ gerekend? Degene die later is geboren of degene die later is gestorven? Uiteraard wordt degene als laatste persoon gerekend die later is gestorven.

Sommige moslims beweren dat Jezusas bij zijn wederkomst geen profeet zal zijn en andere moslims beweren dat hij wel een profeet zal zijn. Volgens de authentieke overleveringen van de Heilige Profeet Mohammedsa zal de Messias die in de Laatste Dagen zal verschijnen om de spirituele glorie van de Islam te herstellen wel een Nabi (een profeet) zijn. De Heilige Profeet Mohammedsa heeft gezegd:

حَدَّثَنَا هُدْبَةُ بْنُ خَالِدٍ، حَدَّثَنَا هَمَّامُ بْنُ يَحْيَى، عَنْ قَتَادَةَ، عَنْ عَبْدِ الرَّحْمَنِ بْنِ آدَمَ، عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ، أَنَّ النَّبِيَّ صلى الله عليه وسلم قَالَ لَيْسَ بَيْنِي وَبَيْنَهُ نَبِيٌّ – يَعْنِي عِيسَى – وَإِنَّهُ نَازِلٌ‏.‏

“Er is geen profeet tussen mij en hem, oftewel Jezus en hij zal nederdalen.” (Sunan Abi Dawud 4324)

Dit maakt duidelijk dat de Messias die zal verschijnen in de Laatste Dagen een profeet moet zijn. Het is belangrijk om hier te vermelden dat het hier niet om een wetgevende profeet gaat die een nieuwe sharia, boek of een nieuwe leer brengt. De Messias zal onderworpen zijn aan de Heilige Profeet Mohammedsa. Hij zal komen om de glorie van de Islam te herstellen. Dus Khatamun Nabiyeen kan nooit in de absolute zin de laatste profeet betekenen omdat de Heilige Profeet Mohammedsa zelf heeft geprofeteerd dat er nog een profeet na hem zal verschijnen. Als men kiest voor de betekenis ‘de laatste’ in de titel Khatamun Nabiyeen dan is de juiste interpretatie dat de Heilige Profeet Mohammedsa de laatste profeet is onder de wetgevende profeten. Er kan geen profeet meer komen met een nieuwe wet en een nieuwe religie. Wel kan er een profeet verschijnen die onderworpen en ondergeschikt is aan de wetgeving van de Heilige Profeet Mohammedsa.

In Sahih Muslim staat de volgende uitspraak van de Heilige Profeet Mohammedsa vermeld:

نَبِيُّ اللَّهُ عِيسَى وَأَصْحَابُهُ حَتَّى يَكُونَ رَأْسُ الثَّوْرِ لأَحَدِهِمْ خَيْرًا مِنْ مِائَةِ دِينَارٍ لأَحَدِكُمُ الْيَوْمَ فَيَرْغَبُ نَبِيُّ اللَّهِ عِيسَى وَأَصْحَابُهُ فَيُرْسِلُ اللَّهُ عَلَيْهُمُ النَّغَفَ فِي رِقَابِهِمْ فَيُصْبِحُونَ فَرْسَى كَمَوْتِ نَفْسٍ وَاحِدَةٍ ثُمَّ يَهْبِطُ نَبِيُّ اللَّهِ عِيسَى وَأَصْحَابُهُ إِلَى الأَرْضِ فَلاَ يَجِدُونَ فِي الأَرْضِ مَوْضِعَ شِبْرٍ إِلاَّ مَلأَهُ زَهَمُهُمْ وَنَتْنُهُمْ فَيَرْغَبُ نَبِيُّ اللَّهِ عِيسَى وَأَصْحَابُهُ إِلَى اللَّهِ

“Jezus, de Profeet van Allah, en zijn metgezellen zullen belegerd worden …. vervolgens zal Jezus, de Profeet van Allah, en zijn metgezellen wenden tot Allah …. vervolgens zal Jezus, de Profeet van Allah, en zijn metgezellen ….. en tenslotte zal Jezus, de Profeet van Allah, en zijn metgezellen opnieuw wenden tot Allah” (Sahih Muslim vol 4 pagina 2254)

In deze overlevering heeft de Heilige Profeet Mohammedsa niet de Jezus uit het verleden, maar de Jezus over wiens komst de Heilige Profeet Mohammedsa heeft voorspeld viermaal aangeduid met Nabiyullah, oftewel een Profeet van Allah. Dit maakt duidelijk dat de ‘Jezus’ die in de Laatste Dagen gaat komen een Profeet van Allah moet zijn.

Wij geloven dat de Heilige Profeet Mohammedsa Khatamun Nabiyeen is!

Ahmadi Moslims geloven in alle betekenissen die Khatamun Nabbiyeen omvat, maar een betekenis die zorgt voor tegenstijdigheden in de uitspraken van de Heilige Profeet Mohammedsa of in de Heilige Koran (het woord van God) wordt door ahmadi moslims niet ondersteund:

– Zegel der Profeten: vroegere profeten brachten een boodschap bestemd voor specifieke volken, maar de Heilige Profeet Mohammedsa bracht een leer bestemd voor het gehele mensdom. Door de komst van de Heilige Profeet Mohammedsa is religie en profeetschap vervolmaakt. Een profeet die nu zal verschijnen zal de afdruk en het zegel van de Heilige Profeet Mohammedsa moeten dragen.

– Beste der Profeten: de Heilige Profeet Mohammedsa bevat alle kwaliteiten van alle profeten. Hij overtreft alle profeten in uitmuntendheid. Zijn leer is perfect, beschermd en bestemd voor alle tijden en volkeren.

– Laatste der Profeten: de Heilige Profeet Mohammedsa is de laatste wetgevende profeet. Er kan nu geen enkele profeet verschijnen die de leer van de Heilige Profeetsa ongeldig kan verklaren, als er ooit iemand verschijnt zal dat ondergeschikt zijn aan de Heilige Profeet Mohammedsa.

Grammaticale analyse van khatam

De qira’at is ook een discussiepunt onder de moslims, sommige moslims vinden dat de ware qira’at van het woord khatim moet zijn en niet khatam. Hoewel de uitspraak van het woord geen invloed kan hebben op het standpunt van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap. De constructie van het woord khatam wordt in de Arabische grammatica aangeduid als Ism Alah en de constructie van het woord khatim wordt aangeduid als Ism Fa’il. Als resultaat, betekent khatam zegel, en khatim degene die verzegelt. Beide van deze betekenissen zijn gelijkwaardig toepasbaar aan de Heilige Profeetsa en zijn slechts verschillende manieren om het zelfde te zeggen, dat wil zeggen, degene die de waarachtigheid van de voorafgaande en toekomstige profeten getuigd.

Hiernaast moet men onthouden dat de qira’at anders dan de Hijazi qira’at niet direct afkomstig is van de Heilige Profeetsa. De reeks van overleveraars van de verschillende qira’at bereiken niet de metgezellen van de Heilige Profeetsa, er is geen bewijs van enig andere qira’at, anders dan de Hijazi qira’at, die overgeleverd is direct van de Heilige Profeetsa, waarin het woord duidelijk staat vermeld als khatam met een fatha’ op de ta en niet khatim.

Er was een incident dat plaats vond in de aanwezigheid van Hazrat Alira dat deze zaak opheldert:

وأخرج ابن الأنباري في المصاحف عن أبي عبد الرحمن السلمي قال: كنت اقرىء الحسن والحسين، فمر بي علي بن أبي طالب رضي الله عنه وأنا اقرئهما فقال لي: اقرئهما وخاتم النبيين بفتح التاء

“Abu Abdur Rahman overlevert dat hij Hazrat Hasan en Hussain les gaf. Eens liep Hazrat Ali bin Abu Talib langs toen de leraar hen les zat te geven, dus zij hij tegen hem (de leraar) “Leer hen Khatamun Nabbiyeen met een fatha’ op de ta” (Durre-e-Manthoor, onder 33:40)

Het woord komt van خ ت م en met een fatha’ op de ta spreek je het uit als khatam.

Hazrat Mirza Bashirudeen Mahmood Ahmadra schrijft in Tafsīr Kabīr Volume 10, Pagina 382:

“Dit was de fatwa van Hazrat ‘Alira dat de qira’at van Khatim-an-Nabbiyeen met een kasra onder de ta’ ondergeschikt is aan de qira’at met een fatah op de ta’. Echter, de (hedendaagse) geleerden zeggen dat de qira’ah van Khatam-an-Nabbiyeen met de fatah op de ta’ ondergeschikt is aan de qira’ah met de de kasra onder de ta’. Als khatam had betekend wat de geleerden zeggen, dan zou Hazrat ‘Alira blij moeten zijn dat ‘Abd-ur-Rahman Aslami zijn zonen onderwijst om met de kasra onder de ta’ te reciteren. Integendeel, geeft hij de instructies dat zijn kinderen niet onderwezen zouden moeten worden om te reciteren met een kasra onder de ta’. Dit bewijst dat volgens Hazrat ‘Alira, de woorden Khatam-an-Nabbiyeen met een fatah op de ta’ veiliger was. In het algemeen, is de kasra onder de ta’ ook toelaatbaar. Echter, sinds er het gevaar was dat Hazrat Hassanra of Hazrat Hussainra het nemen te betekenen dat er geen profeet is na de Heilige Profeet Mohammedsa ook al is hij een student van hem, vertelde hij de leraar om zijn kinderen aan te leren om te reciteren met een fatah op de ta’ en niet met de kasra onder de ta’. Dit helpt ons ook te begrijpen dat volgens Hazrat Alira, Khatam-an-Nabbiyeen niet betekent wat [mogelijk] begrepen zou kunnen worden met de kasra onder de ta’, dat is, “degene die een einde brengt aan de profeten.” Anders, zou hij de leraar niet hebben onderbroken om het hen aan te leren met de kasra onder de ta’.”

De Ahmadiyya Moslim Gemeenschap vertaald Khatamun Nabbiyeen als Zegel der Profeten gebaseerd op de fundamentele betekenis van het woord khatam zoals staat vermeld in wel bekende woordenboeken zoals Lane’s Lexicon en Lisan-ul ‘Arab. Wij menen ook dat het verwijst naar de Beste der Profeten, gebaseerd op de afgeleide connotatie en idiomatische gebruik van het woord khatam. Wanneer het woord khatam voorkomt in Mudaf van een groep mensen (Mudaf Ilaih) dan is de idiomatische betekenis van het woord de beste van de groep. Deze idiomatische gebruik van het woord khatam is in feite afgeleid van, als een logische resultaat, de primaire betekenis “zegel”. Degene die de “Zegel der Profeten” is, is vrij duidelijk, ook de beste onder hen.

Hoe dan ook, het argument moet niet genomen worden om te betekenen dat de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap het feit dat khatim ook laatste kan betekenen verwerpt. Wij accepteren dat er meerdere betekenissen zijn van het woord en “laatste” is zeker een van die betekenissen. Echter, wanneer het vers in zijn bijbehorende context wordt bestudeerd wordt duidelijk, als er rekening wordt gehouden met andere verzen die spreken over de komst van profeten, de betekenis laatste der profeten simpelweg niet kan worden toegepast aan Khatamun Nabbiyeen, en de enige mogelijkheid is om de letterlijke betekenis te nemen, en dat is, degene die de waarachtigheid van de profeten getuigd.

Als conclusie, de Hijazi qira’ah, dat de meest superieure qira’ah is, zoals geaccepteerd door alle moslims van de wereld, zou in gebruik moeten worden genomen om de woorden Khatam-an-Nabbiyeen te vertalen en er is geen noodzaak om de ondergeschikte qira’at raad te plegen om een andere interpretatie op te dringen in verband met deze woorden, en al mocht de andere qira’at worden toegepast, zou het op geen enkele manier in tegenstrijd zijn met de standpunt van de  Ahmadiyya Moslim Gemeenschap.

Uitspraken van de Heilige Profeet Mohammedsa bewijzen dat er een profeet na hem kan komen!

Er zijn een aantal uitspraken van de Heilige Profeet Mohammedsa die deze kwestie verder ophelderen. Bij het overlijden van de zoon van de Heilige Profeet Mohammedsa, namelijk Hazrat Ibrahimra, zei de Heilige Profeet Mohammedsa:

لَوْ عَاشَ لَكَانَ صِدِّيقًا نَبِيًّا‏‏

“Als hij had geleefd was hij een waarachtig profeet geweest.” (Ibn-e-Maja Vol 1, Boek 6, Overlevering 1511)

Dit heeft de Heilige Profeet Mohammedsa gezegd nadat hem het vers Khatamun Nabbiyeen al was geopenbaard. Dit betekent dat de komst van een profeet na de Heilige Profeetsa niet in tegenstrijd is met de titel Khatamun Nabiyeen. Anders had de Heilige Profeet Mohammedsa nooit de bovenstaande uitspraak kunnen doen. Ook heeft de Heilige Profeet Mohammed gezegd:

ابو بكر افضل ھذہ الامة الا ان یكون نبی

“Abu Bakr is de beste in mijn Ummah, behalve als er een profeet verschijnt.” (Kanzul Ummal)

Een andere versie van deze overlevering luidt:

ابو بكر خیر الناس الا ان یكون نبی

“Abu Bakr is de beste onder de mensen, behalve als er een profeet verschijnt.”

Visie van moslimgeleerden

Hazrat Abu Abdullah Muhammad Bin Ali Hussain Al Hakim Al Tirmidhi

Een zeer eminente moslimgeleerde, beweert het volgende:

يقول الصوفي المعروف محمد بن علي الحسن الحكيم الترمذي (المتوفى عام 308 هـ (

فإن الذي عَمِيَ عن خبرِ هذا يظنّ أن خاتم النبيين تأويله أنه آخرهم مبعثا. فأي منقبة في هذا؟ وأي علم في هذا؟ هذا تأويل البُلْهِ الجَهَلة

كتاب ختم الأولياء، ص341 المطبعة

Hoe kan de glorie en superioriteit van Mohammad, vrede en zegeningen van Allah zij met hem, gemanifesteerd worden als we beweren dat Hij de laatste was om te verschijnen. Dit is zonder twijfel, een interpretatie van de dwazen en onwetenden. (Kitab Khatamul Auliya, Pagina 341)

Veel andere geleerden hadden dezelfde visie met betrekking tot de titel Khatamun Nabbiyeen hier volgen een aantal andere geleerden die spreken over dit onderwerp:

Hazrat Imam Mulla Ali Qari

ومع هذا لو عاش إبراهيم وصار نبيا، وكذا لو صار عمر نبيا لكانا من أتباعه عليه الصلاة والسلام كعيسى والخضر وإلياس عليهم السلام. فلا يناقض قولَه تعالى: (وخاتم النبيين) إذ المعنى أنه لا يأتي نبي بعده ينسخ ملته ولم يكن من أمته.” (الأسرار المرفوعة في الأخبار الموضوعة لملا علي القاري ص192 دار الكتب العلمية بيروت)

“Als Ibrahimra had geleefd zou hij een profeet zijn geweest, en op gelijke wijze zou Umarra een profeet zijn geweest zij zouden volgers zijn van de Heilige Profeet, vrede en zegeningen van Allah zij met hem, zoals Isa, Khizar en Ilyas vrede zij met hun. Het is niet in tegenstrijd met het goddelijke woord ‘Khatamun Nabbiyeen’ wat betekent dat er geen profeet zal zijn die zijn wet zal afschaffen of niet uit een van zijn volgelingen zal zijn.” (Al Asrar al Marfuah fil Akhbr al Mauzuah Pagina 192)

Hazrat Imam Jalal-ud-Din

U schrijft met betrekking tot de komst van de messias en zijn profeetschap:

حقا كفر  ته نبو بسلب قال من

“Wie zegt dat hij geen profeet zal zijn, diegene pleegt ongeloof.” (Hijajul Karamah Pagina 431)

Hazrat Shah Waliullah Muhaddith

De erkende Mujadid van de 12e islamitische eeuw schrijft:

أما الشاه ولي الله الدهلوي فيقول:

“وخُتم به النبييون.. أي لا يوجد من يأمره الله سبحانه بالتشريع على الناس.”

