
Voor meer informatie, bezoek hier onze site voor de volledige tekst
Voor meer informatie, bezoek hier onze site voor de volledige tekst
Dit boek geeft een introductie tot de vijf fundamentele artikelen van het islamitische geloof. Geloofspunten waar alle moslims in geloven: de Eenheid van God, engelen, profeten, de heilige boeken en het leven na de dood. Dit boek legt uit wat de filosofie is van deze geloofspunten en benadrukt de onderscheidende kenmerken van de Islam. In het bijzonder benadrukt de schrijver het universele karakter van de Islam dat deze in staat stelt om mensen van verschillende naties in de wereld te verenigen. De auteur eindigt met een oproep aan de leiders van de wereldgodsdiensten: “Het zoeken naar vrede is een zaak van menselijk voortbestaan en moet als zodanig niet licht worden opgevat.”
Voor meer informatie, bezoek hier onze site voor de volledige tekst
Wat is Jihad en waarom was het in de vroege geschiedenis van de Islam onvermijdelijk voor de moslims om zichzelf te verdedigen? Hoe zijn de verkeerde opvattingen over Jihad onder sommige moslims ontstaan en welke rol hebben de islamitische geestelijken en christelijke priesters gespeeld in dit proces? Is het legitiem voor moslims om in opstand te komen tegen een regering die de openbare orde handhaaft en godsdienstvrijheid toeslaat? Deze vragen, die tegenwoordig wereldwijd worden bediscussieerd, zijn honderd jaar geleden onder Goddelijke leiding en begrip beantwoord door de man die er aanspraak op maakte de Beloofde Messias te zijn.
Lees meer in boek “Britse Regering & Jihad“
[embedyt] https://www.youtube.com/watch?v=KKYF1FkQse4[/embedyt]
Dit is een deel van een transcriptie uit een vraag en antwoord zitting van het internationale hoofd van de Ahmadiyya Moslimgemeenschap, de Vijfde Kalief, Zijne Heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmad, voor de Parlementaire Vaste commissie van Buitenlandse Zaken, Den haag, Nederland, op 6 Oktober 2015. (In video te zien vanaf 42ste minuut.)
De heer Omtzigt, CDA: Dank u en dank u voor uw heldere toespraak en voor de bevordering van vrede. (…) Als men vanuit dat perspectief kijkt naar het Midden-Oosten, waar de oorlog in Syrië en Irak naar een aantal landen er omheen verspreidt is. En een flink aantal van de vechtende groepen zichzelf beschouwen als moslims en zij in de naam van hun religie strijden en andere moslims of andere religieuze minderheden doden. Wat is uw standpunt ten opzichte hiervan, en wat kunnen we doen om ze te stoppen?
Zijne heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmad (aba): Kijk, wat er vandaag in de moslimwereld gebeurt en in Syrië en Irak is een conflict tussen de regering en de rebellen, ze noemen zichzelf rebellen en u noemt hen of laat ik zeggen sommige mensen noemen hen “vrijheidstrijders”. Ze willen de leiderschap ofwel de regering afzetten. Maar beide partijen worden bevoorraad met wapens, munitie en logistiek. En ze worden ook voorzien van
financiële fondsen. In die landen hebben zij geen wapenfabrieken, zij hebben niet genoeg geld om door te blijven gaan. Ondanks dat ze olie hebben kunt u sancties op de rebellen en de regering leggen, dan zullen hun middelen (hun olie) nooit verkocht kunnen worden in de markt. Dit is waarom ik enige tijd geleden uitdrukkelijk gezegd heb dat als u sancties oplegt tegen de rebellen en de regering, dat totdat en tenzij zij tot een vreedzame oplossing komen de grote machten hen nooit zullen helpen. En als men sancties kan opleggen tegen Rusland en hun economie daarmee vernietigt of hun economie in enige mate verstoort, waarom kan IS of daesh dan niet gestopt worden? Waar komt de financiering vandaan? En hoe komen zij aan hun wapenarsenaal? Ziet u dat, het is u, de politici die moeten nadenken over hoe u het kan stoppen.
