Samenvatting van de vrijdagpreek door Hazrat Khalīfa-tul-Masīh V (moge Allah zijn Helper zijn) gehouden op 13 mei 2022

Rechtgeleide kaliefen – Hazrat Abu Bakr(ra)

Na het reciteren van Tashahhud, Ta’awwuz en Surah al-Fatihah, zei Zijne Heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmad(aba) dat hij zou doorgaan met het noemen van de inspanningen van Hazrat Abu Bakr(ra) om de wanordes te bestrijden die tijdens zijn tijd ontstonden.

Afvalligheid en onrecht van Malik bin Nuwairah

Zijne Heiligheid (aba) zei dat Hazrat Khalid bin Walid (ra) ook zijn gezant naar Malik bin Nuwairah leidde. Malik bin Nuwairah was van Banu Yarbu, een tak van Banu Tamim. Hij had de islam in 9 AH geaccepteerd samen met zijn stam, waarvan hij een leider was. Hij was door de Heilige Profeet (s) aangesteld als de verzamelaar van Zakat van zijn volk.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat hij na het overlijden van de Heilige Profeet (s) een van de mensen was die afvalligen werden. In feite verheugde hij zich over het overlijden van de Heilige Profeet (s) . Hij doodde ook de moslims van zijn stam die standvastig bleven bij het aanbieden van Zakat en het naar Medina sturen. Dus werd hij niet alleen afvallig, weigerde hij het offer van Zakat en gaf hij het verzamelde bedrag van Zakat terug aan de mensen, maar probeerde met Sajah, die onterecht een profeetschap claimde, Medina aan te vallen.

Sajah bint al-Harith – een valse eiser van het profeetschap

Zijne Heiligheid (aba) zei dat Sajah een Arabische waarzegger was, afkomstig uit de Banu Tamim en de Banu Taghlib die voornamelijk christenen waren, en dus zelf ook een christen was. Ze was met een leger uit Irak gereisd met plannen om Medina aan te vallen. Bij aankomst in Arabië ging ze eerst naar Banu Tamim waar er een groep mensen was die nog steeds Zakat wilde geven en de Khalifah wilde gehoorzamen, terwijl er een andere groep mensen was die hiertegen was. Er was ook een derde groep mensen die niet zeker wist welk standpunt ze moesten innemen. Zo veroorzaakten deze verschillen onenigheid binnen de stam zelf. Sajah dacht dat de Banu Tamim zich zouden verenigen en hun meningsverschillen opzij zouden zetten, waarna ze naar Medina zouden vertrekken en met het leger van Hazrat Abu Bakr (ra) zouden vechten.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat Malik bin Nuwairah en Sajah contact hadden gehad en elkaar hadden ontmoet. Ze kwamen een verdrag overeen, maar Malik bin Nuwairah adviseerde haar om Medina niet aan te vallen, en in plaats daarvan de geschillen binnen de stam moest oplossen, waarmee ze instemde. Dit veroorzaakte echter veel bloedvergieten binnen de stam, waarop ze zich realiseerden dat ze zich vergist hadden in het vertrouwen van Sajah, en dus sloten de stamhoofden van Banu Tamim zich samen en sloten een pact, resulterend in vrede in Banu Tamim.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat toen ze zich realiseerde dat haar plan onsuccesvol was, ze op weg ging naar Medina, en ze werd opgewacht door Aus bin Khuzaimah en zijn leger, tegen wie ze vocht en verloor. Aus bin Khuzaimah nam toen een belofte van haar dat ze zou vertrekken en niet terug zou keren naar Medina.

Sajah trouwt met Musailimah Kazzab

Zijne Heiligheid (aba) zei dat toen de leiders van haar leger bespraken hoe ze naar Medina zouden kunnen gaan, ze zei dat ze naar Yamamah zouden gaan waar ze hun krachten zouden bundelen met Musailimah Kazzab, een andere valse profeet. De twee ontmoetten elkaar en waren behoorlijk onder de indruk van elkaar. Musailimah stelde voor dat ze hun profeetschap moesten consolideren en moesten trouwen, waar Sajah mee instemde.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat ze dan zou terugkeren naar Banu Taghlib, waar ze na enige tijd terugkeerde naar de islam.

Hazrat Khalid bin Walid(ra) verklaart de dood van Malik bin Nuwairah

Zijne Heiligheid (aba) zei dat Hazrat Abu Bakr (ra) Khalid bin Walid (ra) had opgedragen om de wanorde te bestrijden die door Malik bin Nuwairah was ontstaan. Er zijn overleveringen dat Nuwairah vervolgens werd vermoord. Op een nacht, toen het erg koud was, zei Hazrat Khalid (ra) dat de gevangenen warm moesten worden gehouden, echter sommigen begrepen verkeerd wat hij zei en dachten dat hij opdracht gaf de gevangenen te doden, waardoor Nuwairah ook gedood. Volgens een andere overlevering riep Hazrat Khalid (ra) Nuwairah op en berispte hem voor wat hij had gedaan en de beslissingen die hij had genomen en legde hem uit dat Zakat een gebod was, net als het bidden. Nuwairah zei dat dit ook was wat de Heilige Profeet (s) wenste, maar hij noemde hem niet bij zijn naam, in plaats daarvan zei hij ‘een man uit jullie midden’. Hazrat Khalid (ra) beval toen dat Nuwairah moest worden gedood. Dit veroorzaakte opschudding onder sommigen die zeiden dat Hazrat Khalid (ra) een andere moslim had vermoord.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat Hazrat Abu Bakr (ra) Hazrat Khalid bin Walid (ra) had ontboden en hem vroeg naar de gebeurtenissen en wat er was gebeurd. Hij legde alles uit aan Hazrat Abu Bakr (ra) en betuigde zijn spijt, waarop Hazrat Abu Bakr (ra) hem vergaf en het bloedgeld voor Nuwairah aanbood.