(التفهيمات الإلهية، ج2 ص85 بتصحيح وتحشية الأستاذ غلام مصطفى القاسمي، أكادمية الشاه ولي الله الدهلوي حيدر آباد باكستان)

 “De beëindiging van profeetschap met de Heilige Profeetsa betekent dat er geen goddelijk geïnspireerde hervormer na hem kan komen wie aangesteld wordt door Allah met een nieuwe wet.” (Tafheemat-e-Ilahiyya Deel 2 Pagina 85)

Verder schrijft hij:

“De betekenis van de Heilige Profeet zijnde het Khatamun Nabbiyeen is dat er nu geen persoon zal verschijnen wie God zal aanstellen met een nieuwe wet voor de mensheid, dat is om te zeggen, er zal geen profeet komen met een nieuwe wet.” (Tafhimate Ilahiyya Volume II, pagina 53, 72-73)

“Er kan geen onafhankelijke profeet zijn na de Heilige Profeetsa wie niet uit zijn volgelingen is en zijn aanhanger.” … “Het einde van het profeetschap van de Heilige Profeetsa betekent slechts dat er geen wet gevende profeet of een profeet buiten zijn Ummah kan zijn.” (Al Khairul Kathir, page 111)

Hazrat Mohyuddin Ibn Arabi 

De profeetschap dat is beëindigd met de persoon van de Profeet van Allahsa en zijn zegeningen, was geen andere dan de wet gevende profeetschap niet profeetschap zelf en dit is de betekenis van “waarlijk boodschapperschap en profeetschap is gezegeld met mij daarvoor zal er noch een boodschapper noch een profeet na mij zijn”, dat wil zeggen, er zal na mij geen profeet zijn met een wet anders dan die van mij maar zal onderworpen zijn aan mijn wet.” (Al Fatuhat ul Makiyya Volume 2 pagina 3)

Verder schrijft u:

“Jezusas zal nederdalen onder de moslim ummah als een rechtvaardige heerser zonder een nieuwe wet. Voorzeker, hij zal een profeet zijn. Daar is geen twijfel over.”  (Fatuhati Makiyyah Volume 1, Hoofdstuk 73, Pagina 570)

“In hoeverre het gaat over de wet gevende profeetschap, het is zeker verzegeld en ten einde gekomen in Mohammed, vrede en zegeningen van Allah zij met hem, en daarvoor is er geen wet gevende profeet na hem … maar Allah heeft uit barmhartigheid voor zijn dienaren, overige profeetschap voortgezet zonder de wetgevende elementen.” (Fusus ul Hikam, Pagina 134-135)

Hazrat Maulana Rumi

“De Heilige Profeetsa was de Khatam omdat er nooit iemand is geweest zoals hem, noch zal er (ooit zo een iemand) na hem zijn. ”(Miftah Ul Ulum Volume 15 Pagina’s 56-57)

Verder schrijft u:

“Maak plannen om rechtvaardig te zijn op de weg van God zodat u profeetschap kunt verkrijgen in de Ummah.” (Masnawi, Daftar I, Pagina 53, Vol V pagina 42)

Hazrat Maulana Abul Hasanat Abdul Hayee

“Na het overlijden van de Heilige Profeet, vrede en zegeningen van Allah zij met hem, of zelfs tijdens zijn leven, is het niet onmogelijk voor iemand verheven te worden tot de positive van een eenvoudige profeet. Maar een profeet met een nieuwe wet is, inderdaad, verboden.” (Dafe al Wasawis Fi Athar ibn Abbas Pagina 16)

Hazrat Sheikh Ahmad Farooqi

“Het verschijnen van profeten na de Khatamar Rasul Hazrat Mohammed, de uitverkorenesa vanuit zijn eigen volgelingen en als een weerspiegeling, gaat op geen enkele wijze tegen zijn status als Khatamar Rasul. Daarvoor, O lezer, wees niet onder degenen die twijfelen.” (Maktubat Imam Rabani Vol 1)

De Heilige Profeet Mohammedsa is de beste onder de profeten

Dat de titel Khatamun Nabbiyeen de superioriteit en volmaaktheid van de Heilige Profeet Mohammedsa aangeeft ten opzichte van andere profeten kan verder worden aangetoond met de volgende overlevering:

وَحَدَّثَنَا يَحْيَى بْنُ أَيُّوبَ، وَقُتَيْبَةُ بْنُ سَعِيدٍ، وَعَلِيُّ بْنُ حُجْرٍ، قَالُوا حَدَّثَنَا إِسْمَاعِيلُ، – وَهُوَ ابْنُ جَعْفَرٍ – عَنِ الْعَلاَءِ، عَنْ أَبِيهِ، عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ، أَنَّ رَسُولَ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم قَالَ ‏ “‏ فُضِّلْتُ عَلَى الأَنْبِيَاءِ بِسِتٍّ أُعْطِيتُ جَوَامِعَ الْكَلِمِ وَنُصِرْتُ بِالرُّعْبِ وَأُحِلَّتْ لِيَ الْغَنَائِمُ وَجُعِلَتْ لِيَ الأَرْضُ طَهُورًا وَمَسْجِدًا وَأُرْسِلْتُ إِلَى الْخَلْقِ كَافَّةً وَخُتِمَ بِيَ النَّبِيُّونَ‏‏

“Ik heb superioriteit gekregen ten opzichte van andere profeten in zes opzichten: ik heb woorden gekregen die beknopt zijn maar uitgebreid in betekenis; Ik ben geholpen met angst (in de harten van vijanden); oorlogsbuit is mij geoorloofd; de aarde is voor mij schoon en een plaats voor aanbidding gemaakt; Ik ben gezonden naar de gehele mensheid en de waarheid van de profeten is door mij getuigd.” (Sahih Muslim)

Hazrat Mirza Ghulam Ahmadas schrijft in zijn boek Barahin-e-Ahmadiyya: “Zonder twijfel, er kan geen mens of engel overeenkomen met de goddelijke eigenschappen geschonken aan de Heilige Profeet, vrede en zegeningen van Allah zij met hem.” (Barahin-e-Ahmadiyya blz. 226)

Khatamun Nabbiyeen verwijst naar de perfectie, voortreffelijkheid en uitmuntendheid van de Heilige Profeet Mohammed (vrede en zegeningen van Allah zij met hem) onder de groep van de profeten. Dit is de ware betekenis van Khatamun Nabbiyeen.

ARGUMENT II: LAA NABI BADI

Een Hadith die herhaaldelijk wordt aangehaald ter bevestiging van de beëindiging van profeetschap is de Hadith waarin de Heilige Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd dat er geen profeet na hem zal zijn. Deze Hadith wordt herhaaldelijk door de tegenstanders onderwezen in hun boeken, toespraken en artikels hoewel zij onwetend zijn over de achtergrond en context van de hadith.

Achtergrond van de Hadith

Wanneer de ahadith verzamelingen bestudeerd worden blijkt echter dat dit geen algemene uiting is. Bij deze Hadith hoort namelijk een achterliggend verhaal. Hiervan wordt hieronder een referentie gegeven:

حَدَّثَنَا مَحْمُودُ بْنُ غَيْلاَنَ، حَدَّثَنَا أَبُو أَحْمَدَ الزُّبَيْرِيُّ، حَدَّثَنَا شَرِيكٌ، عَنْ عَبْدِ اللَّهِ بْنِ مُحَمَّدِ بْنِ عَقِيلٍ، عَنْ جَابِرِ بْنِ عَبْدِ اللَّهِ، أَنَّ النَّبِيَّ صلى الله عليه وسلم قَالَ لِعَلِيٍّ ‏ “‏ أَنْتَ مِنِّي بِمَنْزِلَةِ هَارُونَ مِنْ مُوسَى إِلاَّ أَنَّهُ لاَ نَبِيَّ بَعْدِي ‏”‏ ‏.‏ قَالَ أَبُو عِيسَى هَذَا حَدِيثٌ حَسَنٌ غَرِيبٌ مِنْ هَذَا الْوَجْهِ ‏.‏ وَفِي الْبَابِ عَنْ سَعْدٍ وَزَيْدِ بْنِ أَرْقَمَ وَأَبِي هُرَيْرَةَ وَأُمِّ سَلَمَةَ ‏.‏

De Heilige Profeetsa  vertrok naar Tabuk en liet Ali achter als zijn vertegenwoordiger. Hazrat Alira zei: Laat u mij achter tussen kinderen en vrouwen. De Heilige Profeetsa zei: Zou het jou niet behagen om tegenover mij te zijn zoals Aaron was tegenover Mozes? Echter is er geen profeet tegenover mij. (Sahih al-Bukhari #4416, Sahih Muslim Kitab Al Fazail, Arabisch, v4, pp 1870-71 Sunan Ibn Majah, p12 Musnad Ahmad Ibn Hanbal, v1, p174 al-Khasa’is, by al-Nisa’i, pp 15-16 Mushkil al-Athar, door al-Tahawi, v2, p309, Jami’at-Tirmidhi  Hadith #3731)

Maar wat is nu de achtergrond en context van deze uitspraak van de Heilige Profeetsa? De moslims waren in gevaar om aangevallen te worden door de Romeinen. De Heilige Profeetsa vertrok met zijn metgezellen naar Tabuq (om oorlog te voorkomen). Hierbij moest de Heilige Profeetsa iemand de verantwoordelijkheid van Medina overhandigen. De Heilige Profeetsa stelde Hazrat Ali (moge Allah tevreden met hem zijn) als zijn vertegenwoordiger in Medina. Hazrat Alira was een zeer dappere persoon en was altijd bereid om met de moslims mee te vechten tegen de aanvallers. Het was dus moeilijk voor hem om te accepteren dat hij achter gelaten werd met vrouwen en kinderen, terwijl de rest het gevaar mocht bestrijden met de Profeetsa. In de geschiedenis staat dat Hazrat Alira achter de rest aanging toen zij al een tijdje vertrokken waren. Hazrat Alira haalde hen in en ging naar de Heilige Profeetsa en klaagde dat hij niet achter wou blijven met de vrouwen en kinderen. Op dit moment zei de Heilige Profeetsa de woorden die hierboven staan vermeld.

Hazrat Alira vond het een vernedering dat hij achtergelaten was met bejaarden, zieken, kinderen en vrouwen. De Heilige Profeetsa stelde hem gerust en dat deed hij door te zeggen:

أَنْتَ مِنِّي بِمَنْزِلَةِ هَارُونَ مِنْ مُوسَى

“Jij bent tegenover mij zoals Aaron was tegenover Mozes”

De Heilige Profeetsa geeft hier een argument ter geruststelling van Hazrat Alira. U verteld dat de taak die aan hem is overhandigd hetzelfde is welke Mozesas ook overhandigde aan Aaronas. Aldus door Hazrat Alira met profeet Aaron te vergelijken geeft de Heilige Profeetsa hem de rank van Profeet Aaronas. De Heilige Profeetsa voegt daar alleen nog iets aan toe en dat zijn de woorden:

إِلاَّ أَنَّهُ لاَ نَبِيَّ بَعْدِي

“(het verschil is) alleen dat (Ali) geen profeet is tegenover mij”

In de aanwezigheid van profeet Mozesas was profeet Aaronas een assisterende profeet. Hoewel Hazrat Alira ook de taak is overhandigd die profeet Aaronas was overhandigd door profeet Mozesas, betekend dit niet dat Hazrat Alira nu een profeet is. Door de bovenstaande woorden te gebruiken benadrukt de Heilige Profeetsa het verschil tussen Hazrat Alira en Profeet Aaronas, namelijk: er kan geen profeet zijn in mijn aanwezigheid. Dit is simpelweg de boodschap van de Heilige Profeetsa , welke vermeld staat in deze Hadith. En de tegenstanders misbruiken deze Hadith om aan te tonen dat profeetschap nu volledig is beëindigd, terwijl hier iets heel anders wordt besproken.

Het was niet de bedoeling van de Heilige Profeetsa om aan te geven dat er geen profeet meer kan komen tot aan de Dag des Oordeels. Zeker niet! U had namelijk zelf geprofeteerd dat de Messias die in de moslim ummah zou verschijnen een Profeet van Allah zou zijn. Ten eerste was dit geen algemene uitspraak en ten tweede heeft de Heilige Profeetsa niet alleen de woorden لاَ نَبِيَّ بَعْدِي gebruikt, maar de woorden إِلاَّ أَنَّهُ لاَ نَبِيَّ بَعْدِي. Aldus wanneer de woorden in hun context worden bekeken komt men tot de conclusie dat u deze woorden alleen hebt gebruikt om een misverstand weg te nemen die had kunnen ontstaan, namelijk dat Hazrat Alira een profeet is. U zegt daarom ook: إِلاَّ أَنَّهُ لاَ نَبِيَّ بَعْدِي: de woorden verwijzen naar Hazrat Alira! Hazrat Alira was geen profeet tegenover of naast u, deze betekenis wordt ook bevestigd door een andere overlevering:

“Jij bent tegenover mij zoals Aaron was tegenover Mozes, alleen is er geen profeet naast mij.” (Musnad Ahmad 331/l)

In deze Hadith is het woord maa’ gebruikt (naast mij). En dit woord lost de puzzel op en bevestigd dat uw doel was om aan te geven dat Hazrat Alira geen profeet is en kan zijn zoals Aaronas was in de aanwezigheid van profeet Mozesas. Want als we nu stellen dat de Heilige Profeetsa إِلاَّ أَنَّهُ لاَ نَبِيَّ بَعْدِي niet had gezegd, dan had de Heilige Profeetsa de vergelijking van Aaronas (een profeet) gebruikt voor Hazrat Alira. Dit zou de misvatting kunnen creëren dat Hazrat Alira een profeet is naast de Heilige Profeetsa, maar de Heilige Profeetsa doet deze misvatting zelf teniet met deze woorden.

Een andere versie van de Hadith luidt:

 “Jij bent tegenover mij zoals Aaron was tegenover Mozes, echter ben jij geen profeet.”

Het is duidelijk de Heilige Profeetsa ontkent dat Hazrat Alira geen profeet is naast hem, en zeker niet dat er absoluut geen profeten meer kunnen verschijnen die tot zijn volgelingen behoren.

Grammaticale analyse van de Hadith

Hoewel hierboven de ware betekenis van de Hadith duidelijk wordt, zullen wij ons niet slechts schuilen achter deze Hadith. Het klopt dat er ook overleveringen te vinden zijn waarin de Heilige Profeetsa slechts de woorden لاَ نَبِيَّ بَعْدِي heeft gebruikt. De letterlijke vertaling van deze zin in het Nederlands is: “er is geen profeet na mij”. Echter betekent deze zin niet dat er na de Heilige Profeetsa geen enkel profeet kan of zal komen. Het standpunt van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap is dat deze Hadith geen algemene profeten betreft. Het gaat hier om een specifiek soort profeet die niet kan en zal komen na de Heilige Profeetsa en dat is een wetgevende profeet. Deze betekenis zal er ook voor zorgen dat er geen tegenstrijdigheid meer bestaat tussen de gezegdes van de Heilige Profeetsa, want u heeft zelf voorspeld dat de Messias als een profeet zal verschijnen in de moslim ummah. De Arabische grammaticale structuur van deze zin steunt ook de redenering van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap, die hieronder uiteen wordt gezet.