De heer Omtzigt, CDA: Hoe gaan we dat doen? We begrijpen na vier jaar nog steeds niet hoe we het kunnen stoppen. En ik begrijp wat u bedoelt over de verdeeldheid en de grote politieke dimensie van het conflict. De politieke dimensie tussen de rebellen die wat steun van westerse landen krijgen en anderzijds de Syrische regering. (…) Hoe kijkt u, niet zozeer naar het feit dat ze vechten voor de invloed, maar naar hun behandeling van minderheden?
Zijne heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmad (aba): Kijk, (…) dit is dus allemaal onislamitisch. Wat ik bedoel is dat als hun financiering wordt gestopt, als een gepaste en stevige maatregel wordt ondernomen tegen hen, dan zullen zij niet op deze manier gedragen. Nu is het probleem (…) aan het escaleren, het is nu verder gegaan dan dat. Rusland is nu in Syrië binnengetreden. Zij hebben daar hun luchtmachtbasis gevestigd. En ze voeren luchtaanvallen uit. En er is een mogelijkheid dat ze hun grondtroepen sturen. En zeer recentelijk, vandaag of gisteren, was er een luchtaanval nabij de Turkse grens. En de NAVO uitte zijn bezorgdheid over deze kwestie. Dus het betekent nu dat deze oorlog zich niet alleen uitstrekt over de grenzen van de islamitische staten, maar verder dan dat gaat. Derhalve worden er nu blokken gevormd. Als er een rechtstreekse botsing ontstaat tussen Rusland en Amerika of andere NAVO-landen, dan zal de wereld in een toestand van grote verwoesting zijn. Dit is wat mij verontrust. Wat de onthoofding betreft, het is zondermeer niet islamitisch.
Ik ben op de hoogte dat zij dat doen. Noch de Koran, noch de overleveringen (Ahadith) van de Profeet rechtvaardigen dit. Zelfs nu kan ik zeggen dat als er een gepaste actie tegen hen wordt ondernomen dan zult u in staat zijn om de situatie te stoppen. Dit is nogmaals de taak van de grote machten. De grote landen. Of u helpt de naburige islamitische landen, geef ze wat hulp zodat ze actie kunnen ondernemen of help hen op zijn minst op een andere manier. Of u moet ervoor zorgen dat de financiering stopgezet wordt. Niets kan worden gedaan zonder fondsen. En niets kan worden gedaan zonder wapens en munitie en
logistieke steun. Ze kunnen het niet zelf opbrengen. Zij kopen wapens uit het westen, via onderhandse handel, ik weet niet hoe ze het doen, maar het lijkt erop alsof er sprake is van een zwarte markt. Of zoals sommige mensen dat zeggen, de offshore handel, via het verkopen van hun olie en hun bronnen. Dus als u een gepaste sanctie op hen legt dan kunt u hen onder controle brengen. (…) Daar moet u goed over nadenken..
Voor opgemaakte persbericht, klik op plaatje:
“Ons doelstelling moet niets anders zijn dan het vestigen van vrede in elke dorp, plaats en stad van elke natie in de wereld”– Hazrat Mirza Masroor Ahmad
Op zaterdag 8 september 2018 hield het internationale hoofd van de Ahmadiyya Moslimgemeenschap, de Vijfde Kalief, Zijne Heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmad een grensverleggende en veelbetekenende toespraak over de wereldwijde immigratiecrisis en de daaropvolgende opkomst van extreemrechts in de Westerse wereld voor een publiek van meer dan 1.000 hoogwaardigheidsbekleders en gasten op de tweede dag van de 43e jaarlijkse bijeenkomst (Jalsa Salana) van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap in Duitsland.
Zijne heiligheid merkte de steun voor extreemrechts en nationalisme in recente tijden op en zei dat de samenleving niet moet terug deinzen voor kwesties die tot verdeeldheid leiden, integendeel, men zou moeten proberen om onderliggende oorzaken aan te pakken die dergelijke spanningen ten onrechte in stand houden. Zijne Heiligheid zei dat waar er sprake is van massa- immigratie, de autoriteiten ervoor moeten zorgen dat de rechten van de bestaande bevolking niet worden aangetast en dat immigranten moeten proberen zo snel mogelijk aan het werk te gaan.