Ongefundeerde beschuldigingen tegen Hazrat Khalid bin Walid(ra) met betrekking tot Malik bin Nuwairah

Zijne Heiligheid (aba) zei dat er een beschuldiging was geuit tegen Hazrat Khalid (ra) dat hij Nuwairah’s vrouw trouwde tijdens de strijd zonder te wachten voor de voorgeschreven periode. Zijne Heiligheid (aba) gaf uitleg door Hazrat Shah Abdul Aziz Dehlvi, die zei dat dit een verzinsel is tegen Hazrat Khalid (ra). Toen hij met haar trouwde, blijkt uit de geschiedenis dat Nuwairah al van zijn vrouw was gescheiden, maar haar in zijn huis had gehouden. Zo trouwde Hazrat Khalid (ra) met haar nadat ze was gescheiden en nadat de voorgeschreven wachttijd al was verstreken.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat er een andere bewering was dat Hazrat Khalid (ra) de vrouw van Nuwairah trouwde tijdens of onmiddellijk na de strijd, wat tegen de Arabische traditie was. Zijne Heiligheid (aba) legde uit dat dit niet waar is. Dr. Ali Muhammad Sallabi legde uit dat als dit was gebeurd,de Heilige Profeet (s) een precedent had geschept, door na de Slag bij Muraisi, met Juwairiyah bint Harith te trouwen. Op dezelfde manier trouwde de Heilige Profeet (sa) met Hazrat Safiyyah (ra) na de Slag bij Khaibar. Daarom is er geen geldige aantijging tegen Hazrat Khalid (ra) . Zijne Heiligheid (aba) zei dat hij dit alles noemde om te laten zien dat Hazrat Abu Bakr (ra) de juiste beslissing had genomen met betrekking tot Hazrat Khalid (ra) .

Zijne Heiligheid (aba) zei dat Hazrat Khalid (ra) later werd gestuurd om de wanorde te bestrijden die werd veroorzaakt door de mensen van Banu Hanifah en Musailimah, de valse profeet. Dus, Hazrat Khalid (ra) verzamelde zijn troepen en ging op weg naar Banu Hanifah. Hazrat Abu Bakr (ra) stuurde ook een groot leger achter Hazrat Abu Bakr (ra) aan zodat hij niet van achteren kon worden aangevallen. Hazrat Khalid (ra) ging verder naar Yamamah, waar de Slag om Yamamah plaatsvond.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat hij de Slag bij Yamamah in toekomstige preken zou noemen.

 

Samenvatting van de vrijdagpreek door Hazrat Khalīfa-tul-Masīh V (moge Allah zijn Helper zijn) gehouden op 28 januari 2022

Rechtgeleide kaliefen – Hazrat Abu Bakr(ra)

Na het reciteren van Tashahhud, Ta’awwuz en Surah al-Fatihah, zei Zijne Heiligheid Hazrat Mirza Masroor Ahmad(aba) dat hij zou doorgaan met het belichten van incidenten uit het leven van Hazrat Abu Bakr(ra).

Zijne Heiligheid(aba) zei dat de Heilige Profeet(saw) na de slag bij Uhud te weten kwam dat de Quraish een nieuwe aanval op de moslims overwogen om hen een laatste slag toe te brengen. De Heilige Profeet (saw) overlegde met Hazrat Abu Bakr(ra) en Hazrat Umar(ra), die beiden voorstelden dat de moslims naar de vijand moesten gaan, zodat ze niet zouden komen om hun families aan te vallen. De Heilige Profeet(saw) vroeg Hazrat Bilal(ra) om onder de moslims aan te kondigen dat zij de Heilige Profeet (saw) zouden vergezellen naar de strijd en dat zij die hadden deelgenomen aan de Slag van Uhud zouden meegaan met hem. Toen de moslims een plaats bereikten die Hamraa’ al-Asad heette, werden de ongelovigen ongerust en lieten zo hun intentie om Medina aan te vallen, varen.

Verraad van Banu Nadhir tegen de Heilige Profeet  (saw)

Zijne Heiligheid (aba) zei dat de Heilige Profeet (saw) samen met enkele metgezellen naar de Banu Nadhir-stam in Medina ging. Toen hij aankwam, boden de mensen van Banu Nadhir hem aan om plaats te nemen en te eten voordat ze over verdere zaken zouden praten. Dus nam de Heilige Profeet  (saw) plaats tegen een muur. Het Joodse volk van Banu Nadhir zag dit als een kans en één persoon klom met een steen op de muur om op de Heilige Profeet  (saw) te laten vallen. God informeerde de Heilige Profeet  (saw) echter over dit complot, waarop hij onmiddellijk opstond en vertrok. De Heilige Profeet  (saw) stuurde vervolgens een bericht naar de Banu Nadhir waarin hij zei dat ze verraderlijk hadden gehandeld en niet langer in Medina konden blijven, en gaf hen een periode van tien dagen om te vertrekken. Ze weigerden echter en dus maakten de moslims zich op voor de strijd. De moslims belegerden het fort van Banu Nadhir en ’s avonds keerde de Heilige Profeet  (saw) terug naar zijn huis. Volgens sommige overleveringen droeg de Heilige Profeet  (saw) destijds het bevel over het leger over aan Hazrat Abu Bakr (ra). Uiteindelijk gaven de Banu Nadhir zich over en mochten ze samen met hun bezit, afgezien van hun wapens, vertrekken.

De expeditie van Badr al-Mau’id

Zijne Heiligheid (aba) zei dat Abu Sufyan na de slag bij Uhud had uitgedaagd dat ze na een jaar in Badr al-Safra tegen de moslims zouden vechten en de Heilige Profeet  (saw) stemde ermee in. Naarmate de tijd naderde, begon Abu Sufyan zich zorgen te maken omdat hij hoopte een groter leger te hebben, en dus begon hij valse rapporten te verspreiden in een poging de moslims angst aan te jagen en hen van de strijd af te schrikken. Hazrat Abu Bakr(ra) en Hazrat Umar(ra) stelden beiden aan de Heilige Profeet (saw) voor dat in ieder geval de moslims hun belofte zouden moeten nakomen om de Quraish te ontmoeten. Dus vertrokken de moslims zoals gepland en bereikten de afgesproken bestemming, maar Abu Sufyan maakte excuses en keerde met zijn leger terug naar Mekka. De moslims bleven acht dagen in Badr, gedurende welke tijd ze zaken deden op een jaarlijks festival dat daar werd gehouden. Deze expeditie staat bekend als Badr al-Mau’id.