In de zin “er is geen profeet na mij” is het lidwoord la gebruikt. Het woord la in het Arabisch wordt ook gebruikt voor La nafi lil-kamal; het aantonen van de volmaaktheid van iemand of iets, door het ontkennen van een ander soort. Er zijn twee gelijksoortige voorbeelden te vinden van deze grammaticale structuur vanuit de gezegdes van de Heilige Profeetsa:

(1)- لاَ هِجْرَةَ بَعْدَ الْفَتْحِ‏:

Er is geen migratie na de overwinning van Mekka. (Sahih al-Bukhari 2783, Boek 56, Hadith 2)

In deze gezegde is ook gebruik gemaakt van La nafi lil-kamal: het ontkennen van perfectie. Dit betekent dat in deze uitspraak een specifiek soort migratie ontkend wordt die niet meer plaats zal vinden. De zin betekent dus dat een dergelijke voortreffelijke en heilige migratie niet meer plaats zal vinden na de overwinning van Mekka. En de heiligheid van deze migratie was dat de Profeetsa samen met zijn metgezellen vanwege geloofsachtervolging vanuit zijn land moest immigreren naar een ander land. Aldus gaat het ook hier niet om een algemene uitspraak, en wat ontkent word is de voortreffelijkheid (kamaal) van een dergelijk soort migratie. Imam Razi schrijft over deze gezegde:

 “En wat betreft deze uitspraak “er is geen migratie na overwinning”, hiermee word een specifiek migratie bedoeld.” (Tafseer Kabir onder Hoofdstuk 8, Vers 73)

Hetzelfde regel is toegepast in de woorden “er is geen profeet na mij”. Het gaat hier ook over een specifiek soort profeetschap, het betekend dus dat er geen wetgevende profeetschap meer zal zijn na de Heilige Profeetsa. De gezegde betekent niet dat er geen enkel soort profeet meer zal komen.

(2)- ‏ “‏ هَلَكَ كِسْرَى ثُمَّ لاَ يَكُونُ كِسْرَى بَعْدَهُ، وَقَيْصَرٌ لَيَهْلِكَنَّ ثُمَّ لاَ يَكُونُ قَيْصَرٌ بَعْدَهُ، وَلَتُقْسَمَنَّ كُنُوزُهَا فِي سَبِيلِ اللَّهِ ‏”‏‏:

Wanneer Chosor zal sterven zal er geen Chosor na hem zijn en wanneer Caesar zal sterven zal er geen Caeser na hem zijn. (Sahih Bukhari, Volume 4, Boek 52, Hadith #267)

Op het eerste gezicht lijkt dit een algemene uitspraak, desondanks gaat het hier om een specifieke Caesar en Chosor. De titels die de Heilige Profeetsa heeft gebruikt werden destijds gebruikt voor de regeerders van Iran en de Romeinen. En het is een historische feit dat na hen velen Caesars en Chosors zijn geweest. De betekenis van deze gezegde zoals geleerden ook aangeven is niet dat na het overlijden van Caesar en Chosor er geen Caesar of Chosor meer zal bestaan, want dit is tegen de feiten in. De ware betekenis die ook door geleerden aan deze gezegde is toegeschreven is dat er geen enkel regeerder van gelijksoortige aard zal komen als hen. Na hen zal er geen enkel Caesar of Chosor komen die een dergelijk soort glorierijke macht, rijkdom een bestuur zal bezitten.

De grammaticale constructie van deze gezegde komt precies overeen met de grammaticale constructie van het gezegde “er is geen profeet na mij”. De betekenis van het gezegde “er is geen profeet na mij” draagt dezelfde betekenis als het gezegde “er is geen Caesar na hem”. Aldus de betekenis van de woorden “er is geen profeet na mij” is dat er geen wetgevende profeet zoals de Heilige Profeetsa meer kan komen.

Er is nog een vergelijkbaar voorbeeld te vinden in de Arabische grammatica met het gebruik van la:

“Er is geen jongenspersoon slechts Ali en er is geen zwaard slechts de Zul-fi-qaar”.

Uiteraard betekent deze zin niet dat er geen jongenspersoon meer kan bestaan na Hazrat Alira. Het betekent slechts dat er geen dapper persoon zoals Alira ooit zal ontstaan, dit betekent niet dat jongenspersonen zullen ophouden te bestaan. Hetzelfde geld voor het zwaard zul-fi-qaar. De betekenis is slechts dat er nooit dergelijk soort mooi zwaard zoals de zul-fi-qaar gemaakt zal worden. Deze zin is alleen gebruikt om de hoge rank van Alira en zul-fi-qaar aan te tonen. Hetzelfde geld voor de Hadith “er is geen profeet na mij”, dit betekent slechts dat er geen enkel profeet zoals de Heilige Profeetsa ooit geboren zal worden. De Heilige Profeetsa was een wetgevende profeet, en het gaat daarom dus ook om wet gevende profeetschap. Deze zin is alleen gebruikt om de hoge rank van het profeetschap van de Heilige Profeetsa aan te duiden.

Nogmaals, word de lezer erop geattendeerd dat de redenering van deze gezegde slechts een specifiek soort profeetschap afschaft, naast vele andere feiten ook vanwege het feit dat de Heilige Koran en de Ahadith van de Heilige Profeetsa bewijzen dat een komst van een profeet weldegelijk mogelijk is. De reden dat de betekenis van de tegenstanders niet geaccepteerd kan worden is dat deze in regelrechte tegenstrijd is met de Heilige Koran en Hadith. Daarin staat namelijk dat een komst van een niet-wetgevende afhankelijke profeet wel mogelijk is in de moslim ummah.  Het is daarom van uiterst belang om deze zogenaamde tegenstrijd die ontstaat door de beredenering van de tegenstanders naast de Heilige Koran, Hadith en referenties van heilige leiders en geleerden ook te verwijten in het licht van de Arabische grammatica. En zodoende te bewijzen dat ook het grammaticale gebruik in de gezegdes het standpunt van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap ondersteunt.

Naast het lidwoord la zijn de woorden Ba’di (na mij) ook zeer belangrijk. Het woord dat hiervoor is gebruikt kent in het Arabische taal meerdere betekenissen. En een van die betekenissen is in tegenstrijd of in oppositie van. Volgens deze betekenis zal het gezegde betekenen dat er geen enkel profeet in tegenstrijd of in oppositie van de Heilige Profeetsa kan komen. Aldus een profeet die volledig onderworpen is aan de Heilige Profeetsa en tot uw ummah behoord kan wel verschijnen.

Ook in de Heilige Koran is het woord Ba’d gebruikt in de vorm in tegenstrijd of in oppositie van:

فَبِأَيِّ حَدِيثٍ بَعْدَ اللَّهِ وَآيَاتِهِ يُؤْمِنُون

“In welk woord buiten Allah en Zijn tekenen zullen zij dan geloven?” (Hoofdstuk 45, Vers 7)

In dit vers zijn de woorden Ba’d’Allah gebruikt de vraag is nu: wat betekent dit? Na God? Oftewel na het vergaan van God of in de afwezigheid van God? God Verbied! Uiteraard kunnen beide betekenissen niet kloppen. Ba’d’Allah betekent in oppositie en tegenover God, buiten zijn gehoorzaamheid. Het woord van God getuigd dat het woord Ba’d, ook in tegenstrijd of in oppositie van kan betekenen. Als deze betekenis wordt toegepast aan “er is geen profeet na mij”, verwijst dat ook naar de betekenis dat er geen wetgevende profeet meer kan komen, want de komst van een wetgevende profeet na de Heilige Profeetsa of de komst van iemand buiten uw ummah zal tegenover u komen te staan. Door uw komst is het geloof volmaakt, daarom zal er geen enkel wetgevende profeet na u komen. En er zal ook geen profeet komen die buiten uw ummah en buiten uw gehoorzaamheid zal zijn.

حَدَّثَنَا أَبُو الْيَمَانِ، أَخْبَرَنَا شُعَيْبٌ، عَنْ عَبْدِ اللَّهِ بْنِ أَبِي حُسَيْنٍ، حَدَّثَنَا نَافِعُ بْنُ جُبَيْرٍ، عَنِ ابْنِ عَبَّاسٍ ـ رضى الله عنهما ـ قَالَ قَدِمَ مُسَيْلِمَةُ الْكَذَّابُ عَلَى عَهْدِ رَسُولِ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم فَجَعَلَ يَقُولُ إِنْ جَعَلَ لِي مُحَمَّدٌ الأَمْرَ مِنْ بَعْدِهِ تَبِعْتُهُ‏.‏ وَقَدِمَهَا فِي بَشَرٍ كَثِيرٍ مِنْ قَوْمِهِ، فَأَقْبَلَ إِلَيْهِ رَسُولُ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم وَمَعَهُ ثَابِتُ بْنُ قَيْسِ بْنِ شَمَّاسٍ، وَفِي يَدِ رَسُولِ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم قِطْعَةُ جَرِيدٍ، حَتَّى وَقَفَ عَلَى مُسَيْلِمَةَ فِي أَصْحَابِهِ فَقَالَ ‏”‏ لَوْ سَأَلْتَنِي هَذِهِ الْقِطْعَةَ مَا أَعْطَيْتُكَهَا، وَلَنْ تَعْدُوَ أَمْرَ اللَّهِ فِيكَ، وَلَئِنْ أَدْبَرْتَ لَيَعْقِرَنَّكَ اللَّهُ، وَإِنِّي لأَرَاكَ الَّذِي أُرِيتُ فِيكَ مَا رَأَيْتُ ‏”‏‏.‏ فَأَخْبَرَنِي أَبُو هُرَيْرَةَ، أَنَّ رَسُولَ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم قَالَ ‏”‏ بَيْنَمَا أَنَا نَائِمٌ رَأَيْتُ فِي يَدَىَّ سِوَارَيْنِ مِنْ ذَهَبٍ، فَأَهَمَّنِي شَأْنُهُمَا، فَأُوحِيَ إِلَىَّ فِي الْمَنَامِ أَنِ انْفُخْهُمَا، فَنَفَخْتُهُمَا فَطَارَا فَأَوَّلْتُهُمَا كَذَّابَيْنِ يَخْرُجَانِ بَعْدِي ‏”‏‏.‏ فَكَانَ أَحَدُهُمَا الْعَنْسِيَّ وَالآخَرُ مُسَيْلِمَةَ الْكَذَّابَ صَاحِبَ الْيَمَامَةِ‏.‏

De Heilige Profeetsa heeft gezegd: “Terwijl ik aan het slapen was zag ik dat ik in mijn beide handen twee gouden armbanden droeg. Ik was bezorgd over hen. Ik was toen door goddelijke instructie bevolen in mijn droom om deze weg te blazen. Ik blies hen weg en zij vlogen weg. Ik interpreteer dezen als twee leugenaars die tegenover mij zullen verschijnen.” (Sahih Bukhari, Volume 4, Book 56, Hadith #817)

De Heilige Profeetsa zag in een droom dat hij twee gouden armbanden droeg die hij interpreteerde als twee valse leugenaars Aswad Al-‘Ansari en Musailma Al-Kadhdhab (zij hadden een valse claim gemaakt van profeetschap). Beiden waren aanwezig in uw leven en hadden hun claim al verkondigd in uw leven. Desondanks heeft de Heilige Profeetsa de woorden “Ba’dee” gebruikt.  Dit bewijst dat hier ook het woord “Ba’dee” gebruikt is met de betekenis “in oppositie van”. Zij hadden namelijk tegenover u profeetschap verkondigd. Het woord “Ba’dee” in het gezegde “er is geen profeet na mij” heeft dezelfde betekenis zoals de Heilige Profeetsa het woord hierboven heeft gebruikt. De betekenis is dus, dat er geen profeet na de Heilige Profeetsa zal komen die vrijgesteld zal zijn van uw gehoorzaamheid.

Hoe de Heilige Profeetsa omging met valse profeten dient als een voorbeeld voor de tegenstanders van Ahmadiyyat. De Heilige Profeetsa heeft nooit tegen hen gestreden vanwege hun valse verkondiging. Als Mirza Ghulam Ahmadas God Verhoede een valse verkondiging heeft gemaakt, waar maken de tegenstanders zich dan zorgen om? Zij horen het voorbeeld op te volgen van de Heilige Profeetsa en horen de zaak te overhandigen aan God, want God zelf zegt dat hij valse verkondigers van profeetschap zal vernietigen.

Het huidige gedrag dat tegenstanders vertonen komt overeen met de tegenstanders van profeten zoals vermeld staat in de Heilige Koran. Zij verzinnen talloze onnozele redenen en baseren zich op ongegronde redenen om een persoon die aangesteld is door God te weigeren en misleiden andere onschuldige onwetende mensen zodat zij ook tegen hem en zijn volgelingen opstaan. Zoveel moeite om iemand vals te bewijzen? Als de tegenstanders dezelfde energie hadden verbruikt in de zoektocht naar de ware uitverkorene, zouden zij zeker gezegend zijn met goddelijke zegeningen.

Laten wij nu de betekenis van het woord “Ba’dee” behandelen die door de tegenstanders wordt aangehaald. Volgens de tegenstanders is de regel van zarf zamaan toegepast in deze Hadith. Dit betekent dat het bijwoord “Ba’dee” is gebruikt om een periode aan te geven. De betekenis van de Hadith wordt dan: “na mijn periode zal er geen profeet meer zijn”. De periode van de Heilige Profeetsa is bestemd voor de gehele mensheid en voor alle tijden tegemoet. De Heilige Profeetsa heeft deze feit velen malen benadrukt. De Heilige Profeetsa heeft elders zijn periode aangegeven met de woorden:

بُعِثْتُ أَنَا وَالسَّاعَةَ كَهَاتَيْنِ ‏.‏

“Ik en het uur zijn samen als deze twee vingers herrezen” (Sahih Bukhari 6504, Boek 81, Hadith 93)

De periode van de Heilige Profeetsa omtrent tot het uur, namelijk tot aan de Dag des Oordeels.

Aldus, als deze redenering aanvaardt word betekend dit dat er geen profeet zal komen die uw periode zal beëindigen. En dit kan alleen gebeuren door de komst van een profeet die buiten uw gehoorzaamheid komt. De komst van een profeet die komt in uw vertegenwoordiging zal niet beschouwd worden als een ander profeet of een “nieuwe profeet”.  Hij zal beschouwd worden als uw spirituele wederkomst, welke bestemd was te komen zoals geprofeteerd in Surah Jummah.

Visie van moslimgeleerden

De Ahmadiyya standpunt met betrekking tot deze Hadith is niet nieuw zoals wordt verondersteld door de tegenstanders, maar is door de eeuwen heen door verschillende geleerden en heiligen ook onderwezen. Deze geleerden worden ook erkend door de tegenstanders van Ahmadiyyat. Laat het voor de lezer wel duidelijk zijn dat het aanvaarden van al hetgeen wat voorafgaande geleerden en heiligen hebben onderwezen niet een verplichting is voor ons zoals hetgeen wat vermeld is in de Heilige Koran en de overleveringen van de Heilige Profeetsa.