Tijdens zijn krachtige toespraak, maakte Zijne Heiligheid verschillende suggesties, gebaseerd op de islamitische leer, over hoe we spanningen in de samenleving tussen mensen met verschillende etnische en religieuze achtergronden kunnen bezweren. Zijne Heiligheid reageerde ook op, en weerlegde, de valse beschuldigingen dat de islam een gewelddadige religie is en dat moslims de neiging hebben om vrouwen te misbruiken vanwege hun geloof.
Over een gevoel van angst gesproken die Duitsland en andere westerse naties door immigratie in de grip houdt, zei Hazrat Mirza Masroor Ahmad:
“Veel plaatselijke bevolkingen zijn bang dat hun veranderende samenlevingen hun begrip overstijgt. Ze zijn ook van mening dat de middelen van hun land onevenredig worden aangewend ten gunste van immigranten. Hoewel de term ‘immigrant’ wordt gebruikt, is ‘Islam’ in werkelijkheid het probleem voor de meeste mensen, en het feit dat de overgrote meerderheid van immigranten in Europa moslims zijn die vluchten van de door oorlog verscheurde landen in het Midden-Oosten.”
Zijne Heiligheid verwees naar een recent rapport dat immigranten schuldig waren aan een hoog percentage van seksuele misdrijven in Zweden.
Hazrat Mirza Masroor Ahmad zei:
“Helaas suggereerde een recent rapport dat een groot aantal verkrachtingen of poging tot verkrachting in een westers land door immigranten werd gepleegd. God weet beter of de cijfers kloppen, maar wanneer dergelijke rapporten openbaar worden gemaakt, heeft dit ook gevolgen voor andere landen en blijven de zorgen en angsten van de plaatselijke bevolking toenemen.”
Hazrat Mirza Masroor Ahmad zei voorts:
“Laat ik, met dit gegeven, het stellig duidelijk maken dat elke moslim die de eer van een vrouw schendt of haar op enige manier misbruikt, volledig tegen de leer van de islam handelt. Islam beschouwt dergelijk gedrag als kwaad en heeft buitengewoon strenge straffen opgelegd aan degenen die schuldig zijn aan dergelijke immorele en verwerpelijke misdaden.”
Verder sprak Zijne Heiligheid zich uit over veiligheidsproblemen in verband met massa- immigratie en de enorme financiële inspanning die vereist zijn om immigranten op grote schaal opnieuw te vestigen. Hij zei dat dergelijke kwesties direct moeten worden geconfronteerd en rationeel moeten worden besproken, zodat oplossingen worden gevormd die de angsten van de bestaande burgers verlichten.
Verwijzend naar de kosten van de hervestiging van asielzoekers, zei Hazrat Mirza Masroor Ahmad:
“Mensen die hun leven hebben geleefd en hun belastingen in een land hebben betaald, kunnen terecht vragen of het eerlijk is dat hun bijdragen aan de staat worden besteed aan het hervestigen van buitenlandse immigranten, in tegenstelling tot het financieren van projecten die gunstig zijn voor de bestaande bevolking.”
Zijne Heiligheid zei dat de vluchtelingen uit zichzelf moeten beschouwen dat zij ‘dank verschuldigd’ zijn ten opzichte van hun gastlanden en de bestaande bevolking, en de manier om de gunst terug te betalen is dat “zij zo snel mogelijk een bijdrage moeten leveren aan de samenleving”, zelfs als de enige baan die zij kunnen krijgen basiswerk is.
Hazrat Mirza Masroor Ahmad zei:
“Het vinden van een baan door immigranten zal hen in staat stellen hun persoonlijke eer en waardigheid te behouden, en het zal ook een middel zijn om de last voor de staat te verlichten en de frustraties van de plaatselijke bevolking weg te nemen. Zeker, elke Moslim zou in gedachten moeten houden dat de Heilige Profeet van de islam (moge de vrede en de zegeningen van God met hem zijn) zei dat de gevende hand veel beter is dan degene die neemt.”
Zijne Heiligheid verklaarde ook dat immigranten in sommige gevallen betere voordelen ontvingen dan belastingbetalende burgers, wat leidde tot “een natuurlijke frustratie bij het publiek”.