Calumny Against Hazrat A’ishah(ra)

His Holiness(aba) said that when the Holy Prophet (saw) learned that the Banu Mustaliq were planning an attack on the Muslims, the Holy Prophet (saw) set out towards them accompanied by 700 companions. According to some narrations, the banner of the Muhajireen (migrants to Madinah) was given to Hazrat Abu Bakr(ra).

Laster tegen Hazrat A’ishah (ra)

Zijne Heiligheid (aba) zei dat toen de Heilige Profeet  (saw) hoorde dat de Banu Mustaliq een aanval op de moslims aan het bereiden waren, de Heilige Profeet  (saw) naar hen toe ging vergezeld van 700 metgezellen. Volgens sommige overleveringen werd de vlag van de Muhajireen (migranten naar Medina) gedragen door Hazrat Abu Bakr(ra).

Zijne Heiligheid (aba) zei dat terwijl hij terugkeerde van Banu Mustaliq, er een grote laster werd geuit tegen Hazrat A’ishah (ra). Toen de moslims op een avond terugkeerden naar Medina, instrueerde de Heilige Profeet  (saw) hen om verder te gaan met de reis vanaf de plek waar ze waren gestopt waren om te rusten. Vlak daarvoor realiseerde Hazrat A’ishah(ra) zich dat ze haar ketting was kwijtgeraakt en ging ernaar op zoek. Toen ze terugkwam, waren de moslims al vertrokken. Ze hadden haar rijtuig op de kameel gezet, zonder te beseffen dat ze er niet in zat. Terwijl ze wachtte dat de moslims het zich zouden realiseren en terugkeren, viel ze in slaap en de volgende ochtend vond Hazrat Safwan(ra), die achter het leger aan had gereisd, haar. Ze reed op zijn kameel terwijl hij hem leidde, totdat ze zich weer bij het moslimleger voegden. Uit dit incident ontstond een grote laster die werd geïnitieerd door het hoofd van de hypocrieten, Abdullah bin Ubayy bin Sulool.

Allah de Almachtige onthult de onschuld van Hazrat A’ishah(ra)

Zijne Heiligheid (aba) zei dat toen Hazrat A’ishah (ra) hoorde over deze laster, ze toestemming vroeg aan de Heilige Profeet  (saw) om haar ouders te bezoeken, zodat ze kon bevestigen dat dit gerucht zich had verspreid. De Heilige Profeet  (saw) overlegde met enkele metgezellen over de kwestie, en vroeg ook Barirah, die Hazrat A’ishah (ra) diende, en zij getuigde van haar ongerepte karakter. Gedurende deze tijd was Hazrat A’ishah (ra) twee nachten en een dag in een toestand van slapeloze nood. Haar ouders zaten bij haar en probeerden haar te troosten. De Heilige Profeet  (saw) bezocht haar en zei dat als ze onschuldig was, God zeker in haar voordeel zou spreken. Hazrat A’ishah (ra) zei dat ze op dat moment geen andere keuze had dan geduldig te blijven, omdat ze wist dat ze onschuldig was. Op dat moment, terwijl de Heilige Profeet (saw) daar zat, openbaarde God de volgende verzen, waarmee hij de onschuld van Hazrat A’ishah(ra) bewees:

اِنَّ الَّذِیۡنَ جَآءُوۡ بِالۡاِفۡکِ عُصۡبَۃٌ مِّنۡکُمۡ

“Waarlijk, zij die de lastering voortbrachten waren een grote groep uit uw midden.” (De Heilige Koran, 24:12)

Zijne Heiligheid (aba) zei dat Hazrat Abu Bakr(ra), de vader van Hazrat A’ishah(ra), zwoer dat hij nooit meer financiële steun zou geven aan Mistah, die een van de mensen was geweest die dit valse gerucht hadden verspreid. Toen openbaarde God aan de Heilige Profeet (saw):

وَلَا یَاۡتَلِ اُولُوا الۡفَضۡلِ مِنۡکُمۡ وَالسَّعَۃِ اَنۡ یُّؤۡتُوۡۤا اُولِی الۡقُرۡبٰی وَالۡمَسٰکِیۡنَ وَالۡمُہٰجِرِیۡنَ فِیۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ ۪ۖ وَلۡیَعۡفُوۡا وَلۡیَصۡفَحُوۡا ؕ اَلَا تُحِبُّوۡنَ اَنۡ یَّغۡفِرَ اللّٰہُ لَکُمۡ ؕ وَاللّٰہُ غَفُوۡرٌ رَّحِیۡمٌ

“En laat hen, die rijkdommen en overvloed onder u bezitten niet ophouden te geven aan verwanten en behoeftigen en hen die hun huizen ter wille van Allah hebben verlaten. Laten zij vergeven en over het hoofd zien. Wenst gij niet dat Allah u zou vergeven? Allah is vergevingsgezind, Genadevol.” (De Heilige Koran, 24:23)

Zijne Heiligheid (aba) vertelde dat Hazrat Abu Bakr(ra) hierop zei dat hij zeker door God vergeven wilde worden, en zo begon hij Mistah weer te steunen.