Deze referenties worden getoond om aan te tonen dat deze leer omgaand het profeetschap van de Heilige Profeetsa niet geheel nieuw en uniek zoals de tegenstanders dat beweren. Nog een reden voor het aanhalen van deze referenties is vanwege een profetie, de Heilige Profeetsa heeft geprofeteerd dat er een tijd zal komen dat de gedachten van zijn ummah zullen afdwalen van het rechte pad, desondanks zal er altijd wel een deel zijn van zijn ummah zijn die op het rechte pad zal blijven, die altijd het juist zal blijven onderwijzen. De Heilige Profeetsa heeft gezegd:

لاَ تَزَالُ طَائِفَةٌ مِنْ أُمَّتِي قَوَّامَةً عَلَى أَمْرِ اللَّهِ لاَ يَضُرُّهَا مَنْ خَالَفَهَا

“Er zal altijd een groep vanuit mijn ummah standhoudend blijven op Gods bevel. Zij die hen bevechten zullen hen geen kwaad kunnen doen, totdat Gods besluit zal komen en zij de mensen zullen overwinnen.” (Ibn Majah Vol. 1, Book 1, Hadith 7 & Sahih al-Bukhari)

Er zullen een aantal referenties worden gegeven van betrouwbare geleerden en hun betrouwbaarheid wordt ook aanvaard door de tegenstanders.

Hazrat ‘Aishara (de vrouw van de Heilige Profeetsa)

قولوا خاتم النبيين، ولا تقولوا لا نبي بعده

“Zeg dat hij (de Heilige Profeetsa) Khatamun Nabbiyeen is, maar zeg niet dat er geen profeet na hem zal zijn.” (Durre Mansoor Volume 5 & Takmilah Majma’ul-Bihar, blz. 85)

Hazrat Imam Mohammed Tahir (overleden in 986 hijrah)

ويقول الإمام محمد طاهر (المتوفى عام 986 هـ) أحد الصلحاء المعروفين، في شرح قول السيدة عائشة رضي الله عنها:

“هذا ناظر إلى نـزول عيسى، وهذا أيضا لا ينافي حديث “لا نبي بعدي”، لأنه أراد لا نبي ينسخ شرعه.”

(تكملة مجمع بحار الأنوار، لمحمد طاهر الغجراتي، ص 502)

“De uitspraak van Hazrat ‘Aisha moge Allah haar zegenen: “zeg dat hij Zegel der profeten is, maar zeg niet dat er geen profeet na hem zal zijn”. Dit verwijst naar de zending van Jezus. En deze uitspraak is niet in tegenstrijd met het gezegde “er is geen profeet na mij”, want deze betekent dat er geen profeet zal komen die zijn wetgeving zal afschaffen.” (Takmilah Majmaʻ biḥār al-anwār fī gharāʼib at-tanzīl wa-laṭāʼif al-akhbār)

Sheikh-ul-Imam Hazrat ibn Khtaieba (overleden in 267 hijrah)

 “(De Heilige Profeetsa ) bedoelde met “er is geen profeet na mij” er zal geen profeet komen die zal afschaffen met wat ik kwam.” (Taqil Mukhtaliful Ahadith Pagina 236)

Imam Abdul Wahab Sharani (overleden in 976 hijrah)

يشرح الشيخ عبد الوهاب الشعراني (المتوفى 976 هـ) حديث “لا نبي بعدي” ويقول:

“فقوله صلى الله عليه وسلم “لا نبي بعدي ولا رسول بعدي”، أي ما ثمّ مَن يشرع بعدي شريعة خاصة.”

(اليواقيت والجواهر للشعراني ج 2 ص 35 دار المعرفة للطباعة والنشر بيروت 1900م)

“Laat het bekend zijn dat de orde van profeetschap niet volledig is gesloten; het is de wet dragende profeetschap dat nu is stopgezet.” Vervolgens verklaarde hij tijdens het uitleggen van de Hadith la nabiyya badi en La rasoola badi dat er geen wet dragende profeet na hem zal zijn.” (Al Yawaqit wal Jewahir, Volume 2, Pagina 39)

In hetzelfde boek beweert u:

“Waarlijk, profeten en boodschappers zijn heengegaan en zullen voortzetten te verschijnen in deze wereld in de toekomst, maar zij zullen zeker onder de Sharia van de Heilige Profeet Mohammedsa onderworpen zijn. Maar meeste mensen zijn onwetend over deze waarheid.” (Pagina 27)

Nawaab Sadeeq Hasan Khan Sahib

Een bekende geleerde van de Ahle-Hadith schrijft:
ويقول السيد نواب نور الحسن خان بن نواب صديق حسن خان

“الحديث “لا وحي بعد موتي” لا أصل له، غير أنه ورد “لا نبي بعدي”، ومعناه عند أهل العلم أنه لن يأتي بعدي نبي بشريعة تنسخ شريعتي.”

 “Het gezegde “er is geen openbaring na mij” is onjuist. Hoewel “Er is geen profeet na mij” wel voorkomt.  De betekenis volgens de geletterden (die commentaar hebben geleverd op deze hadith) is dat er na mij geen profeet zal zijn die een wetgeving met zich mee zal brengen.” (Iqtrab ul Saat Pagina 162)

Sharh van Mishkat al Masabih staat geschreven:

‎وقال شارح “مشكاة المصابيح” محمد بن رسول الحسيني البرزنجي: “ورد “لا نبي بعدي” ومعناه عند العلماء أنه لا يحدث بعده نبي بشرع ينسخ شرعه.”
‎(الإشاعة لأشراط الساعة ص149 دار الكتب العلمية بيروت)

Ook dit verteld ons dat Laa Nabi Badi relateert tot het afschaffen van de wet van de Heilige Profeetsa.

ARGUMENT III: IK BEN DE LAATSTE VAN PROFETEN

Een citaat dat vaak wordt aangehaald om te bewijzen dat er geen profeet meer kan verschijnen na de Heilige Profeet Mohammedsa is de uitspraak ‘Ik ben de laatste van de profeten’. Deze uitspraak is echter incompleet en de volledige uitspraak luidt als volgt:

‏ فَإِنِّي آخِرُ الأَنْبِيَاءِ وَإِنَّهُ آخِرُ الْمَسَاجِدِ

“Ik ben de Laatste van de Profeten, en mijn moskee is de Laatste van de moskeeën.” (Sunan an-Nissa’i 694, Book 8, Hadith 7 & Sahih Muslim 1394 c)

De betekenis van deze beiden uitspraken moeten dezelfde zijn. Wat de betekenis is van ‘laatste der profeten’ is ook de betekenis van ‘laatste der moskeeën’. De moskee van de Heilige Profeetsa is niet de laatste moskee, er worden tot op de dag van vandaag vele moskeeën gebouwd. Maar ongetwijfeld is de moskee van de Heilige Profeet Mohammedsa in glorie en wat betreft zegeningen de laatste van zijn soort. Zo ook is de Heilige Profeetsa de laatste profeet wat betreft meest verheven rang.

Overlevering van Hazrat Abu Hurairahra

In Sahih Muslim staat een overlevering van Hazrat Abu Hurairahra vermeld:

أَخْبَرَنَا كَثِيرُ بْنُ عُبَيْدٍ، قَالَ حَدَّثَنَا مُحَمَّدُ بْنُ حَرْبٍ، عَنِ الزُّبَيْدِيِّ، عَنِ الزُّهْرِيِّ، عَنْ أَبِي سَلَمَةَ بْنِ عَبْدِ الرَّحْمَنِ، وَأَبِي عَبْدِ اللَّهِ الأَغَرِّ، مَوْلَى الْجُهَنِيِّينَ وَكَانَا مِنْ أَصْحَابِ أَبِي هُرَيْرَةَ أَنَّهُمَا سَمِعَا أَبَا هُرَيْرَةَ يَقُولُ صَلاَةٌ فِي مَسْجِدِ رَسُولِ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم أَفْضَلُ مِنْ أَلْفِ صَلاَةٍ فِيمَا سِوَاهُ مِنَ الْمَسَاجِدِ إِلاَّ الْمَسْجِدَ الْحَرَامَ فَإِنَّ رَسُولَ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم آخِرُ الأَنْبِيَاءِ وَمَسْجِدُهُ آخِرُ الْمَسَاجِدِ

Abu Hurairahra heeft gezegd: “Gebed in de moskee van Allah’s Profeetsa is meer waard dan duizend gebeden in andere moskeeën behalve de Masjid al-Haram, voor Allah’s Boodschappersa is de laatste van de Profeten, en zijn moskee is de laatste van de moskeeën.” 

Abu Hurairahra heeft duidelijk verklaard wat hij verstond onder deze Hadith van de Heilige Profeet Mohammedsa. Als commentaar op de Hadith: ‘Ik ben de laatste van de profeten en mijn moskee is de laatste van de moskeeën’ zegt Abu Hurairahra ‘Gebed in de moskee van Allah’s Profeet is meer waard dan duizend gebeden in andere moskeeën’. Dit maakt verder duidelijk dat er werd gesproken over de rank van de Moskee als de Heilige Profeetsa.

BEWIJS UIT DE HEILIGE KORAN DAT PROFETEN KUNNEN VERSCHIJNEN

Ahmadi-moslims geloven dat de Heilige Profeet Mohammedsa de perfecte wet heeft gebracht, de Heilige Koran, en dat na dit Perfecte Boek geen nieuwe wet meer kan komen voor de mensheid. De komst van een nieuwe wet is beëindigd. Ahmadi-moslims geloven dat profeetschap na de Heilige Profeet Mohammedsa uitsluitend te verkrijgen is door volledige gehoorzaamheid van Allah en de Heilige Profeet Mohammedsa. Dit is in volledige harmonie met de Heilige Koran en Ahadith.

Allah verteld ons in de Heilige Koran:

وَمَنْ يُطِعِ اللَّهَ وَالرَّسُولَ فَأُولَٰئِكَ مَعَ الَّذِينَ أَنْعَمَ اللَّهُ عَلَيْهِمْ مِنَ النَّبِيِّينَ وَالصِّدِّيقِينَ وَالشُّهَدَاءِ وَالصَّالِحِينَ ۚ وَحَسُنَ أُولَٰئِكَ رَفِيقًا

 “En wie Allah en deze boodschapper gehoorzaamt, zal zijn onder degenen wie Allah Zijn zegeningen heeft geschonken, namelijk, de profeten, de waarachtigen, de getuigen (martelaars) en de goeden en dezen zijn uitstekende metgezellen.” (Hoofdstuk 4, vers 70)

Dit vers verteld ons dat degene die Allah en de Heilige Profeet Mohammedsa gehoorzaamt ‘onder degenen zal zijn aan wie Allah zijn zegeningen heeft geschonken’. En aan wie schenkt Allah zijn zegeningen? Allah verteld ons: “de profeten, de waarachtigen, de getuigen (martelaars) en de goeden en dezen zijn uitstekende metgezellen.”

Dit vers verteld ons over vier titels die te verkrijgen zijn door Allah en de Heilige Profeetsa te gehoorzamen. Onder deze vier titels valt ook de titel Nabbiyeen, oftewel de Profeten. Dit vers maakt ook duidelijk degene die verheft wordt tot een profeet onderschikt zal zijn aan de Heilige Profeetsa.

Allah zegt in de Heilige Koran:

اللَّهُ يَصْطَفِي مِنَ الْمَلَائِكَةِ رُسُلًا وَمِنَ النَّاسِ ۚ إِنَّ اللَّهَ سَمِيعٌ بَصِيرٌ

“Allah kiest boodschappers uit het midden der engelen, eveneens uit het midden der mensen. Voorzeker, Allah is Alhorend, Alziend.” (Hoofdstuk 22, Vers 76)

Dit vers beschrijft de Sunnah van Allah de Almachtige. Allah heeft ons duidelijk verteld dat hij zijn boodschappers kiest uit het midden der engelen eveneens uit het midden der mensen. In dit vers is het woord yastafi gebruikt. Dit is in mudari, dat zowel het heden evenals de toekomst betreft. Als het alleen voor het verleden bestemd was had het woord Istafa hebben gebruikt in plaats van Yastafi.

Ook verteld Allah ons in de Heilige Koran:

يَا بَنِي آدَمَ إِمَّا يَأْتِيَنَّكُمْ رُسُلٌ مِنْكُمْ يَقُصُّونَ عَلَيْكُمْ آيَاتِي ۙ فَمَنِ اتَّقَىٰ وَأَصْلَحَ فَلَا خَوْفٌ عَلَيْهِمْ وَلَا هُمْ يَحْزَنُونَ

“O, kinderen van Adam, als boodschappers vanuit uw midden tot u komen, die Mijn tekenen aan u voordragen, dan, wie Allah zal vrezen en goede daden verrichten, over hen zal geen vrees komen, noch zullen zij treuren.” (Hoofdstuk 7, Vers 36)

Dit vers maakt ook duidelijk dat dit niet alleen in het verleden gebeurde maar Allah dit zal blijven doen, anders had Allah niet gezegd: “Als boodschapper vanuit uw midden tot u komen”. Wat duidelijk naar de toekomst verwijst in plaats van naar het verleden. Ook verteld Allah ons in de Heilige Koran:

هُوَ الَّذِي بَعَثَ فِي الْأُمِّيِّينَ رَسُولًا مِنْهُمْ يَتْلُو عَلَيْهِمْ آيَاتِهِ وَيُزَكِّيهِمْ وَيُعَلِّمُهُمُ الْكِتَابَ وَالْحِكْمَةَ وَإِنْ كَانُوا مِنْ قَبْلُ لَفِي ضَلَالٍ مُبِينٍ وَآخَرِينَ مِنْهُمْ لَمَّا يَلْحَقُوا بِهِمْ ۚ وَهُوَ الْعَزِيزُ الْحَكِيمُ

Hij is het Die onder de ongeletterden een boodschapper heeft verwekt die Zijn tekenen onder hen verkondigt en hen zuivert en hun het Boek en de wijsheid onderwijst, ofschoon zij voorheen in openbare dwaling verkeerden. En ook anderen die dezen (gelovigen) nog niet hebben ontmoet. Hij is de Almachtige, de Alwijze. (Hoofdstuk 62, Vers 4-5)

Allah verteld ons in dit vers dat de Heilige Profeet Mohammedsa nogmaals zou worden gezonden ‘onder anderen die dezen nog niet hebben ontmoet’, in Sahih-al Bukhari zien we het moment van openbaring van dit vers terug en wat de Heilige Profeet Mohammedsa hierop heeft gezegd:

حَدَّثَنِي عَبْدُ الْعَزِيزِ بْنُ عَبْدِ اللَّهِ، قَالَ حَدَّثَنِي سُلَيْمَانُ بْنُ بِلاَلٍ، عَنْ ثَوْرٍ، عَنْ أَبِي الْغَيْثِ، عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ، رضى الله عنه قَالَ كُنَّا جُلُوسًا عِنْدَ النَّبِيِّ صلى الله عليه وسلم فَأُنْزِلَتْ عَلَيْهِ سُورَةُ الْجُمُعَةِ ‏{‏وَآخَرِينَ مِنْهُمْ لَمَّا يَلْحَقُوا بِهِمْ‏}‏ قَالَ قُلْتُ مَنْ هُمْ يَا رَسُولَ اللَّهِ فَلَمْ يُرَاجِعْهُ حَتَّى سَأَلَ ثَلاَثًا، وَفِينَا سَلْمَانُ الْفَارِسِيُّ، وَضَعَ رَسُولُ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم يَدَهُ عَلَى سَلْمَانَ ثُمَّ قَالَ ‏”‏ لَوْ كَانَ الإِيمَانُ عِنْدَ الثُّرَيَّا لَنَالَهُ رِجَالٌ ـ أَوْ رَجُلٌ ـ مِنْ هَؤُلاَءِ

“Gedurende (de tijd) zaten wij met de Heilige Profeet Mohammedsa toen Surah Al-Jumu’a werd geopenbaard, en het vers, “En Hij (Allah) heeft hem (Mohammed) ook gezonden naar anderen (moslims)…..’ (62.3) was gereciteerd door de Profeet, Ik (Abu Hurairah) zei, “Wij zijn zij, O Allah’s Boodschapper?” De Profeet antwoordde niet totdat ik mijn vraag voor de derde keer had herhaald. Op dat moment, was Salman De Pers ook onder ons. Allah’s Boodschapper zette zijn hand op Salman, zeggend, “Als het geloof bij de  pleiades bereikt, zelfs dan zal een man vanuit deze mensen (o.a Salman’s volk) het terughalen.” (Sahih Bukhari, Volume 6, Boek 60, Hadith #4897)

De Heilige Profeet Mohammedsa maakt duidelijk, dat het geloof volledig zal verdwijnen en dat in deze tijd de Messias zal verschijnen. Deze persoon zal onder de niet-Arabieren zijn en van perzische afkomst. Dit is niemand anders dan Hazrat Mirza Ghulam Ahmadas. Volgens de Heilige Koran was Jezusas slechts een boodschapper voor بني إسرائيل oftewel, de mensen van Israël (Hoofdstuk 3, Vers 50). Dus als Jezusas daadwerkelijk terugkeert druist dit in tegen dit vers. De beloofde persoon is verschenen: Hazrat Mirza Ghulam Ahmadas uit Qadian (de Beloofde Messias en Imam Mahdi).