Hazrat Mirza Masroor Ahmad adviseerde regeringen die immigranten ontvangen en zei:
“Frustraties verdwijnen niet vanzelf, want waar er frustratie is, is er altijd een reactie. Daarom moet elke regering een verstandig en rechtvaardig beleid voeren dat rekening houdt met de rechten en eisen van zowel burgers als immigranten.”
Zijne Heiligheid loofde het besluit van de Duitse regering om een nieuw beleid te overwegen waarbij asielzoekers verplicht zouden worden om een jaar gemeenschapsdienst te verrichten wanneer zij zich vestigen in Duitsland. Zijne Heiligheid zei dat een dergelijk plan “het geloof zal inboezemen dat het de plicht van elke persoon is om hun gemeenschap te dienen en om de leden van de gemeenschap te helpen.”
In een oproep tot mededogen en sympathie voor hen die lijden onder onvervalste vervolging of overweldigd zijn door de oorlog en zij hierin onschuldig zijn, zei Hazrat Mirza Masroor Ahmad:
“De maatschappij mag geen echte vluchtelingen verwerpen die geen blaam treft. De samenleving mag geen onschuldige mensen terzijde schuiven die alleen de mogelijkheid willen hebben om in vrede te leven, die goede burgers willen zijn en de wetten van het land willen volgen waarin zij leven. In plaats daarvan zouden we er moeten zijn om een helpende hand te bieden aan degenen wier leven is verbroken, die gekweld zijn en die volkomen hulpeloos, kwetsbaar en weerloos zijn. Laten we onze menselijkheid bewijzen. Laten we ons mededogen tonen. Laten we er zijn om de lasten te dragen van degenen die wanhopig in nood verkeren.”
Op het gebied van veiligheidsproblemen als gevolg van immigratie zei Hazrat Mirza Masroor Ahmad:
“Overal waar grootschalige migratie plaatsvindt, leidt dit onvermijdelijk tot veiligheidsproblemen. Inderdaad, het is bewezen dat verborgen tussen de echte vluchtelingen er immigranten zijn die de potentie hebben om grote schade aan te richten… Dit is iets waar ik in het verleden voor gewaarschuwd heb dat elk geval (elke vluchteling) zorgvuldig geanalyseerd moet worden om ervoor te zorgen dat extremisten of criminelen die zich voordoen als vluchtelingen niet binnen kunnen komen. Hoe dan ook, deze kwesties betekenen dat een angst voor massa- immigratie vanuit moslimlanden tot op zekere hoogte gerechtvaardigd is.”
In termen van veiligheid zei Zijne Heiligheid dat de veiligheid van de burgers van een land een van de belangrijkste doelstelling is van een regering en adviseerde dat daar waar een vermoeden is over een immigrant, autoriteiten hen moeten controleren en toezicht dienen te houden totdat ze ervan overtuigd zijn dat ze geen bedreiging vormen.
Kritiek op degenen die de islam de schuld hebben gegeven van het ondermijnen van de vrede in de samenleving en het aanwakkeren van spanningen, zei Zijne Heiligheid dat “een rechtvaardig, intelligente en wijze persoon” naar beide kanten van het verhaal moet kijken en hun indruk van moslims en de islam niet mag baseren op geruchten.
Hazrat Mirza Masroor Ahmad zei:
“Analyseer of de slechte daden van sommige zogenaamde moslims worden gemotiveerd door de leer van de islam… Als wordt bewezen dat moslims die verkeerd doen, worden gemotiveerd door hun religie, dan kan worden gezegd dat de zorgen van extreemrechts gerechtvaardigd zijn. Maar wat als hun daden niets met de islam te maken hebben? Wat als anti-islamitische groepen haatdragende mythen verspreiden die alleen gebaseerd zijn op fantasie in plaats van feiten?”
Daarna nam Zijne Heiligheid enkele van de meest voorkomende en valse beschuldigingen tegen de islam weg. Zijne Heiligheid verwees rechtstreeks naar de Heilige Koran en de leer van de profeet van de islam (moge de vrede en de zegeningen van God met hem zijn).