Gebeurtenissen tijdens de Slag van de Gracht

Zijne Heiligheid (aba) zei dat de derde grote slag tussen de moslims en de ongelovigen de Slag van de Gracht, of de Slag van Ahzab (confederaties) was. Na de verdrijving van Banu Nadhir gingen enkele van hun leiders naar de Quraish en zetten hen aan om tegen de moslims te vechten. Ze verzamelden ook andere stammen, wat hun totale aantal naar 10.000 bracht. Toen de Heilige Profeet (saw) hoorde van dit leger, overlegde hij met zijn metgezellen, en Hazrat Salman(ra) de Pers stelde voor om een loopgraaf te graven. De Heilige Profeet  (saw) was het daarmee eens en hielp hij, samen met 3000 moslims, ook bij het graven van deze loopgraaf. Toen de vijand Medina omsingelde, voerde Hazrat Abu Bakr(ra) het bevel over een deel van het moslimleger. Gedurende deze tijd werd in dat gebied een moskee gevestigd, bekend als de Sadiq-moskee.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat hij deze incidenten in toekomstige preken zou blijven vertellen.

Begrafenisgebeden

Zijne Heiligheid (aba) zei dat hij de begrafenissen van enkele overleden leden zou aankondigen.

Mubaraka Begum, echtgenote van Mukhtar Ahmad Gondal. Zij is overleden op 11 januari. Ze was de schoondochter van een metgezel van de Beloofde Messias(as). Ze bezat veel deugdzame eigenschappen. Ze wordt overleefd door vijf zonen en drie dochters. Een van haar zonen, samen met aantal anderen uit haar nageslacht, zijn toegewijden voor het leven. Zijne Heiligheid (aba) bad dat Allah haar met vergeving en genade zou behandelen en haar gebeden voor haar nageslacht mocht vervullen.

Mir Abdul Waheed die in de nacht van 12 op 13 januari is overleden. In 2020 werd een valse aanklacht ingediend tegen hem en zijn familie, en zijn huis werd omringd door geestelijken en anderen. De politie hielp hen te ontsnappen, maar later werd een van zijn zonen door de politie meegenomen en gevangengezet wegens valse aanklachten van de godslastering. Zijn zoon zit nog steeds in de gevangenis en kon niet deelnemen aan de begrafenis van zijn vader. Zijne Heiligheid (aba) bad dat Allah de Almachtige de overledene met vergeving en genade zou behandelen en zijn familie geduld zou schenken. Moge Allah ook de middelen scheppen voor de vrijlating van zijn zoon.

Syed Waqar Ahmad uit de VS overleed op 17 januari aan een hartaanval. Zijn vrouw is de achterkleindochter van Mirza Bashir Ahmad(ra) en de achterkleindochter van Mirza Sharif Ahmad(ra). Hij was een voorbeeldige echtgenoot en vader. Hij leidde een onbaatzuchtig en eenvoudig leven. Hij zei dat als hij naar de moskee ging, hij zijn eed herhaalde, en niets was belangrijker voor hem dan dit. Zijne Heiligheid (aba) vertelde dat hij zelf heeft opgemerkt dat zelfs wanneer hij werd geconfronteerd met een grote beproeving, zijn eed handhaafde om voorrang te geven aan het geloof boven wereldse zaken. Hij was altijd gehoorzaam aan het Khilafat, zelfs als hij iets niet begreep. Zijn zoon Syed Adil Ahmed is een missionaris, en hij herhaalt ook dat zijn vader een eenvoudig leven leidde en voorrang gaf aan de behoeften van zijn familie boven die van hemzelf. Hij bezat vele deugdzame eigenschappen. Zijne Heiligheid (aba) bad dat Allah de Almachtige hem met vergeving en genade zou behandelen en zijn kinderen in staat zou stellen deze deugden voort te zetten.

Samenvatting van de vrijdagpreek door Hazrat Khalīfa-tul-Masīh V (moge Allah zijn Helper zijn) gehouden op 21 januari 2022

Vrijdagpreek gehouden in Masjid Mubarak, Islamabad, Tilford, VK

Rechtgeleide kaliefen – Hazrat Abu Bakr(ra)

Na het reciteren van Tashahhud, Ta’awwuz en Surah al-Fatihah, zei Zijne Heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmad(aba) dat hij zou doorgaan met het belichten van incidenten uit het leven van Hazrat Abu Bakr(ra).

De eerste taak na het bereiken van Medina

Zijne Heiligheid (aba) zei dat de Heilige Profeet (sa) na aankomst in Medina eerst zijn aandacht richtte op het bouwen van een moskee. De Heilige Profeet (sa) kocht een stuk land voor 10 dinar, en na het voorbereiden van het land, bad de Heilige Profeet (sa) en legde de eerste steen van de moskee. Dan zou de Heilige Profeet (sa) zelf helpen bij de bouw van de moskee. Het is opgetekend dat het bedrag dat werd betaald voor de aankoop van dat land werd afgenomen van de rijkdom van Hazrat Abu Bakr(ra).

Zijne Heiligheid (aba) zei dat toen de Heilige Profeet (sa) een eerste steen legde, hij Hazrat Abu Bakr (ra) instrueerde om een ​​steen naast de zijne te plaatsen, daarna vertelde hij Hazrat Umar (ra) om een ​​steen naast de steen van Hazrat Abu Bakr te plaatsen (ra), en toen instrueerde hij Hazrat Uthman (ra) om een ​​steen naast die van Hazrat Umar (ra) te plaatsen.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat toen de Heilige Profeet (sa) land toewees aan de metgezellen om hun huizen te bouwen, de Heilige Profeet (sa) Hazrat Abu Bakr (ra) een plaats in de buurt van de moskee toewees.

De banden van broederschap vestigen

Zijne Heiligheid (aba) zei dat de Heilige Profeet (sa) een band van broederschap tot stand bracht tussen Hazrat Abu Bakr(ra) en Hazrat Umar(ra) terwijl ze in Mekka waren. Het is opgetekend dat de Heilige Profeet (sa) twee keer banden van broederschap heeft gevestigd, één keer vóór de migratie en één keer daarna. Na de migratie onderhield de Heilige Profeet (sa) slechts twee banden van broederschap; dat tussen hem en Hazrat Ali(ra), en dat tussen Hazrat Hamzah(ra) en Hazrat Zaid(ra). Voor andere metgezellen werden nieuwe banden van broederschap tot stand gebracht.