De Heilige Koran over de komst van de Imam Mahdi of de Beloofde Messias

(door A.H. Akmal, Imam van de Mobarak Moskee)

In de Heilige Qor’aan, hoofdstuk 61, verzen 7 t/m 12, is geschre­ven dat Jezus zei dat na hem een Boodschapper, Ahmad genaamd, zou komen en de mensen over hem zouden zeggen “Hij moet Islam aan­vaarden”. Met andere woorden: hij wordt beschouwd als staande buiten de Islam. Allah zegt in hoofdstuk 61:10 :”Hij is het Die Zijn bood­schapper heeft gezonden met leiding (Hudaa) en met de godsdienst der waarheid (de Islam).” Men zegt dat deze verzen spreken over de Heilige Profeet Mohammad (vzmh), dus over zijn komst. Maar als men wat dieper kijkt vindt men dat hier een andere persoon wordt bedoeld, omdat Allah zegt: “Ik stuurde hem met de Hudaa, de leiding”.

Het woord Mahdi betekent letterlijk: door God geleid naar de ware godsdienst. En verder wordt gezegd: en met de gods­dienst van de waarheid (de Islam). Vers 61:8 maakt duidelijk dat hier een Bood- schapper is gestuurd aan wie God Zelf leiding gaf, maar dat de mensen hem zeggen dat hij buiten de Islam staat. Hij zal worden geroepen naar de Islam. Nu kan men hier duidelijk zien dat deze persoon een andere is dan de Heilige Profeet Mohammad(vzmh), omdat de Profeet zelf de stichter was van de Islam, en niemand hem bui- ten de Islam kan verklaren of tot de Islam kan roepen. Het is ech- ter juist dat hier in de eerste plaats de Heilige Profeet Moham­mad(vzmh) is genoemd, maar in geestelijke zin is de Imam Mahdi bedoeld omdat de Imam Mahdi een geestelijk evenbeeld van hem is.

Hazrat Aisha (ra) werd gevraagd wat het karakter van de Heilige Profeet was. Ze antwoordde: “De Heilige Qor’aan was zijn karak­ter”. Nu zien wij dat de Jamaat Ahmadiyya hetzelfde karakter laat zien. In hoofdstuk 12:109 wordt gezegd dat zij tot Allah zullen roepen, en zijn volgelingen ook Dai-illallah werk zullen doen, en niet tot de afgodsdienaren zullen behoren. Nu kunnen wij in de gehele wereld zien wie Dai-illallah werk doet. Natuur­lijk doet dit alleen de Ahmadiyya Jamaat die de volgelingen zijn van de Mahdi (alaihissalaam). Hier is dus de Mahdi (a.s) bedoeld die hetzelfde karakter laat zien. (hoofdst. Al-Jumah: verzen 3 en 4).

In Surah As-Saff was een profeet voorspeld en in Surah Al-Djumah is gezegd dat Allah de Heilige Profeet Mohammad (vzmh) onder de ongeletterden heeft gestuurd….. en Hij zal de Heilige Profeet ook zenden onder de Akharien (de mensen die na de periode van de verschijning van de Islam in de latere dagen zullen komen). Volgens het Islamitische geloof nu, komt iemand die sterft nooit meer naar de aarde terug. Hoe zal dan de Heilige Profeet Mohammad (vzmh), die 1400 jaar geleden was gestorven, onder de Akharien verschijnen? In feite wordt hier een dienaar van hem bedoeld en deze is de Beloofde Messias. Deze manier van voorspellen is in het Oude Testament ook te vinden, zoals bijvoorbeeld de voorspelling over de komst van de profeet Elia. Aan de andere kant verklaart de Heilige Qor’aan ook dat als iemand aanspraak maakt op dit ambt en die aanspraak vals is: “En indien hij (Mohammad) enige woorden in Onze Naam had uitge­dacht, dan zouden Wij hem zeker bij de rechter­hand hebben gegre­pen, en daarna zijn levensader hebben afgesneden”(69:45-48).

Als dus de Imam Mahdi en Beloofde Messias, Hazrat Mirza Ghulam Ahmad, een valse aanspraak had gemaakt en valse woorden had verteld, terwijl Allah hem dit niet had gezegd, dan zou hij dezelfde vernietigende houding van Allah hebben ontmoet die Hij de Heilige Profeet mohammad(vzmh) in de Qor’aan had beloofd. Maar wij zien met eigen ogen dat het werk van de Imam Mahdi en Beloofde Messias(a.s.) is vooruitgegaan en dat in plaats van vernietiging de hulp en de bescherming van Allah steeds met hem is gebleven.

Nu volgen enkele gezegden van de Heilige Profeet Mohammad(vzmh) om onder Bai’at te blijven en met de jamaat te zijn:

  1. Hazrat Ibne Umar (r.a.) vertelt: Ik hoorde de Profeet (vzmh) zeggen: Iemand die de band van gehoorzaamheid wegneemt zal Allah op de Dag des Oordeels in een situatie ontmoeten dat hij daarvoor geen argument heeft. En als iemand is doodgegaan en er bestaat geen Bai’at (van de Imam) dan is zijn dood zoals de dood van iemand die vََr de Islam (in ongeloof) is gestorven. In een ander verhaal wordt vermeld dat als iemand dood gaat terwijl hij de Jamaat heeft verlaten, hij een dood van jahiliyyat (als iemand die vََr de Islam in ongeloof sterft) sterft. (Muslim Kitaab Al-Amarat Baab Al-amr belazoemi Jamaat inde zahur Al-fitan).
  2. De tijd vََr de komst van de Mahdi(a.s.) in de Hadith:

“Hazrat Huzeifah, zoon van Yamaan, zei: De Heilige Profeet (vzmh) zei: wanneer 1240 jaren zullen verstrijken, zal Allah de Mahdi sturen.” (Al-Najmos Saqib vol. 2 pagina 209).

  1. De naam van zijn land:

De Heilige Profeet (vzmh) zei: “Er zal een groep mensen samen met de Mahdi (a.s.) zijn die de Jihaad (van tabliegh) in Hind zullen doen en de naam van deze Mahdi zal Ahmad zijn. (Al Najmos Saqib vol.2 pag.21)

  1. De Heilige Profeet (vzmh) zei: De Mahdi zal verschijnen in een dorp dat Kada wordt genoemd. Zeker werd volgens de plaatselijke ontwikkeling van de taal Kada eerst Islampur Qadi genoemd, dan werd dit Qadi en vervolgens Qadian.(Baharul Anwaar vol.1 pag.19)

5. Ten aanzien van de waarachtigheid van de Imam Mahdi heeft de Heilige Profeet(vzmh) tekenen vermeld: Hij zegt: “Voorwaar, er zijn twee tekenen voor onze (waarachtige) Mahdi. Deze zijn nooit eerder verschenen sinds de schepping van de hemelen en de aarde.

1) De maan zal in de eerste nacht van de maansverduistering worden verduisterd, en dit zal in de maand Ramadan gebeuren.

2) De zon zal in het midden van de Ramadan of op de middelste dag van de zonsverduistering worden verduisterd. (Dar Qutni vol.1 pag.188).

Dit was letterlijk gebeurd toen Hazrat Ahmad in 1889 aanspraak op dit ambt maakte. De verduistering van de maan en de zon vond plaats op 1311 Hijra of 1894 N.C. Dit is te lezen in de British Encyclopaedia onder 1894 N.C. in India en Amerika.

De komst van de Beloofde Messias en Mahdi(a.s.) in de Hadith.

Met de voorspelling van de komst van de Messias en Mahdi die in de Hadith staat wordt bedoeld dat een Mahdi uit de volgelingen van de Heilige Profeet (vzmh) in de latere dagen met de kleur van Jezus zal verschijnen om de geestelijk toestand van de wereld te verbet­eren. De naam zoon van Maria, die in de Hadith voorkomt is een verwij­zing naar een persoon die uit de Umma van de Heilige Pro­feet (vzmh) met de eigenschappen van, en in overeenstemming met Jezus zou komen.

  1. In het meest bekende boek van de Hadith, “Bukhari”, komt een verhaal van Hazrat Abu Hureira voor: “Hoe zal jullie toestand zijn in de tijd wanneer Ibne Maryam onder u zal verschijnen (maar u moet opletten) dat deze Imam van jullie, van onder uzelf zal zijn. (Bukhari vol.1, pagina 495, Baab Nazoel Iesa – ook te vinden in het boek Musnad Ahmad bin Hambal, vol.2, pagina 236 – gedrukt in Egyp­te).
  2. In het andere meest bekende boek van de Hadith, “Muslim”, komt weer hetzelfde verhaal voor. Hazrat Abu Hureira zegt: “Hoe zal jullie toestand zijn wanneer Ibne Maryam onder u zal nederdalen en hij als Imam uit u zelf het gebed zal leiden?”

In een ander verhaal dat na deze Hadith komt heeft Ibn Abi Zeab gezegd: “Weet u wat het woord ‘Fa Ammakom Minkom betekent?’

Dat hij als Imam uit het midden van u zal optreden. Ik zei: Wilt u dit ons vertellen? Hij zei dat de Messias volgens het Boek van uw Heer (de Heilige Qor’aan) en de Sunnah van uw Profeet (de Heilige Profeet Mohammad-vzmh-) zal optreden als Imam. (Deze Hadith komt voor in Sahih Muslim Ma Sharah Annawawi, vol.1, pag.87).

Derde millenium

In dit derde millennium van onze tijdrekening belijdt, zoals ons wordt verteld, meer dan de helft van de wereldbevolking, die zo’n zes miljard mensen bedraagt, de een of andere godsdienst. Toch schijnt godsdienst te zijn verdwenen uit de dagelijkse gang van zaken en lijkt in dit hoofdstuk van het menselijke leven een bij­komstigheid te zijn geworden. Niet dat er in de wereld geen godsdienstige activiteit is – want we horen veel over acties die plaatsvinden in de naam van de gods­dienst – maar eerder dat de kern ervan is weggenomen, waardoor er een leeg, levenloos omhulsel overblijft dat door sommigen wordt uitgebuit. Wat we daarom van godsdienst waarnemen is op een zo smakeloze manier gemangeld tussen politieke aspiraties van ideologische demagogen en de ego’s van individuen, dat het residu hiervan een complete aanfluiting is van de nobele idealen die godsdiensten eens op deze aarde hebben gevestigd. Godsdienst is een werktuig voor zelfbevordering geworden in plaats van een werktuig voor innerlijke vooruitgang.

Dit wordt ook weerspiegeld in het menselijke gedrag, want menselijke gedrag verraadt gemakkelijk iedere oppervlakkige aanspraak op vroomheid. We kunnen waarnemen dat moreel gedrag, een manifestatie van de menselijke overtuiging, snel aan het verdwijnen is. Als aldus de uiterlijke expressie van de godsdienst verdwijnt, dan is dit een zeker teken dat de innerlijke strijd van het geweten zijn deugdzame werking verliest en spoedig zal imploderen in een niets. Zulk een micro­kosmische catastrofe heeft grote gevolgen voor de macrokosmische toekomst van de mensheid.

De haast om uit deze calamiteit voordeel te behalen is maar al te duidelijk en vormt een parodie van grote omvang. Zij begraaft ware godsdienst onder grote aantallen geestelijken die er aanspraak op maken zijn integriteit te beschermen. Hun geloof is zo afgedwaald van de zuivere oorsprong van godsdienst dat zij niet het hoofd kunnen bieden aan zowel wetenschappelijk onderzoek, als de menselijke rede. Dit is in zichzelf voldoende bewijs voor hun afdwalen, en de hieruit voortvloei­ende verandering in trouw, van trouw aan georganiseerde godsdienst naar trouw aan atheïsme en agnosticisme lijkt in de lijn der verwachting te liggen. Rede dwingt iemand te aanvaarden of te verwerpen, en ook godsdienst kan aan dit zwaard des oordeels dat op alle menselijke acties van toepassing is, niet ontsnappen. Of men dit nu het resultaat van evolutie noemt, of een goddelijke gift, het feit blijft dat dit werktuig van de rede ertoe strekt de mens tot voordeel te zijn. Hieruit volgt dat de oorspronkelijke boodschappen en leerstellingen van godsdiensten tenminste de menselijke rede moeten hebben bevredigd, anders zouden zij weinig aanhangers hebben verworven en slechts korte tijd hebben bestaan. De diepe waarheid en overeenstemming van de oorspronkelijke godsdienstige leerstellingen met de menselijke natuur kan vandaag worden afgemeten aan de invloed die zij zelfs nu uitoefenen, ondanks het feit dat zij door mensenhanden en de tand des tijds zijn aangetast. Hoewel veel hedendaagse godsdiensten slechts een enkele vonk van zulke waarheid te zien geven, is het toch deze vonk die vandaag mensen aantrekt. De woorden van godsdienstige geschriften en van de profeten zijn immens aantrekkelijk door hun waarheid, en het is deze waarheid die door opportunisten en anderen wordt afgetapt en wordt aangeboden tezamen met louter vergulde aanbiedingen onder het vernis van godsdienstige dogma’s. Dit herinnert ons aan het soefi gezegde:

“Het is slechts omdat er zoiets is als echt goud, dat de mensen worden bedrogen door hun namaak.”

Maar hoe staat het met het ware goud, de werkelijke geestelijke schatten? Zijn zij voorgoed verloren? Zulk een situatie zou irrationeel zijn. Als de mens vandaag bestaat, bestaat ook zijn Schepper, en als de mens leiding nodig heeft dan zal zijn Schepper deze zeker uit Zijn barmhartigheid verschaffen. Als voor dit tijdperk een profeet is gezonden, dan zal hij zeker dezelfde kracht van logica in zijn argumenten tonen als de profeten vóór hem deden. Zijn boodschap moet ook rationeel zijn en de menselijke natuur aanspreken. Hij moet ook mensen rondom zich verzamelen ten teken van zijn waarachtigheid, en zijn gemeenschap moet tegen alle tegenstand weerstand bieden en verder moet haar gedrag een afspiegeling zijn van haar innerlijke overtuiging en de waarheid van haar geloof. Zulk een gemeenschap moet een beroep doen op de menselijke logica en het moet dus slechts zinvol zijn deze gemeenschap te volgen.