Sprekend over de valse beschuldiging dat de islam geweld en dwang toestaat, zei Hazrat Mirza Masroor Ahmad:
“In hoofdstuk 10, vers 100 van de Heilige Koran, spreekt Allah de Almachtige, terwijl Hij zich wendt tot de Heilige Profeet van de islam (moge de vrede en de zegeningen van God met hem zijn), dat als Hij wilde dan had Hij zijn wil kunnen opleggen en iedereen er toe dwingen om de islam te accepteren. Maar in plaats daarvan gaf Allah de Almachtige de voorkeur aan de vrije wil om te zegevieren.”
Zijne Heiligheid verwees naar hoofdstuk 18 vers 30 als een ander vers dat de vrijheid van godsdienst benadrukt, en verklaart:
“Hij die geloven wil, gelooft, en hij die niet geloven wil, gelooft niet.”
Toen hij zijn toespraak afsloot, zei het hoofd van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap dat alle wegen die op zoek waren naar vrede, waren afgelegd op één na.
Echte vrede vereist het geloof dat de hele mensheid verenigd is als onderdeel van de schepping van God de Almachtige.
Hazrat Mirza Masroor Ahmad zei:
“Dag na dag beweegt de mensheid zich verder weg van religie en spiritualiteit en de resultaten zijn angstaanjagend. Het is mijn vaste overtuiging dat het geloof in God de Almachtige het enige middel van verlossing is en de enige manier om echte vrede tot stand te brengen, zowel op nationaal als internationaal niveau. En dus is het mijn diepste verlangen en vurig gebed dat de wereld haar Schepper gaat erkennen en Zijn ware leer gaat volgen.”
Eerder op de dag sprak Zijne Heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmad, direct de leden van de Lajna Imaillah (hulporganisatie voor vrouwen) toe en reageerde op critici van de islam die beweerden dat de islam de belangrijke rol van vrouwen in de geschiedenis niet heeft erkend.
Integendeel, Zijne Heiligheid zei dat de rol van vrouwen en de offers die ze hebben gebracht omwille van het geloof voor eeuwig in de geschiedenis zouden worden vastgelegd.
Zijne Heiligheid noemde ook talrijke voorvallen van grote opofferingen door de vroege moslimvrouwen ten tijde van de profeet van de islam (moge de vrede en de zegeningen van God met hem zijn) en ook, in dit tijdperk, de rol en offers die vrouwen van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap hebben gebracht omwille van de islam. Hij zei dat ze voorbeelden waren van het geven van voorrang aan iemands geloof boven alle wereldse zaken.
Na de formele afsluiting van de gebeurtenissen van de dag, ontmoette Zijne Heiligheid verschillende delegaties uit het buitenland, waaronder een grote delegatie van Arabische Ahmadi Moslims en gasten.
(door A.H. v/d Velden)
In de Christelijke en westerse wereld is de leer van de Heilige Qor’aan helaas nog te weinig bekend. Hiervoor bestaan historische oorzaken van gescheidenheid en ook vijandschap, die geleid hebben tot misverstanden en gebrek aan belangstelling, wat niet langer zo zou mogen zijn indien wij in één wereld als buren en vrienden willen leven.
In de Christelijke en westerse wereld bestaat met name veel misverstand ten aanzien van de positie die Jezus (vzmh) in de Islam inneemt, en het zou dan ook het begrip van de Christelijke wereld met betrekking tot de positie van Jezus ten goede komen indien men zich zou verdiepen in wat de Heilige Qor’aan over hem zegt.
De Heilige Qor’aan geeft Jezus een groter aantal eretitels dan enige andere figuur uit het verleden. Hij wordt een teken, een zegen, een getuige, een voorbeeld genoemd. Hij wordt aangeduid met zijn eigennaam: Jezus, met de titels Messias en zoon van Maria, en met de namen boodschapper, profeet, dienaar, woord van God en Geest van God. De Heilige Qor’aan verhaalt tweemaal de geboorte van Jezus en de aankondiging daarvan en verwijst naar zijn leer en genezingen, zijn kruisiging, het feit dat hij niet aan het kruis is gestorven en zijn leven na zijn kruisiging. Drie hoofdstukken of Surah’s van de Heilige Qor’aan zijn vernoemd naar verwijzingen naar Jezus; in 15 Surah’s en 93 verzen wordt hij genoemd.
10 Van de Surah’s waarin hij wordt genoemd zijn geopenbaard in Medina na de Hidjra (de uittocht van de Heilige Profeet uit Mekka) en 5 van de Surah’s waarin hij wordt genoemd zijn geopenbaard te Mekka vََr de Hidjra.