Overleg met de moslims voorafgaand aan de slag bij Badr

Zijne Heiligheid (aba) zei dat toen de Heilige Profeet (sa) op weg ging naar Badr, het was om een ​​Mekkaanse handelskaravaan te onderscheppen die terugkeerde uit Syrië. Ondertussen vernam de Heilige Profeet (sa) dat een leger vanuit Mekka was ingezet om de handelskaravaan te beschermen. De Heilige Profeet (sa) overlegde met zijn metgezellen en zij kwamen met uiteenlopende meningen over de vraag of ze het leger moesten bestrijden dat was vertrokken of dat ze koers moesten zetten naar de handelskaravaan. Het is opgetekend dat het voor dit moment was dat het volgende vers werd geopenbaard:

“Omdat het uw Heer was Die u rechtmatig uit uw huis heeft geleid, terwijl een deel van de gelovigen afkerig was, heeft Hij u geholpen tegen uw vijand.” (8:6)

Zijne Heiligheid (aba) zei dat Hazrat Abu Bakr(ra) hierna stond en sprak ter ondersteuning, en dat deed Hazrat Umar(ra) ook. Hazrat Miqdad(ra) zei dat ze de Heilige Profeet(sa) zouden steunen in alles wat hem werd opgedragen door God.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat zodra ze het land van Badr bereikten, de metgezellen een tent voor de Heilige Profeet (sa) hadden opgezet en zeiden dat hij in de tent moest blijven terwijl ze ten strijde trokken. Enkele metgezellen hielden toen de wacht buiten de tent. De Heilige Profeet(sa) en Hazrat Abu Bakr(ra) brachten beiden de nacht door in deze tent; Hazrat Abu Bakr(ra) hield de wacht met zijn zwaard uit de schede, terwijl de Heilige Profeet(sa) de nacht doorbracht met gebeden aan God.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat Hazrat Ali(ra) eens aan enkele mensen vroeg wie de dapperste onder de moslims was. Ze antwoordden dat het Hazrat Ali(ra) was. Echter, Hazrat Ali(ra) zei dat het Hazrat Abu Bakr(ra) was, want op de dag van Badr, toen werd besloten wie de Heilige Profeet(sa) zou bewaken, stond Hazrat Abu Bakr(ra) ondanks het gevaar bij de Heilige Profeet ( sa) met zijn zwaard uit de schede. Zodat iedereen die bij de Heilige Profeet(sa) wilde komen eerst door hem heen zou moeten.

De steun van Allah de Almachtige aangezien de moslims enorm in de minderheid waren.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat toen de Heilige Profeet (sa) zag dat de vijand in veel grotere getalen waren dan de moslims, hij zich in de richting van de Ka’bah keerde en begon te bidden, zeggende dat als God ervoor zou zorgen dat de moslims verslagen zouden worden, zou er niemand meer op aarde zijn om Hem te aanbidden. Terwijl de Heilige Profeet (sa) aan het bidden was, viel zijn mantel en Hazrat Abu Bakr (ra) legde hem terug op zijn schouders, zeggende dat God zeker Zijn belofte zou vervullen. Toen werd het volgende vers geopenbaard aan de Heilige Profeet (sa):

“Toen u de hulp van uw Heer smeekte, en Hij u antwoordde, zeggende: ‘Ik zal u helpen met duizend engelen die elkaar volgen’.” (8:10)

Zijne Heiligheid (aba) zei dat God het toen liet regenen, wat op zijn beurt de grond onder de Mekkanen zachter maakte en de Mekkanen hun houvast verloren, terwijl de moslims standvastig bleven. Zo manifesteerde God Zijn goddelijke hulp, en al die tijd bleef de Heilige Profeet (sa) bidden.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat de Heilige Profeet (sa) later uit de tent kwam en de moslims aanmoedigde. De Heilige Profeet(sa) vocht ook moedig in de strijd, terwijl Hazrat Abu Bakr(ra) moedig naast hem mee vocht. Eens, op een later tijdstip, vertelde de zoon van Hazrat Abu Bakr(ra), die de islam niet had aanvaard ten tijde van de strijd, zijn vader dat hij zich achter een rots had verstopt en zijn vader had kunnen aanvallen, maar dat deed hij niet. Hazrat Abu Bakr(ra) zei dat hij ter wille van de Heilige Profeet (sa) niet zou hebben teruggehouden, maar omdat God had verordend dat zijn zoon later de islam zou accepteren, redde Hij hem.

Behandeling van krijgsgevangenen

Zijne Heiligheid (aba) zei dat de Heilige Profeet (sa) na zijn terugkeer naar Medina overlegde over wat er gedaan moest worden met de krijgsgevangenen. Over het algemeen was het gebruikelijk voor Arabieren om dergelijke gevangenen te doden, maar dit viel de Heilige Profeet (sa) niet goed, en een dergelijk gebod was in dit opzicht niet geopenbaard. Hazrat Abu Bakr(ra) suggereerde dat ze zouden worden vrijgelaten na boetedoening, want het zou kunnen zijn dat sommigen van hen later de islam zouden accepteren. Hazrat Umar (ra) was het hier niet mee eens en zei dat die mensen misdaden hadden begaan die hun einde rechtvaardigden. Vanwege zijn vriendelijke aard gaf de Heilige Profeet (sa) echter de voorkeur aan het advies van Hazrat Abu Bakr (ra), en later steunde het goddelijke bevel ook deze beslissing.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat Hazrat Abu Bakr(ra) en andere metgezellen eens, terwijl ze in Medina waren, ziek werden. Hazrat A’ishah (ra) zou haar vader gaan bezoeken, die zei dat de dood dichter bij een persoon is dan de veters aan zijn schoenen. Toen de Heilige Profeet(sa) dit vernam, bad hij dat moge Allah Medina net zo dierbaar voor hen maken als Mekka, en moge Hij de ziekte die zich had verspreid verwijderen.