De Islam is een grote godsdienst

De Islam is een grote godsdienst. Het geheim van zijn grootheid ligt in de volledige en volmaakte leringen van de Heilige Koran, en in het feit dat de Stichter van de Islam, Sayedna Mohammad Mustafa (s), deze le­ringen in zijn hele omvang in praktijk bracht. Zo werd hij een volmaakt en levend voorbeeld van wat hij onderwees.

De diepe en onbreekbare verhouding tussen zijn praktijk en zijn lerin­gen lieten een onuitwisbare indruk achter op zijn Metgezellen. Toen na zij n dood aan zijn vrouw Ayesha over het leven van Sayedna Mohammad Mustafa (s) werd gevraagd, was haar antwoord:

“Zijn leven was de Koran.”

Er was geen tegenspraak tussen zijn woord en het Woord van God. Zijn openbaring was zuiver, zonder de minste reflectie van zijn persoonlijke wensen. De Heilige Koran bevat deze getuigenis over hem:

“Hij zegt niets vanuit zijn eigen ik; al zijn uitspraken zijn in overeenstemming met de Goddelijke openbaring.”

Geen wonder, dat hij in de Heilige Koran wordt voorgesteld als een vol­maakt voorbeeld voor de hele mensheid voor alle tijden. De Almachtige God zegt in de Heilige Koran:

“Voor u is een edel voorbeeld te vinden in de Profeet van God.”

Een selectie van verzen uit de Heilige Koran, die betrekking hebben op enkele belangrijke aspecten van menselijk belang, is al gepubliceerd. Hier wordt een korte selectie gepresenteerd van Hadith, d.w.z. overleveringen betreffende het leven, de daden en de gezegden van de Heilige Profeet (s) Het bestuderen van deze gezegden verschaft een korte inleiding tot het dagelijkse leven van de Heilige Profeet (s), alsmede over zijn gebeden, zijn hoge morele standaard en zijn preekstijl.

Hoewel van sommige overleveringen wordt bericht dat ze gedurende het leven van de Heilige Profeet (s) zijn geschreven, werden de meeste overleveringen zo’n 200 jaar na zijn overlijden aan het papier toevertrouwd. Ondanks het feit, dat de meeste overleveringen na zo’n lange tijd werden verzameld, mogen ze toch als hoogst betrouwbaar worden beschouwd in het licht van het volgende:

Omdat het woord van de Heilige Profeet (s) zeer hoog werd geacht, werd het door zijn metgezellen onmiddellijk in het geheugen geprent en vervolgens herhaalde malen doorverteld en onderling talloze malen besproken. De tweede belangrijke factor is, dat zijn woord met grote religieuze toewijding en devotie werd behandeld. Elke toevoeging of zelfs een geringe afwijking van zijn oorspronkelijke woorden werd opgevat als een misdaad, waarvoor men aan God verantwoording schuldig was. De woorden van de Heilige Profeet (s) zelf waren:

“De hel zal de woonplaats worden van iemand, die aan mij iets toeschrijft, wat ik niet heb gezegd.”

Ten derde, wanneer mensen dingen over hem of van hem aan anderen vertelden, dan was het de gewoonte van de ontvanger van zo’n bericht, niet alleen in het geheugen te prenten, wat hem werd verteld, maar ook de naam en bijzonderheden van de persoon, die het hem vertelde, zodat hij, wanneer zijn woord werd betwijfeld, de bron kon noemen. Het vierde belangrijke aspect is, dat de Arabieren beroemd waren om hun uitstekende geheugen, zelfs voor de komst van de Heilige Profeet (s) Het was niet vreemd onder hen mensen te vinden, die 100.000 of zelfs meer verzen van Arabische dichters uit hun hoofd kenden. Hieraan moet worden toegevoegd dat het een normale gewoonte was de familiestamboom uit het hoofd te kennen. Na de komst van de Heilige Profeet (s) werd de morele norm van zijn volgelingen tot een zeer hoge graad opgevoerd en werd in het bijzonder de gewoonte om te overdrijven veroordeeld. Verder werd in de Heilige Koran niet alleen grote nadruk gelegd op waarheid, maar ook op het staven van beweringen.

Ten gevolge van deze factoren werden de overleveringen van de Heilige Profeet van de Islam (s) met zeer bijzondere zorg behandeld, een zorg die onbekend was bij andere methoden van het verzamelen van historisch materiaal.

Tijdens het verzamelen van deze gezegden werkten Moslim geleerden zo nauwgezet, en werd zoveel aandacht geschonken aan nauwkeurigheid, dat geen verzameling van andere historische gegevens vergeleken kan worden met de samenstelling van de gezegden van de Heilige Pro­feet van de Islam (s) Elke schakel in de keten van vertellers van een afzonderlijke overlevering wordt precies opgegeven in de hoofdwerken van de Hadith. Zelfs de studie van het karakter van de vertellers en hun betrouwbaarheid ontwikkelde zich tot een studie apart. Als gevolg daarvan ontstond voor het eerst in de geschiedenis een nieuwe vorm van kennis betreffende de analyse van overleveringen.

Voor die lezers, die erg weinig weten over de Islam, moeten we hier vermelden, dat van de talloze boeken, die over het onderwerp overleverin­gen zijn geschreven, zes boeken als buitengewoon belangrijk worden beschouwd door Moslim geleerden. Die boeken zijn bekend als Sihah Sittah (de Zes Authentieke Boeken) De meeste overleveringen in deze korte verzameling komen uit deze zes boeken. Hieronder volgt een korte introductie tot deze boeken en tot de geleerden, die verantwoordelijk zijn voor de samenstelling ervan:

Sahih Bukhari: Dit boek wordt beschouwd als het meest authentieke boek na de Heilige Koran. De samensteller van dit boek is Mohammad Isma’il uit Bukhara, gewoonlijk bekend als Imam Bukhari (194-256 A.H., 816-878 A.D.)

Sahih Muslim: Op de tweede plaats wat belangrijkheid betreft staat Sa­hih Muslim. Dit werd samengesteld door Moslim bin al Hajaj, geboren in Neshapur in Khorasan (202-261 A.H.)

Jdmi’al-Tirmizi: Het boek op de derde plaats is Jami’al-Tirmizi. De sa­mensteller, Imam Mohammad bin’Isa is geboren in Tirmidh (209-279 A.H.)

Sunan Abu Da’ud: Het volgende boek is Sunan Abu Da’ud, samenge­steld door Sulaiman bin al-Asha’t, bekend als Abu Da’ud (202-275 A.H.)

Sunan ibn Mdjah: Beschouwd als vijfde wat authenticiteit betreft is Su­nan ibn Majah. Het werd samengesteld door Mohammad bin Majah, die uit de beroemde stad Qizwin in Iraq kwam (209-275 A.H.)

Sunan Nisd’i: Het zesde boek is Sunan Nisa’i. Het werd samengesteld door Ahmad bin Shu’aib, bekend als Nisa’i, genoemd naar de stad Nisa in Khorasan (215-306 A.H.)

Muwatta Imam Malik: Een andere zeer belangrijke verzameling van overleveringen naast de Sihah Sittah (de Zes Authentieke Boeken) is bekend als Muwatta Imam Malik. De samensteller, Malik bin Anas, is gewoonlijk bekend als Imam Malik. Dit boek wordt niet bij de Sihah Sittah gerekend aangezien het in de eerste plaats wordt beschouwd als een boek over rechtskunde, omdat de overleveringen meestal geciteerd worden bij discussies over juridische problemen. De authenticiteit van de overleveringen, geciteerd in Muwatta Imam Malik, kan worden beoordeeld door het feit, dat ze alle worden geciteerd in Sahih Bukhari en in Sahih Muslim. Imam Maliks rang tussen de samenstellers van overleve­ringen is zo hoog, dat hij bekend is als Imamul Muhaddithln (de leider van de samenstellers), en alle samenstellers hebben getuigenis afgelegd van zijn verheven positie.

De wederkomst van Jezus

― In  naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle ―
 
De Wederkomst van Jezus
(de Beloofde Messias)
 
Want zoals de bliksem komt van het oosten en licht tot het westen, zo zal het zijn met de komst van de Mensenzoon…
Terstond na de verschrikkingen van die dagen zal de zon worden verduisterd en de maan zal geen licht meer geven; de  sterren zullen van de hemel vallen. (Matth. 24: 27 en 29)

Dit onderwerp is in deze tijd voor ons allen heel belangrijk. De drie belangrijkste godsdiensten  Jodendom, Christendom en Islam wachten op Jezusas. De Joden wachten nog steeds op de eerste komst van de Messiasas terwijl Christenen en Moslims op de tweede komst van de Messiasas wachten. Jezusas  heeft gezegd dat hij zal wederkomen voor de hervorming van de mensheid. Hij zal terugkomen op aarde om Gods heerschappij te vestigen. Jezusas zegt hierover:

Ik zal u niet als wezen achterlaten; ik kom tot u terug. (Joh. 14:18). Verder: En wanneer ik zal zijn heengegaan om u een plaats te bereiden, dan kom ik terug, en zal u tot mij nemen.(Joh. 14:3).

In de Islam zijn er ook profetieën over de tweede komst van Jezusas. De Heilige Profeetsa van de Islam heeft over de tweede komst van Jezusas voorspeld:

Hoe zult u zijn, wanneer de zoon van Maria onder u nederdaalt en uw Imam uit uw midden zal zijn?(Muslim, een bekend boek van de gezegden van de Heilige Profeetsa).

Ook heeft hij enkele tekenen genoemd die met zijn verschijning zouden samengaan, zoals een zons- en maansverduistering, het ontstaan van nieuwe transportmiddelen, het plaatsvinden van politieke en economische veranderingen en het uitbreken van epidemieën, etc, etc.

Iets meer dan honderd jaar geleden beweerden zowel Moslims als Christenen dat de tijd van de tweede komst van Jezusaswas aangebroken. Sayyed Mir Abdul Hayy (een belangrijk Islamitisch geleerde) schreef in zijn boek Hadithul-Ghasijah:

De Beloofde Messias zal in het zevende jaar van de veertiende eeuw verschijnen, hetgeen volgens de Christelijke jaartelling in het jaar 1889 is.

Een bekende Christelijke geleerde J.B. Dimble schrijft in zijn boek The Appointed Time, dat het nieuwe tijdperk van de negen methoden in beide diagrammen 5896½ is, en in ons tijdperk het jaar 1898¼ is. Een team van Christelijke geleerden kwam bijeen om diverse profetieën betreffende de tweede komst van Jezusas aandachtig te bestuderen. Dit team verklaarde na een diepgaand onderzoek via. het boek Malinal Daan, dat in 1884 verscheen, dat de tweede verschijning van Jezusas in 1873 zou hebben plaatsgevonden. Er werd ook verklaard dat hij (Jezusas) tot 1914 zijn heiligen zou verzamelen. In het Christendom bestaan er vele boeken die de komst van Jezusas aan het einde van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw voorspellen, zoals His Glorious Appearing, Christ’s Second Coming, The Coming of the Lord en voorspellingen in kranten zoals in de      Free-thinker London, 7 oktober 1900.

Precies op het moment dat de mensen uitzagen naar de komst van de verwachte Messias, maakte Hadrat Mirza Ghulam Ahmadas uit Qadian (India) er aanspraak op die Messias te zijn. Hij zei dat God hem had meegedeeld dat hij de Messias van die tijd was. Hij was ook de enige persoon ten aanzien van wie de voorspelde tekenen in vervulling gingen. Het belangrijkste teken in dit verband was wel de zons- en de maansverduistering die voorspeld was door zowel Jezusas (Matth. 24:29) als door de Heilige Profeet Muhammadsa. Jezusas zegt:

Want zoals de bliksem komt van het oosten en licht tot het westen, zo zal het zijn met de komst van de Mensenzoon…

Terstond na de verschrikkingen van die dagen zal de zon worden verduisterd en de maan zal geen licht meer geven; de  sterren zullen van de hemel vallen.

(Matth. 24: 27 en 29)

Niet alleen het teken van de zon- en de maaneclips werden door Jezusas vermeld, maar ook het teken van vallende sterren. Dit werd vervuld in november 1833 toen duizenden meteorieten in de hemel werden waargenomen. In deze profetie van Jezusas wordt ook de vergelijking gemaakt met de bliksem die uitschiet van het oosten en licht tot in het westen. Het is merkwaardig dat de ‘Mensenzoon’, de Beloofde Messiasas, optrad in het oosten en zijn werken zich nadrukkelijk uitstrekten tot in het westen, zoals bijvoorbeeld in 1955 het bouwen van de eerste moskee in Nederland.

De Heilige Profeetsa heeft  ook dit hemelse teken gedetailleerd uitgelegd. In het boek van zijn gezegden Dar Qutni. lezen wij:

Voor de Mahdi zijn er twee grote hemelse tekenen die sinds de begintijd van de hemelen en de aarde nooit hebben plaatsgehad, en dat zijn de maaneclips op de 13de  nacht, en de zoneclips op de 28ste dag in de maand Ramadan. Deze twee tekenen zijn nooit verschenen in de tegenwoordigheid van iemand die er aanspraak op maakte de Beloofde Messias te zijn.

Deze profetie ging letterlijk in vervulling in de maand Ramadan 1894 in één gedeelte van de wereld, en in het jaar daarop in de rest van de wereld, drie jaar nadat de Beloofde Messiasas zijn aanspraak bekend maakte.

De Beloofde Messiasas ontving vele openbaringen van God, zoals:

Ik zal uw boodschap uitdragen tot aan de uiteinden van de aarde.

Hij ontving de openbaring dat mensen uit de gehele wereld naar hem toe zouden komen en dat de wegen en paden als gevolg hiervan zouden worden aangestampt. Hem werd verder verteld dat zijn gemeenschap voorspoedig zou zijn en dat zelfs koningen hem zouden aanvaarden. Hij zei:

O mensdom, luistert! Dit is de profetie van God, Die de hemelen en de aarde heeft geschapen.

Hij zal deze Beweging in alle landen verspreiden en haar over allen de suprematie verlenen door rede en argument.

Hadrat Mirza Ghulam Ahmadas stichtte in 1889 de Ahmadiyya Moslim Djama’at. Thans is zijn gemeenschap verspreid over meer dan 200 landen. De explosieve groei van deze Gemeenschap brengt het aantal leden nu op meer dan 70 miljoen. Zo vervult God Zijn beloften en helpt Hij Zijn dienaren. Hij ontving de volgende profetie:

Ik zal hem helpen die u helpt, en hem vernederen die u vernedert.

Wij zien dan ook dat het eind van zijn grote tegenstanders steeds desastreus was. Ook deze profetie is op treffende wijze in vervulling gegaan in vele gevallen. Als voorbeelden noemen wij  Pandit Lekh Ram, de leider van de Hindoe-sekte, Arya Samadj, die de Heilige Profeet Muhammadsa bespotte en belasterde. De  Beloofde Messiasas trachtte hem van deze gewoonte af te brengen, echter zonder resultaat. Lekh Ram volhardde in zijn beschimpingen en de Beloofde Messiasas  ontving de openbaring:

Binnen de tijd van zes jaar zal deze man worden  gestraft voor het belasteren van de Heilige Profeetsa.