Over Jezus wordt in de Heilige Qor’aan altijd met eerbied gesproken, men vindt er geen spoor van kritiek, aangezien hij de Messias van God is en een van de grote profeten.
De naam ‘Isa (Jezus) komt 25 keer in de Heilige Qor’aan voor en wanneer we het gebruik van andere titels in vereniging hiermee of apart, zoals Messias en zoon van Maria, meerekenen, wordt over Jezus ongeveer 35 maal gesproken.
Een van de meest voorkomende titels van Jezus in de Heilige Qor’aan is de zoon van Maria. Deze aanduiding komt 23 maal voor, 16 maal in de vorm van Jezus, zoon van Maria, en 7 maal zelfstandig: zoon van Maria, dan wel samen met een andere titel. Het verhaal van de geboorte van Jezus als zoon van Maria komt in de Heilige Qor’aan tweemaal gedetailleerd voor. Wij lezen in hoofdstuk 3, de verzen 43 t/m 50:
Toen zeiden de engelen: “O, Maria, Allah heeft u uitverkoren en u gereinigd en u boven de vrouwen aller volkeren uitverkoren.”
“O Maria, wees uw Heer gehoorzaam en werp u neder en aanbid met degenen, die aanbidden.”
Dit is een van de tijdingen van het ongeziene, die wij u openbaren. En gij waart niet bij hen toen zij lootten (om te zien), noch waart gij bij hen, toen zij met elkander redetwistten.
Toen de engelen zeiden: “O Maria, waarlijk, Allah geeft u blijde tijding door Zijn woord: Zijn naam zal zijn: De Messias, Jezus, zoon van Maria, geëerd in deze wereld en in de volgende, en hij zal tot hen behoren die in Gods nabijheid zijn.
Zij zeide: “Heer, hoe zal ik een zoon hebben, daar geen man mij heeft benaderd?” Hij zeide: “Zo schept Allah wat Hij wil. Wanneer Hij iets beslist, zegt Hij daartoe slechts : “Wees” en het wordt.
“En Hij zal hem het Boek (de goddelijke Wet) en de wijsheid en de Torah en het Evangelie onderwijzen.”
En hij zal een boodschapper voor de kinderen Israëls zijn……
Verder lezen wij in hoofdstuk 19, de verzen 17 t/m 37:
En vermeld Maria in het Boek. Toen zij zich van haar volk terugtrok in een op het Oosten uitziende plaats,
En zich aan hun blikken onttrok, zonden Wij Onze Geest tot haar en hij verscheen aan haar in de gestalte van een volmaakte man.
Zij zeide: “Ik neem mijn toevlucht tot de Barmhartige tegen u. Laat mij met rust, indien gij (God) vreest.”
Hij antwoordde: “Ik ben slechts een boodschapper van uw Heer, opdat ik u een reine zoon moge schenken.”
Zij zeide: “Hoe kan ik een zoon ontvangen terwijl geen man mij heeft aangeraakt en ik evenmin onkuisheid heb bedreven?”
Hij zeide: “Het is zo naar uw Heer zegt, het is gemakkelijk voor Mij, opdat Wij hem tot een teken voor de mensen maken, een genade Onzerzijds; het is een besloten zaak.”
Het economische grondbegrip in de Islaam is dat het absolute eigendomsrecht van alles aan God alleen behoort. Het wettelijke eigendomsrecht van het individu, dat wil zeggen het recht op het hebben, het gebruik en de overdracht van bezit wordt erkend en beschermd in de Islaam, maar alle eigendomsrecht is ondergeschikt aan de morele verplichting dat alle fracties van de maatschappij een rechtmatig aandeel in alle rijkdom hebben. Een gedeelte van deze verplichting is wettelijk vastgelegd en wordt door wettelijke sancties gesteund, maar het grootste gedeelte wordt bereikt door vrijwille inspanningen die men zich getroost uit een verlangen om voor alle betrokkenen de grootste geestelijke en morele voordelen te behalen.