Ondersteuning en eed van de moslims aan de Heilige Profeet (sa) tijdens de slag om Uhud

Zijne Heiligheid (aba) zei met betrekking tot de slag van Uhud, dat toen de Heilige Profeet (sa) hoorde van het complot van de Mekkanen om Medina aan te vallen, hij met de metgezellen overlegde of ze in Medina moesten blijven of eropuit zouden gaan om de vijand te bestrijden. Sommigen stelden voor om in Medina te blijven en van daaruit te verdedigen, en de Heilige Profeet (sa) steunde aanvankelijk deze mening. Anderen stonden er echter op dat ze buiten Medina moesten gaan om de vijand te bestrijden. Toen de Heilige Profeet (sa) hun passie zag, nam hij een beslissing volgens hun advies, en instrueerde hij dat ze zich op open terreinen tegen de vijand zouden verdedigen. Later hadden degenen die erop hadden gestaan ​​er spijt van dat ze zo hadden aangedrongen, en toen de Heilige Profeet (sa) terugkeerde met zijn wapenrusting aan, betuigden ze hun spijt en zeiden dat ze zouden doen wat de Heilige Profeet (sa) besloot. De Heilige Profeet (sa) zei dat het een profeet niet betaamde om zijn wapenrusting te verwijderen nadat hij het had aangetrokken, en dat ze zouden doorgaan.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat tijdens de strijd de Heilige Profeet (sa) een eed aflegde van bepaalde metgezellen dat ze zelfs tot hun dood zouden vechten als het moest. Dus vochten deze metgezellen moedig om de Heilige Profeet (sa) te verdedigen, onder wie Hazrat Abu Bakr (ra). Het was ook in deze tijd dat Hazrat Talhah(ra) zijn hand offerde, zodat geen pijl de Heilige Profeet(sa) kon bereiken.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat het ook tijdens de slag van Uhud was dat enkele tanden van de Heilige Profeet (sa) waren gebroken. Toen Hazrat Abu Bakr(ra) zich naar de Heilige Profeet (sa) haastte, zag hij dat hij ook bloedde en dat de ringen van zijn wapenrusting in zijn gezegende gezicht waren blijven steken, maar de Heilige Profeet (sa) zei dat ze eerst moesten zorgen voor Hazrat Talhah(ra) die ook gewond was.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat Abu Sufyan, die het Mekkaanse leger leidde, verkondigde dat ze de Heilige Profeet (sa) hadden gedood, maar de Heilige Profeet (sa) instrueerde de moslims om niets te zeggen. Hij zei ook hetzelfde over Hazrat Abu Bakr(ra) en Hazrat Umar(ra), maar de Heilige Profeet(sa) instrueerde hen om te zwijgen. Hierop begonnen de Mekkanen een van hun afgoden te verheerlijken. Toen hij dit hoorde, keek de Heilige Profeet (sa) naar de metgezellen en vroeg waarom ze niet reageerden, en instrueerde hen om Allah te verheerlijken.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat hij deze incidenten in toekomstige preken zou blijven benadrukken.

Samenvatting van de vrijdagpreek door Hazrat Khalīfa-tul-Masīh V (moge Allah zijn Helper zijn) gehouden op 14 januari 2022

Rechtgeleide kaliefen – Hazrat Abu Bakr(ra)

Na het reciteren van Tashahhud, Ta’awwuz en Surah al-Fatihah, zei Zijne Heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmad (aba) dat hij zou doorgaan met het belichten van incidenten uit het leven van Hazrat Abu Bakr (ra).

Suraqah bin Malik achtervolgt de Heilige Profeet (sa)

Zijne Heiligheid (aba) zei dat de Mekkanen een beloning hadden uitgezet voor degenen die de Heilige Profeet (sa) en Hazrat Abu Bakr (ra) konden pakken. Dus mensen zoals Suraqah probeerden de Heilige Profeet (sa) gevangen te nemen terwijl hij en Hazrat Abu Bakr (ra) aan het migreren waren, maar God stelde hem niet in staat om dit te doen. Daarom verzocht hij de Heilige Profeet (sa) om veiligheid toen de Heilige Profeet (sa) aan de macht kwam. De Heilige Profeet (sa) voorspelde toen Suraqah dat hij op een dag de armbanden van Chosroes zou dragen. Later, tijdens het tijdperk van Hazrat Umar (ra), toen Chosroes werd omvergeworpen, riep Hazrat Umar (ra) Suraqah bij hem en gaf hem Chosroes’ armbanden, waarmee de profetie van de Heilige Profeet (sa) werd vervuld.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat toen Suraqah terugkeerde van zijn ontmoeting met de Heilige Profeet (sa), hij een andere Mekkaanse karavaan tegenkwam die ook op zoek was naar de Heilige Profeet (sa). Toen Suraqah met hen sprak, zei hij niets over de verblijfplaats van de Heilige Profeet (sa). Hij overtuigde hen om hun zoektocht te beëindigen en terug te keren.

Een incident bij Umm Ma’bad

Zijne Heiligheid (aba) zei dat de Heilige Profeet (sa) en Hazrat Abu Bakr (ra) tijdens de migratie langs de tent van een vrouw genaamd Umm Ma’bad kwamen en vroegen of ze voedsel, vlees of dadels van haar konden kopen, maar ze had niets omdat haar mensen tijden van ontbering en hongersnood doormaakten. De Heilige Profeet (sa) zag een geit in een hoek van de tent en vroeg ernaar. Umm Ma’bad zei dat deze geit extreem zwak was, zo zwak dat ze geen melk kon produceren. De Heilige Profeet(sa) vroeg of hij kon proberen te melken. Dus de Heilige Profeet (sa) bad en melkte toen de geit, waardoor vervolgens de hele groep haar melk kon drinken. De Heilige Profeet (sa) gaf Umm Ma’bad de melk en ze dronk naar genoegen, waarna de Heilige Profeet (sa) zelf wat dronk. Hij liet toen een emmer melk achter bij Umm Ma’bad, kocht de geit van haar en vervolgde zijn reis.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat later, in hun zoektocht naar de Heilige Profeet (sa), mensen naar Umm Ma’bad gingen en vroegen of ze wist waar de Heilige Profeet (sa) was. Ze weigerde hen iets te vertellen, en terwijl ze doordrongen en agressief werden, zei Umm Ma’bad dapper dat als ze niet weggingen, ze haar stamgenoten zou oproepen om hen aan te vallen. Vervolgens vertrokken de Mekkanen.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat de Heilige Profeet (sa) onderweg Hazrat Zubair (ra) ontmoette die terugkeerde met een handelskaravaan uit Syrië. Hazrat Zubair (ra) gaf witte kleren aan zowel de Heilige Profeet (sa) als Hazrat Abu Bakr (ra).