In een andere openbaring vertelde God de Beloofde Messiasas dat de afrekening zou plaatsvinden op een dag die zou voorafgaan aan het Ied-feest. Een onbekende stak Lekh Ram neer in zijn huis. De dader kon ondanks een  grote klopjacht niet door de politie worden aangehouden. Op de dag van de moord, 6 maart 1897, volgde het Ied-feest.

Nog een voorbeeld van goddelijke steun is de ondergang van John Alexander Dowie uit de Verenigde Staten, die er in 1892 aanspraak op maakte de voorloper te zijn van de tweede komst van Jezusas. Hij stichtte een bloeiende  gemeenschap van volgelingen in Zion-city ten noorden van Chicago. Hij beledigde de Islam, de Heilige Profeetsa van de Islam en de Beloofde Messiasas via de pers, hetgeen in Amerika en Europa veel aandacht trok. In december 1903 ging hij openlijk een gebedsduel aan met de Beloofde Messiasas. Kort hierop werd hij ziek. Hij kreeg verlammingen, zijn toestand verergerde en hij kon nauwelijks nog spreken. Zijn laatste volgelingen verlieten hem. Hij stierf tenslotte zoals door de Beloofde Messiasas was voorspeld in zijn profetie van 8 maart 1904.

De Beloofde Messiasas ontving de profetie dat hij en zijn gemeenschap zouden worden beschermd tegen een naderende pestepidemie. Dit geschiedde inderdaad, ondanks het feit dat hij en zijn gemeenschap zich niet lieten inenten tegen de pest om de mensen het argument te ontnemen dat de bescherming van hem en zijn gemeenschap te danken was aan hun inenting. Hij deelde ons mee dat hij de Messias is die is gekomen in de geest en met de eigenschappen van Jezusas. Hij kwam op dezelfde wijze als de voorspelling over de tweede komst van Eliasas in vervulling ging met de komst van Johannes de Doperas. Hij is de Messias van deze tijd voor zowel de Moslims als de Christenen. Ten aanzien van Jezusas zei hij dat hij een ware profeet van God was die in nauw contact met Hem stond en dat hij daarom niet kon zijn vervloekt door aan het kruis te sterven. Dit is namelijk in tegenstrijd met hetgeen wij in de Bijbel lezen, namelijk dat hij die aan het kruis wordt gehangen vervloekt is (Galaten 3:13). Hij werd dus van de kruisdood gered en stierf een natuurlijke dood op hoge leeftijd in Kasjmir. Hij zou daarom niet zelf terugkeren, maar iemand zou terugkeren in zijn geest. Het heilige boek van de Moslims, de Heilige Qur’an, bevestigt de natuurlijke dood van Jezusas in 30 verzen. Zo lezen wij in Soera Ali Imraan in vers 145:

Waarlijk, alle boodschappers vóór hem (Mohammad sa) zijn heengegaan.

Hadrat Mirza Ghulam Ahmadas is de Beloofde Messias. In zijn persoon werden alle voorspelde tekenen vervuld. Hij kwam op de vastgestelde tijd. Hij werd beschermd tegen zijn vijanden terwijl zijn tegenstanders ten onder gingen. Zijn profetieën gingen alle in vervulling en gaan ook nu nog in vervulling. Zijn gemeenschap is voorspoedig.

Hiermee informeren wij u over de terugkomst van de Messiasas en nodigen wij u uit  om te onderzoeken of deze persoon de lang verwachte persoon is.

Wat is de Islamitische Jihad?

Jihad is een Arabisch woord dat betekent: streven naar een bijzonder doel. Als in de Heilige Qor’an Allah (God) de mensen oproept tot de Jihad betekent dit het zich inspannen voor een nobele zaak. Deze Jihad kan worden verricht op vele manieren, welke alle beogen vrede in de samenleving te bevorderen.

De strijd voor zelfverbetering: Deze wordt beschouwd als de grootste Jihad omdat dit de strijd is tegen onze zelfzuchtige verzoekingen, zoals hebzucht, wellust en wereldse verlangens. Deze strijd eist meer zelfdiscipline van ons, zodat wij een morele controle over onze gedachten en daden kunnen hebben.

De plicht van de moslims om de ware boodschap van de Islam over te brengen aan anderen: De Heilige Qor’an benadrukt dat deze vorm van Jihad moet worden verricht met wijsheid, tolerantie en respect voor anderen en hun geloof, terwijl hierbij het gebruik van dwang of geweld is verboden.

Het besteden van de rijkdom die men bezit om behoeftigen te helpen: Het helpen van hen die in nood verkeren, ongeacht hun kleur, geloof of ras, is een vorm van Jihad die niet alleen helpt om het lijden van de mensheid te verlichten, maar die ook sociale vrede en harmonie vestigt tussen de rijken en armen.

De defensieve strijd: De Heilige Qor’an heeft duidelijk gemaakt dat deze vorm van Jihad (welke een Jihad is van de lagere orde) alleen kan plaatshebben onder bepaalde omstandigheden. Deze omstandigheden worden beschreven in de volgende verzen van de Heilige Qor’an:

Toestemming om te vechten is gegeven aan degenen tegen wie wordt gevochten, omdat hun onrecht is aangedaan, en voorzeker heeft Allah de macht hen bij te staan – degenen die ten onrechte uit hun huizen werden verdreven, alleen omdat zij zeiden: “Onze Heer is Allah”. En indien Allah sommige mensen niet door middel van anderen tegenhield, zouden zeker kloosters, kerken, synagogen, en moskeeën waarin dikwijls de naam van Allah wordt herdacht, zijn afgebroken. (22:40-41)

Hieruit is duidelijk dat moslims alleen de wapens kunnen opnemen ter zelfverdediging als zij het slachtoffer zijn van onderdrukking, als hun situatie levenbedreigend is en als zij uit hun huizen zijn verdreven simpelweg voor het beoefenen van hun godsdienst.

In feite moeten moslims als zij worden vervolgd voor het beoefenen van hun geloof, eerst de plaats waar zij worden onderdrukt, verlaten en een nieuwe verblijfplaats zoeken.

Als zelfs in hun nieuwe verblijfplaats de onderdrukker hun levens blijft bedreigen en voortgaat hen aan te vallen met de bedoeling hen ervan te weerhouden hun godsdienst te beoefenen, dan is aan de moslims het recht gegeven om ter zelfverdediging de wapens op te nemen.

Het is belangrijk op te merken dat deze strijd alleen defensief mag zijn en niet offensief. Dit wordt in de Heilige Qor’an als volgt bevestigd:

En strijd voor de zaak van Allah tegen degenen die tegen u strijden, maar overschrijd de grens niet. Voorzeker, Allah heeft de overtreders niet lief. (2:191.)

Als de noodzaak tot een defensieve strijd optreedt, dan verschaft de Islam de moslims duidelijke instructies betreffende hetgeen wel en hetgeen niet moet worden gedaan, bijv. burgers die niet tegen moslims strijden, moeten niet worden aangevallen, bezittingen zoals gewassen of andere bronnen van voedsel en water, ziekenhuizen, weeshuizen, plaatsen van aanbidding (van alle religies) moeten niet worden verwoest, en vrouwen, kinderen, oude mensen en invaliden moeten met rust worden gelaten. Het is daarom heel duidelijk dat het doel van een dergelijke strijd het herstellen van vrede is en niet het bevorderen van agressie.

Jihad in al zijn vormen is daarom een middel om vrede in zowel onszelf, als in onze samenleving te bevorderen. Iedere actie die niet de vrede bevordert, kan daarom niet als Jihad worden bestempeld.

Wat is het standpunt van de Islam met betrekking tot terrorisme?

De Islam bestrijdt terrorisme in al zijn vormen, omdat het woord ‘Islam’ letterlijk vrede betekent. De verplichting voor de moslims om vrede te handhaven is zo diep geworteld in de Islam dat de Heilige Qor’an ware moslims als volgt beschrijft:

En de dienaren van de Barmhartige zijn zij die met nederigheid op aarde wandelen, en als de onwetenden hen aanspreken, zeggen zij: “Vrede!” (25:64)

De vierde khalifa (kalief) van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap, Hadhrat Mirza Tahir Ahmad, heeft in duidelijke bewoordingen het standpunt van de Islam uiteengezet. Hij zei: “Islam verwerpt en veroordeelt iedere vorm van terrorisme ten stelligste. Hij verschaft geen dekmantel of rechtvaardiging voor welke daad van geweld dan ook, of deze wordt begaan door een individu, een groep of een regering…. Ik veroordeel krachtig alle daden en vormen van terrorisme, omdat het mijn diep geworteld geloof is dat niet alleen de Islam, maar geen enkele ware godsdienst, wat ook zijn naam is, geweld en het vergieten van bloed van onschuldige mannen, vrouwen en kinderen in de naam van God kan goedkeuren.”

Wat is het standpunt van de Islam met betrekking tot gehoorzaamheid aan de wetten van het land?

In de Islam is gehoorzaamheid aan de wetten van het land een godsdienstige plicht. De Heilige Qor’an beveelt moslims om niet alleen aan Allah en de Heilige Profeet Mohammed s.a. trouw te zijn, maar ook aan het gezag waaronder zij leven. Hij verklaart:

O u die gelooft, gehoorzaam Allah en gehoorzaam Zijn Boodschapper en degenen die over u gezag hebben. (4:60).

Deze plicht is verder uiteengezet door Hadhrat Mirza Masroor Ahmad, het huidige hoofd van de over de gehele wereld verspreide Ahmadiyya Moslim Gemeenschap, die zei:

“Een ware Moslim kan nooit in haat zijn stem verheffen tegen zijn medeburgers, noch tegen het heersende gezag of de regering. Het is de verantwoordelijkheid van een ware moslim dat hij loyaal moet blijven en zich ten volle moet houden aan de wetten van het land waarvan hij een onderdaan is.” (Toespraak bij de opening van de Baitul Futuh moskee in Morden, Surrey, in oktober 2003)

NB Nummering Koranverzen: De Ahmadiyya Moslim Gemeenschap beschouwt de “tasmiyah” (“In Naam van Allah…”) als onderdeel van de Surah. De tasmiyah is daarom ook meegeteld in de nummering van de Surah. In sommige andere Korans is dit niet het geval. Hierdoor kan een vers dat hier wordt geciteerd als 10:100, in andere Korans genummerd zijn als 10:99, vers 2:257 in andere Korans als 2:256, etcetera. De tekst van alle Korans is echter dezelfde.

Wat is de straf voor afvalligheid in de Islam?

Er is geen straf voor afvalligheid in de Islam. Bovendien is er geen enkel voorbeeld van enige straf voor afvalligheid die werd toegekend door de Heilige Profeet Mohammed s.a.

De Islam benadrukt vrijheid van godsdienst voor allen en laat het aan de mensen over de godsdienst van hun keuze te volgen. Hierover verklaart de Heilige Qor’an:

Er is geen dwang in de godsdienst. (2:257)

Voor u uw godsdienst, en voor mij mijn godsdienst. (109:7)

Vrijheid van godsdienst vormt daarom een grondbeginsel in de Islam, en dit maakt duidelijk dat godsdienst een persoonlijke aangelegenheid is tussen de mens en God. Mensen zijn vrij te geloven in welke godsdienst dan ook zonder enige bestraffing door de mens (Heilige Qor’an 4:138). De Islam herinnert ons er wel aan dat wij voor God verantwoordelijk zullen worden gehouden voor ons geloof en onze daden.

Wat is de straf voor godslastering in de Islam?

Er is geen straf in de Islam voor godslastering. Zo’n straf wordt niet voorgeschreven in de Heilige Qor’an en niet in de overleveringen van de Profeet Mohammed s.a.

De Islam bevordert respect voor alle godsdiensten voor de zaak van vrede in de samenleving, en legt geen enkele straf op voor godslastering, ondanks het feit dat dit voor gelovigen aanstootgevend kan zijn.

Mogen niet-moslims een moskee binnengaan?

Het is iedereen toegestaan een moskee te betreden zolang men schoon is en fatsoenlijk gekleed. Men moet vóór het binnengaan van de gebedsruimte de schoenen uittrekken opdat de moskee schoon blijft. Tijdens de gebeden namelijk buigen zij die bidden zich ter aarde. Mensen van ieder geloof mogen ook in een moskee bidden zolang zij geen afgoden aanbidden. Een goed voorbeeld hiervan is de toestemming die de Profeet Mohammed s.a. gaf aan een groep christenen om hun gebedsdienst te houden in zijn moskee in Medina (Zurqani).

De Ahmadiyya Moslim Gemeenschap Nederland heeft in 1955 de eerste moskee van Nederland, de Mobarak Moskee in Den Haag, gebouwd. (zie foto). Als u een moskee wilt bezoeken of u wilt informatie over de Islam dan kunt u met ons contact opnemen.

Wat geloven moslims met betrekking tot vroegere profeten en geschriften?

Twee van de zes geloofsartikelen van de moslims zijn het geloof in de Profeten van God en het geloof in de goddelijke geschriften. Daarom geloven moslims dat alle profeten door God zijn gezonden en dat de geschriften in hun oorspronkelijke vorm goddelijke openbaringen waren die naast andere zaken de absolute eenheid van God onderwezen.

Volgens de Heilige Qor’an heeft God Zijn Boodschappers gezonden naar iedere natie.

Hij verklaart:

Er is geen volk tot welk geen boodschapper is gezonden. (35:25))

En voor ieder volk is er een boodschapper. (10:48)

Sommige profeten worden in de Heilige Qor’an zelf genoemd, zoals Adam, Abraham, David, Salomo, Mozes, Jezus en Mohammed (vrede zijn met hen allen). Andere profeten (die niet met naam in de Heilige Qor’an zijn genoemd) zijn Zoroaster, Krishna en Confucius (vrede zij met hen allen), om slechts enkele te noemen.

Zoals eerder genoemd geloven moslims niet alleen in alle vroegere profeten, maar ook in de openbaringen en de geschriften die aan deze profeten door God werden gegeven. In de Heilige Qor’an zelf worden vier geopenbaarde boeken buiten de Heilige Qor’an, genoemd. Deze zijn:

Suhuf

(Geschriften van Abraham, vrede zij met hem, 87:20)

Van de Suhuf van Abraham is thans niets bekend. Deze teksten zijn waarschijnlijk nooit op schrift gesteld.

Tauraat

(Torah van Mozes, vrede zij met hem, 3:4)

De Tauraat omvat de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse Bijbel en bevat de volledige wet voor de Israëlieten. Deze vijf boeken zijn: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium. Samen zijn deze vijf boeken bekend als de Pentateuch. De Torah werd door de generaties heen mondeling overgeleverd en werd tenslotte op schrift vastgelegd enkele honderden jaren na Mozes (vrede zij met hem).

Zabur

(Psalmen van David, vrede zij met hem, 4:64)

Tegenwoordig is erg weinig bekend van de Zabur, of de openbaringen van de Profeet David (vrede zij met hem). In de Hebreeuwse Bijbel zijn vele psalmen (heilige gezangen of hymnen) die aan David (vrede zij met hem) worden toegeschreven en welke deel kunnen uitmaken van de Zabur.