HET BESTEDEN OP DE WEG VAN ALLAH
De heffing op kapitaal die in de Heilige Qor’aan wordt voorgeschreven omschrijft haar doel door haar eigen naam “Zakaat”. Dit woord betekent “dat wat zuivert en aanmoedigt”. Door het aandeel van de gemeenschap af te trekken van alle rijkdom wordt de rest gezuiverd voor hen die gerechtigd zijn er gebruik van te maken en door de opbrengst aan te wenden voor de dienst aan de gemeenschap wordt het welzijn van de gemeenschap aanmoedigd. Zakaat is de derde zuil van de Islaam en weerspiegelt dus de belangrijkheid die de Islaam toekent aan de verantwoordelijkheid die men tegenover zijn medemensen heeft.
En houdt het gebed en betaalt de Zakaat (armenbelasting) en bidt met hen, die bidden.(2:44)
Geeft de verwanten, de behoeftigen, de reiziger wat hun toekomt. Dat is het beste voor degenen die het Aangezicht van Allah zoeken. Dezen zijn het die zullen slagen.(30:39)
En van hun rijkdommen was een deel voor de bedelaars en ook voor degenen die niet konden bedelen.(51:20)
En degenen in wier rijkdommen een vastgesteld deel is voor de bedelaar en voor hem die niet bedelen kan.(70:25-26)
De aalmoezen zijn alleen voor de armen en de behoeftigen en voor degenen die daarbij werkzaam zijn en voor degenen wier hart verzoend is*) en voor de slaven en voor degenen die schuld hebben en voor de zaak van Allah en voor de reiziger: dit is een gebod van Allah. En Allah is Alwetend, Alwijs.(9:60)
O gij die gelooft, geeft van hetgeen Wij u hebben geschonken, voordat de dag komt, waarop er noch handel, noch vriendschap, noch voorspraak zal zijn; en de ongelovigen zijn de onrechtvaardigen. (2:255)
De gelijkenis van degenen die hun rijkdommen voor de zaak van Allah besteden, is als de gelijkenis van een graankorrel die zeven aren voortbrengt, in elke aar honderd korrels. Allah vermeerdert voor wie Hij wil; Allah is Alomvattend, Alwetend. Zij, die hun rijkdommen ter wille van Allah besteden, en het besteden niet doen volgen door (anderen) te verwijten of te krenken, voor hen is er beloning bij hun Heer en zij zullen geen vrees hebben, noch zullen zij treuren. (2:262-263)
En de gelijkenis van degenen die hun rijkdommen weggeven, Allah’s welbehagen en hun ziel versterkende, is als een tuin op hooggelegen grond, die bij regen tweevoudig vruchten voortbrengt. En als er geen regen op valt, dan is dauw voldoende. Allah ziet wat gij doet. (2:266)
Zij, die hun rijkdommen dag en nacht, heimelijk of openlijk, weggeven, ontvangen hun beloning van hun Heer; zij zullen niet vrezen, noch zullen zij treuren.(2:275)
Ziet, gij zijt het die geroepen wordt ter wille van Allah (een deel van uw vermogen) te geven, maar er zijn sommigen onder u die vrekkig zijn. En wie vrekkig is, is dit slechts tegen zichzelf. Allah is Zichzelf-genoeg en gij zijt nooddruftig. En indien gij u (van de Waarheid) afwendt, zal Hij een ander volk in uw plaats brengen en dezen zullen uw gelijken niet zijn.(47:39)
*)Bijvoorbeeld zoekers naar de waarheid die hun tijd willen wijden aan de studie van de Islaam kunnen ermee worden geholpen.
In dit derde millennium van onze tijdrekening belijdt, zoals ons wordt verteld, meer dan de helft van de wereldbevolking, die zo’n zes miljard mensen bedraagt, de een of andere godsdienst. Toch schijnt godsdienst te zijn verdwenen uit de dagelijkse gang van zaken en lijkt in dit hoofdstuk van het menselijke leven een bijkomstigheid te zijn geworden. Niet dat er in de wereld geen godsdienstige activiteit is – want we horen veel over acties die plaatsvinden in de naam van de godsdienst – maar eerder dat de kern ervan is weggenomen, waardoor er een leeg, levenloos omhulsel overblijft dat door sommigen wordt uitgebuit. Wat we daarom van godsdienst waarnemen is op een zo smakeloze manier gemangeld tussen politieke aspiraties van ideologische demagogen en de ego’s van individuen, dat het residu hiervan een complete aanfluiting is van de nobele idealen die godsdiensten eens op deze aarde hebben gevestigd. Godsdienst is een werktuig voor zelfbevordering geworden in plaats van een werktuig voor innerlijke vooruitgang.