Zijne Heiligheid (aba) zei dat ze tijdens deze reis verschillende handelskaravanen, die Hazrat Abu Bakr (ra) herkenden omdat hij ook een zakenman was, hebben ontmoet, maar ze herkenden de Heilige Profeet (sa) niet. Als ze vroegen wie hij was, antwoordde Hazrat Abu Bakr (ra) dat deze persoon zijn gids was.

Aankomst in Quba’ tijdens de migratie

Zijne Heiligheid (aba) zei dat ze na acht dagen reizen Quba’, twee tot drie mijl van Medina, bereikten op een maandag. De mensen van Medina hadden gehoord over het vertrek van de Heilige Profeet (sa) uit Mekka en hadden op zijn aankomst gewacht. Op een dag zag een Joodse man, die op een heuvel stond, de Heilige Profeet (sa) en Hazrat Abu Bakr (ra) naderen en kondigde aan de moslims aan dat hun leider was aangekomen. De moslims renden naar buiten om hen te ontmoeten. Toen ze dichterbij kwamen, stond Hazrat Abu Bakr (ra) op terwijl de Heilige Profeet (sa) rustig zat. Sommige mensen van Medina die de Heilige Profeet (sa) nog niet hadden gezien, benaderden eerst Hazrat Abu Bakr (ra) en begonnen hem te begroeten. Op dat moment nam Hazrat Abu Bakr (ra) zijn mantel en schermde de Heilige Profeet (sa) af van de zon, waarop de mensen beseften dat dit de Heilige Profeet (sa) was.

Fundament gelegd voor de Quba’-moskee en eerste vrijdaggebed

Zijne Heiligheid (aba) zei dat het is overgeleverd dat de Heilige Profeet (sa) ongeveer tien nachten in Quba’ verbleef. Tijdens dit verblijf legde de Heilige Profeet (sa) de fundering van een moskee, bekend als de Moskee van Quba’. De Heilige Profeet (sa) zei dat het fundament van deze moskee was gebaseerd op gerechtigheid.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat de Heilige Profeet (sa) na zijn verblijf in Quba’ naar Medina vertrok. Onderweg was de Heilige Profeet (sa) in de vallei van Banu Salim bin Auf toen het tijd werd voor het vrijdaggebed. Zo verrichtte de Heilige Profeet (sa) het vrijdaggebed in de moskee van de vallei van Ranunah samen met 100 moslims. Deze moskee werd bekend als de moskee van het vrijdaggebed, omdat dit het eerste vrijdaggebed was dat door de Heilige Profeet (sa) in Medina werd verricht. Zijne Heiligheid (aba) verduidelijkte dat deze moskee pas later formeel zou zijn opgericht.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat na het verrichten van het vrijdaggebed, de Heilige Profeet (sa) verder ging richting Medina, rijdend op zijn kameel met Hazrat Abu Bakr (ra) achterop.

Vreugde als de Heilige Profeet (sa) aankomt in Medina

Zijne Heiligheid (aba) zei dat Buraidah een van de mensen was die werd verleid door de beloning die door de Mekkanen was vastgesteld voor de gevangenneming van de Heilige Profeet (sa). Zo vertrok hij met 70 man uit Banu Sahm. Toen ze de Heilige Profeet (sa) tegenkwamen, vroeg hij hem wie hij was en waar hij vandaan kwam en Buraidah antwoordde hem. Toen Buraidah hem vroeg wie hij was, antwoordde de Heilige Profeet (sa) dat hij Mohammed (sa) bin Abdullah was, de Profeet van Allah. Hierop accepteerde Buraidah de Islam, samen met al degenen die bij hem waren. De volgende dag zei hij dat de Heilige Profeet (sa) Medina moest binnenkomen met een vlag. Dus deed hij zijn tulband af, bond hem aan zijn speer en liep voor de Heilige Profeet (sa) uit toen hij Medina binnenging.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat de Heilige Profeet (sa) samen met zijn karavaan van moslims zijn weg vervolgde naar de stad Medina. Wanneer de Heilige Profeet (sa) langs de huizen van mensen liep, boden ze hun huizen aan voor hem om in te verblijven, en de Heilige Profeet (sa) bad voor hen. Vrouwen en kinderen stonden op de daken van hun huizen en zongen welkomstwoorden voor de Heilige Profeet (sa). De Heilige Profeet (sa) bereikte de mensen van Banu Najjar, die in formatie stonden en hun wapenrusting droegen om de Heilige Profeet (sa) te verwelkomen, en de vrouwen van Banu Najjar zongen gedichten van dank en lof.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat de Heilige Profeet (sa) na een paar dagen Hazrat Zaid (ra) naar Mekka stuurde om de rest van de spullen van de Heilige Profeet (sa) naar Medina te brengen. De Heilige Profeet (sa) had wat land gekocht in Medina, waarop hij eerst de basis legde voor een moskee, en later begon huizen te bouwen voor zichzelf en zijn metgezellen. Hazrat Abu Bakr (ra) verbleef op een plaats in de omgeving van Medina genaamd Sun’a, die drie kilometer van de stad Medina verwijderd was.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat hij in toekomstige preken door zou gaan met het belichten van incidenten uit het leven van Hazrat Abu Bakr(ra).