Indjiel

(Het Evangelie van Jezus Christus, vrede zij met hem, 5:47)

De Indjiel of het Evangelie werd geopenbaard aan de Profeet Jezus (vrede zij met hem), maar werd niet tijdens zijn leven opgetekend. Na zijn dood werden pogingen gedaan om zijn leer op schrift vast te leggen. Uit de vele van dergelijke verslagen werden er vier door de vroege Kerk als officiële verslagen van de leer van Jezus (vrede zij met hem) geselecteerd. Deze vier versies van het Evangelie zijn tegenwoordig bekend als de Evangeliën van Mattheus, Lukas, Markus en Johannes. Er zijn echter andere Evangeliën (die niet in de Bijbel zijn opgenomen) die ook belangrijke informatie bevatten over het leven en de leer van Jezus (vrede zij met hem).

Met uitzondering van de Heilige Qor’an hebben geen van de geopenbaarde boeken hun oorspronkelijke vorm behouden.

Betekenis van Khatam al-Nabbiyeen?

De betekenis van Khatam al-Nabiyyin

Er wordt over het algemeen geloofd dat de Heilige Koran het opheffen van profeten van allerlei soort leert. Er bestaat een vers dat de Heilige Profeet (vzmh) beschrijft als Khatam al-Nabiyyin. Laten we dit vers waarin zich deze be­schrijving bevindt bekijken.

“Mohammad is niet de vader van een uwer mannen, maar de boodschapper van Allah en het zegel der Profeten.”(Koran 33:41).

Maar wat is de betekenis van Khatam al-Nabiyyin? Laten we eraan denken dat in de Heilige Tekst het woord waar het op aankomt Khatam is en niet Khatim. Khatim betekent de laatste, maar Khatam betekent zegel. Mohammad (vzmh) is volgens de Heilige Koran het Zegel van alle profeten. Het is dan ook niet verwon­derlijk dat de grote geleerden van onze godsdienst, waaronder Imam Bukhari aan deze goddelijke titel Khatam al-Nabiyyin dan ook de betekenis van Het Zegel der Profeten hebben gegeven.

Mensen denken niet na over de woorden van het Heilige Boek. Het is daarom niet verwonderlijk dat zij daardoor aan de ware betekenis voorbijgaan. Het is van belang om ook het algemene verband waarin dit vers geplaatst is, in het oog te houden en om bij de bestudering ervan eerst het algemene verband, daarna het vers en vervolgens de betekenis van de aparte woorden te bestuderen. Volgens de inhoud van het voorgaande heeft Moham­mad (vzmh) geen zoon, geen lichamelijke zoon om zo te zeg­gen. Daarna volgt het: het is waar, Mohammad (vzmh) heeft geen echte zoon, maar men moet niet vergeten dat hij een bood­schapper en profeet is. En niet alleen profeet, maar het Zegel van alle Profeten. Dat wat in het tweede gedeelte van het voor­gaande wordt bevestigd is een vergoelijking op het voor­gaan­de. Het eerste gedeelte geeft iets toe, het tweede gedeel­te bevestigt iets ter vergoelijking.

In een ander bekend vers zegt de Heilige Koran waarin de Heilige Profeet (vzmh) wordt aangesproken:

“Voorzeker, uw vijand zal uitsterven.” (Koran 108:4).

Het vers 33:41 beschrijft de Heilige Profeet (vzmh) als iemand zonder mannelijke nakomelingen. Hoe moet deze tegen­spraak teniet worden gedaan? Het is opgelost door het tweede gedeelte van vers 33:41 dat in werkelijkheid bedoelt te zeg­gen:

Voorzeker, de Heilige Profeet heeft geen lichame­lijke zoon, maar dat is ten volle vergoed door het feit dat hij een boodschapper van God is en het Zegel der Profeten.

Als men de boodschapper van God is dan is men de geestelijke vader van geestelijke zonen. Door het Zegel van de boodschap­pers te zijn, is men veel meer. Het betekent de geestelijke vader van alle goddelijke boodschappers. De Heilige Profeet (vzmh) is dan niet alleen de stamvader van gelovi­gen, maar ook die van profeten. Daarom bewijst deze tekst van het Heilige Boek, die over het algemeen aangehaald wordt om het einde van de komst van profeten te bewijzen, eerder continuï­teit hiervan binnen de Islam. Profeten kunnen komen, maar alleen binnen de traditie van de Islam. Zij kunnen niet met een nieuwe wet komen en ook niet met het doel om zelfs een deel van de Isla­mitische wet af te schaffen. Zij kunnen ook niet tot de status van een profeet rijzen zonder zichzelf als volgeling en toege­wijde van de Heilige Profeet (vzmh) bekend te ma­ken. De uitdrukking Khatam al-Nabiyyin sluit daarom de komst van profeten niet uit. In plaats hiervan bevestigt het hun komst, het verheffen van profeten onder de volgelingen van de Heilige Profeet (vzmh).

De Hadith: “Ik ben de laatste der Profeten”

Het is ook gebruikelijk om toevlucht te nemen tot zekere over­leveringen (Hadith) die zo op het eerste gezicht de komst van profeten na de Heilige Profeet (vzmh) uitsluiten. Een traditie zegt bijvoorbeeld:

“Ik ben de laatste van de profeten” en een ander zegt: “Er is geen profeet na mij.”

Wat betreft de eerste van deze overleveringen moeten we wel in gedachte houden dat de woorden “Ik ben de laatste der profe­ten” worden gevolgd door de woorden “en mijn moskee is de laatste van de moskeeën.” Het woord “de laatste” moet niet al te letterlijk worden genomen. De moskee die de Heilige Profeet (vzmh) in Medina heeft gebouwd kon niet letterlijk de laatste moskee zijn. Het kon wel de laatste in figuurlijke zin zijn; in de betekenis dat moskeeën die hierna gebouwd zouden worden een afspiegeling van deze zouden zijn. De moskee van de Profeet werd niet gebouwd om het einde van alle moskeeën aan te kondi­gen. Hij moet een blijvend voorbeeld en symbool zijn. In deze betekenis – deze belangrijke betekenis – is de moskee van de Profeet de laatste. Het is ook in deze betekenis – deze be­langrijke betekenis – dat de Heilige Profeet (vzmh) de laatste pro­feet, voorbeeld, stamvader, leraar en voorganger van nog komende profeten is. Moskeeën die volgens het model van de moskee van de Heilige Profeet (­vzmh) in Medina zijn ge­bouwd moeten overeenkomen met het soort aanbidding waarvoor de Heilige Profeet (vzmh) de eerste moskee bouwde. Op een soortgelijke manier moeten de profeten die na de Heilige Profeet (vzmh) komen de Islam dienen om niet in tegen­spraak te zijn met de leerstellingen en het voorbeeld van de Heilige Profeet (vzmh).

De Hadith, “Er is geen profeet na mij”

Laten we nu eens de overlevering beschouwen die zegt: “Er is geen profeet na mij.” Ook deze overlevering kan niet let­ter­lijk worden opgevat. Het belangrijkste woord is hier “na”. In letterlijke zin komt het ene ding na het andere als het eerste ding afgelopen of voorbij is, zodat het tweede de plaats kan innemen van het eerste. Een profeet wiens doel is de bood­schap van de Heilige Profeet (vzmh), zijn leerstel­lingen, zijn unieke voorbeeld en alles wat hij voorstond en nog voor­staat, te bevorderen, kan niet beschouwd worden als iemand die na de Heilige Profeet (vzmh) komt Hij is en blijft een onderdeel van de traditie die door de Heilige Profeet werd begonnen.

De woorden “geen profeet na mij” moeten om niet verkeerd ver­staan te worden niet als op zichzelf staand worden beschouwd. De vrouw van de Heilige Profeet (vzmh) Hazrat Aisha, zag dit gevaar in. Zij waarschuwde daarom:

“Zeker, zeg dat de Heilige Profeet het Zegel der Profeten is, maar zeg niet dat er geen profeet na hem komt.” (Takmala Majma-ul-Bahar, blz 15).

De waarschuwing kwam overeen met de Heilige Koran. Geen van de metgezellen sprak Hazrat Aisha ooit tegen. Zij namen het allen zonder vragen aan; een waarschuwing die op tijd gegeven werd en zeer nodig was. Zij begrepen wat Hazrat Aisha had gezegd. Zij geloofden wat zij geloofde.

Gedeelten uit de Heilige Koran over de komst van profeten

Leren deze verzen ons beslist dat profeten kunnen komen? Dat doen ze zeker. Een volmaakt boek als de Heilige Koran kan dit onderwerp niet halfslachtig behandelen.

Hiervoor moeten wij de verzen van Al-Fatiha zelf bekijken; het korte hoofdstuk dat ongeveer 50 keer per dag door elke praktiserende Moslim wordt gereciteerd. “Leidt ons op het rechte pad,” zegt het gebed, “het pad van hen die beloond zijn.”

Denk goed na over de woorden: het pad dergenen, aan wie U gunsten hebt geschonken.(Koran 1:7)

De uitdrukking gunsten (beloond) zijn heeft verdere uit­leg nodig. Gelukkig kan de betekenis ervan in de Heilige Koran zelf gevonden worden. Zie hoofdstuk 4 verzen 70 en 71, daarin wordt ons verteld dat zij die God en de Profeet (vzmh) gehoorzamen degenen zijn die door God beloond worden, te weten, de profeten, de heiligen, de martelaren en de rechtvaardigen.

Er zijn hier duidelijk vier categorieën van mensen genoemd die beloond worden, en onder hen zijn de nabiyyin – de profeten. Er is geen twijfel aan dat de gehoorzame Moslims, die gehoor­zaam zijn aan God en de Profeet (vzmh), profeten kunnen worden. Ze mogen verwachten dit te bereiken en tevens nog andere belo­ningen die door God beloofd zijn. Er is hier geen ruimte gela­ten voor het zoeken van uitvluchten. Toch willen sommige mensen moei­lijkheden maken over het Arabische woord ma’a (letter­lijk “met”) dat in dit vers wordt gebruikt. Zelfs ge­hoorzame Moslims mogen niet verwachten ooit profeet te worden, enz. Zij mogen alleen verwachten met hen te zijn, in hun gezel­schap te verkeren, als het ware alleen maar toeschou­wers te zijn.

Wordt er dan vergeten dat ma’a (met) ook de andere soorten van beloning beheerst; wat zou betekenen dat niet alleen de profe­ten, maar ook de heiligen, de martelaren en de rechtschapenen uitgesloten zouden zijn van die soorten van beloning. Wat ver­wacht de Moslimgemeenschap voor hen? Klaarblijkelijk niets! Maar nee, het idioom van de Heilige Koran moet niet verkeerd worden uitgelegd. Ma’a betekent even vaak “van” als “met”. Lees de verzen 146,147 van hoofdstuk 4 niet zo ver van hoofdstuk 4 vers 70 en71.

De huiche­laars zullen zeker in de diepste diepten van het vuur zijn en gij zult voor hen geen helper vinden; behalve degenen, die berouw hebben en zich verbeteren en aan Allah vasthou­den en hun gehoorzaamheid aan Hem zuiver houden. Deze (hier is het beslissend gebruik van ma’a) behoren tot de gelovigen (om te zeggen dat ze “met” de gelo­vi­gen behoren is onzin).

Er is een vers, namelijk hoofdstuk 7 vers 36 dat beslist de deur van één soort pro­feten openlaat.

“O, kinderen van Adam, als boodschappers vanuit uw midden tot u komen, die Mijn tekenen aan u voordragen, dan, wie Allah zal vrezen en goede daden verrichten, over hen zal geen vrees komen, noch zullen zij treuren.”

De passage is duidelijk en op de man af. Zij zegt: “Wanneer en als er profeten tot u komen, O, kinderen van Adam.” Het laat de deur open voor nog te komen profeten. Alleen kunnen ze niet de Wet van de Islam terzijde schuiven en zij moeten zich bevinden onder de volgelingen van de Heilige Profeet (vzmh).

Een laatste punt: In de Moslimoverleveringen die over de tweede komst van de Messias spreken wordt de Messias beschre­ven als zijnde een profeet van God (Nabi Allah). Hoe kon de Heilige Profeet (vzmh) de Beloofde beschrijven als profeet als er geen profeten na hem zouden komen.

Zijn vrouwen inferieur aan mannen in de Islam?

Een metgezel van de Heilige Profeet Mohammed s.a. vroeg hem eens “Wie komt mijnerzijds het meest in aanmerking voor een vriendelijke behandeling en een goed gezelschap?” De Profeet antwoordde: “Uw moeder”. De metgezel vroeg daarop “En na haar?” De Profeet antwoordde: “Uw moeder”. De metgezel stelde toen voor de derde maal dezelfde vraag, waarop de Profeet hetzelfde antwoord gaf. Toen de metgezel dezelfde vraag nog eens stelde, zei de Profeet: “Uw vader en dan andere verwanten”. (Bukhari)

Dit gezegde alleen weerlegt de misvatting dat vrouwen inferieur zijn aan mannen in de Islam, en het demonstreert in het bijzonder hoeveel belang Islam hecht aan respect voor de moeder.

Volgens de Islam zijn alle gelovigen gelijk, en alleen het verrichten van oprechte daden verheft iemand boven een ander. De Islam erkent echter ook dat een dergelijke gelijkheid niet betekent dat mannen en vrouwen gelijk zijn waar het vermogens en rollen betreft. Hij houdt rekening met hun verschillende fysieke en emotionele kracht en bakent met het oog hierop hun verschillende rollen in het leven af. Deze rollen zijn daarom niet een weerspiegeling van superioriteit of minderwaardigheid, maar een zaak van natuurlijke vermogens en een goed functioneren. Zo hebben mannen de taak toegewezen gekregen om te werken en voorzieningen te treffen voor het gezin, terwijl aan vrouwen de rol is toebedeeld van het moederschap en de zorg voor de huishouding. De Islam geeft beiden dezelfde belangrijkheid en benadrukt ook dat de rollen niet exclusief zijn en niet star mogen worden geïnterpreteerd. Zo verbiedt de Islam vrouwen niet om te werken of dienstbaar te zijn aan de samenleving, en ook ontheft hij mannen niet van hun aandeel in de verantwoordelijkheid voor hun kinderen en het huishouden.

In Islam heeft de vrouw individueel recht op bezit. Als zij is gehuwd en verkiest om te werken, dan is het geld dat zij verdient voor haar, en de echtgenoot heeft hierop geen recht. De echtgenoot moet echter het gehele gezin financieel ondersteunen. Ieder bezit dat een vrouw verkrijgt door haar eigen inspanning, of erft, of als legaat of gift ontvangt, behoort haar toe, onafhankelijk van haar echtgenoot. De Islam heeft vrouwen erfrecht geschonken en zij ontvangen daarom het hun verschuldigde aandeel zoals voorgeschreven door de Shariah (Islamitisch recht). Deze economische onafhankelijkheid van vrouwen werd door de Islam gevestigd ruim voordat gelijke rechten werden toegekend aan vrouwen in de moderne wereld. Deze rechten voor vrouwen, zoals stemrecht, erfrecht, recht op studie werden in Europa pas veel later toegekend. Zo werd in Engeland in 1882 de eerste Married Women’s Property Act door het parlement aangenomen.

De Heilige Profeet Mohammed (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) verhief de intellectuele en geestelijke status van vrouwen. De Heilige Profeet s.a. erkende de essentiële rol die vrouwen moesten spelen in de opbouw van de samenleving. Hij legde daarom grote nadruk op het opvoeden van meisjes, door te zeggen: “Een man die twee dochters heeft en hen naar zijn beste vermogen opvoedt en hen doet huwen, zal recht hebben op het paradijs.” Iemand vroeg (toen hij dit hoorde): “O Profeet van Allah, wat als hij één (dochter) heeft?” Hij antwoordde: “En (zelfs als hij) één (dochter) heeft.” (Al Mo’jam Al-Ausat)