Dit wordt ook weerspiegeld in het menselijke gedrag, want menselijke gedrag verraadt gemakkelijk iedere oppervlakkige aanspraak op vroomheid. We kunnen waarnemen dat moreel gedrag, een manifestatie van de menselijke overtuiging, snel aan het verdwijnen is. Als aldus de uiterlijke expressie van de godsdienst verdwijnt, dan is dit een zeker teken dat de innerlijke strijd van het geweten zijn deugdzame werking verliest en spoedig zal imploderen in een niets. Zulk een microkosmische catastrofe heeft grote gevolgen voor de macrokosmische toekomst van de mensheid.
De haast om uit deze calamiteit voordeel te behalen is maar al te duidelijk en vormt een parodie van grote omvang. Zij begraaft ware godsdienst onder grote aantallen geestelijken die er aanspraak op maken zijn integriteit te beschermen. Hun geloof is zo afgedwaald van de zuivere oorsprong van godsdienst dat zij niet het hoofd kunnen bieden aan zowel wetenschappelijk onderzoek, als de menselijke rede. Dit is in zichzelf voldoende bewijs voor hun afdwalen, en de hieruit voortvloeiende verandering in trouw, van trouw aan georganiseerde godsdienst naar trouw aan atheïsme en agnosticisme lijkt in de lijn der verwachting te liggen. Rede dwingt iemand te aanvaarden of te verwerpen, en ook godsdienst kan aan dit zwaard des oordeels dat op alle menselijke acties van toepassing is, niet ontsnappen. Of men dit nu het resultaat van evolutie noemt, of een goddelijke gift, het feit blijft dat dit werktuig van de rede ertoe strekt de mens tot voordeel te zijn. Hieruit volgt dat de oorspronkelijke boodschappen en leerstellingen van godsdiensten tenminste de menselijke rede moeten hebben bevredigd, anders zouden zij weinig aanhangers hebben verworven en slechts korte tijd hebben bestaan. De diepe waarheid en overeenstemming van de oorspronkelijke godsdienstige leerstellingen met de menselijke natuur kan vandaag worden afgemeten aan de invloed die zij zelfs nu uitoefenen, ondanks het feit dat zij door mensenhanden en de tand des tijds zijn aangetast. Hoewel veel hedendaagse godsdiensten slechts een enkele vonk van zulke waarheid te zien geven, is het toch deze vonk die vandaag mensen aantrekt. De woorden van godsdienstige geschriften en van de profeten zijn immens aantrekkelijk door hun waarheid, en het is deze waarheid die door opportunisten en anderen wordt afgetapt en wordt aangeboden tezamen met louter vergulde aanbiedingen onder het vernis van godsdienstige dogma’s. Dit herinnert ons aan het soefi gezegde:
“Het is slechts omdat er zoiets is als echt goud, dat de mensen worden bedrogen door hun namaak.”
Maar hoe staat het met het ware goud, de werkelijke geestelijke schatten? Zijn zij voorgoed verloren? Zulk een situatie zou irrationeel zijn. Als de mens vandaag bestaat, bestaat ook zijn Schepper, en als de mens leiding nodig heeft dan zal zijn Schepper deze zeker uit Zijn barmhartigheid verschaffen. Als voor dit tijdperk een profeet is gezonden, dan zal hij zeker dezelfde kracht van logica in zijn argumenten tonen als de profeten vóór hem deden. Zijn boodschap moet ook rationeel zijn en de menselijke natuur aanspreken. Hij moet ook mensen rondom zich verzamelen ten teken van zijn waarachtigheid, en zijn gemeenschap moet tegen alle tegenstand weerstand bieden en verder moet haar gedrag een afspiegeling zijn van haar innerlijke overtuiging en de waarheid van haar geloof. Zulk een gemeenschap moet een beroep doen op de menselijke logica en het moet dus slechts zinvol zijn deze gemeenschap te volgen.