Uitvaart gebeden

Zijne Heiligheid (aba) zei dat hij enkele overleden leden van de Gemeenschap zou vermelden.

Chaudhary Asghar Ali Kilaar die een gevangene is geweest op de weg van Allah. Hij stierf op 10 januari terwijl hij nog gevangen zat. Zijne Heiligheid (aba) zei dat hij dus als een martelaar wordt beschouwd. Hij werd op 24 september 2021 in Bahawalpur in hechtenis genomen nadat een zaak op grond van de blasfemiewetten van Pakistan tegen hem was aangespannen. Zijn gezondheid verslechterde tijdens zijn gevangenschap, waardoor hij op 4 januari naar het ziekenhuis werd gebracht, waar hij later op 70-jarige leeftijd overleed, na een gevangenisstraf van 3 maanden en 15 dagen. Hij had op 11 januari een hoorzitting voor een borgtocht, maar stierf vóór die datum. Hij accepteerde Ahmadiyyat toen hij een student was en was de enige persoon van zijn familie die dat deed. Zijn familie stopte met hem financieel te ondersteunen, waardoor hij kinderen bijles gaf om zijn opleiding te betalen. Hij bezat een grote liefde voor het Khilafat en respecteerde toegewijden voor het leven. Hij was gepassioneerd om mensen tot Allah te roepen, en door zijn inspanningen kwamen veel mensen in de kudde van Ahmadiyyat. Hij was regelmatig in het verrichten van gebeden en vasten, hij hielp de armen en behoeftigen en was vriendelijk voor zijn familie ondanks hun tegenstand. In de gevangenis zag hij drie dromen waarin God hem vredesgroeten bracht. Hij heeft de Gemeenschap in verschillende hoedanigheden gediend. Hij laat zijn vrouw, twee zonen en een dochter achter. Zijne Heiligheid (aba) bad dat Allah hem met vergeving en genade zou behandelen en zijn positie zou verhogen en zijn familie geduld zou schenken. Zijne Heiligheid (aba) zei te bidden voor alle andere gevangenen op de weg van Allah.

Mirza Mumtaz Ahmad een werker van Wakalat-e-Ulya Rabwah. Hij heeft lange tijd de Gemeenschap gediend. Hij laat zijn vrouw, twee zonen en een dochter achter. Hij bezat vele goede kwaliteiten en was toegewijd aan zijn werk. Nadat hij zijn eigen werk had voltooid, hielp hij bij het werk van anderen. Ondanks dat hij een ervaren werker was, was hij erg nederig, geduldig en tevreden. Zijne Heiligheid (aba) zei dat hij zag dat hij een stil persoon was met een kleine vriendenkring, en dat hij alleen naar werk en vervolgens naar huis ging. Hij was een zeer harde werker. Moge Allah hem met vergeving en genade behandelen en zijn kinderen in staat stellen zijn deugden voort te zetten.

Kolonel Dr. Abdul Khaliq, een voormalig beheerder van het Fazl-e-Umar Hospital. Hij wordt overleefd door twee zonen en twee dochters. Toen Pakistan Ahmadi’s als niet-moslims verklaarde, nam hij ontslag bij zijn regeringsbaan en wijdde hij zijn diensten aan het Nusrat Jahan project. Hij werd naar Sierra Leone gestuurd waar hij drie jaar diende. Hij diende ook in Samarkand, waar hij veel mensen hielp en de boodschap van Ahmadiyyat verspreidde. Hij werd door de vierde Kalief aangesteld als beheerder van het Fazl-e-Umar ziekenhuis, een functie die hij ongeveer tien jaar bekleedde. Hij had een diepe liefde voor de Heilige Koran en reciteerde die altijd. Hij nam alle beslissingen in overeenstemming met de leer van de Heilige Koran. Hij verrichtte regelmatig tahajjud [vrijwillige gebeden vóór het ochtendgloren] en had een grote liefde voor het Khilafat. Hij bezat vele grote kwaliteiten. Zijne Heiligheid (aba) bad dat Allah hem met vergeving en genade zal behandelen en zijn kinderen in staat zal stellen zijn deugden voort te zetten.

Samenvatting van de vrijdagpreek door Hazrat Khalīfa-tul-Masīh V (moge Allah zijn Helper zijn) gehouden op 7 januari 2022

Vrijdagpreek gehouden in Masjid Mubarak, Islamabad, Tilford, VK

Gods genoegen zoeken door financiële opofferingen en aankondiging van het 65e jaar van Waqf-e-Jadid.

Na het reciteren van Tashahhud, Ta’awwuz en Surah al-Fatihah, reciteerde Zijne Heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmad(aba) het volgende vers:

‘En de gelijkenis van degenen, die hun rijkdommen weggeven, Allah’s welbehagen zoekende en hun ziel versterkende, is als een tuin op hooggelegen grond, die bij regen tweevoudig vruchten voortbrengt. En als er geen regen op valt, dan is dauw voldoende. Allah ziet, wat gij doet.’ [Heilige Koran 2:266]

Zijne Heiligheid (aba) zei dat God de Almachtige in dit vers de gelovigen noemt die geld besteden in de weg van Allah, om hiermee Zijn genoegen te verkrijgen. Zo versterken ze ook hun gemeenschap en missie. Zijne Heiligheid (aba) zei dat in dit tijdperk de Beloofde Messias(as) de taak had om de ware boodschap van de islam in de wereld te verspreiden, en dezelfde verantwoordelijkheid ligt bij zijn volgelingen. Daarom moet iedereen bereid zijn zijn leven, rijkdom en eer op te offeren voor deze missie. Dit is zeker een ware weerspiegeling van iemands geloof.

Het genoegen van God bereiken door financiële offers.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat ware gelovigen hun rijkdommen uitgeven ter wille van God en het verspreiden van zijn missie. Ze doen dit niet om indruk op anderen te maken, maar om het genoegen van God te verwerven, hun eigen geloof te versterken en de gemeenschap te helpen versterken. Mensen die zulke offers brengen, proberen de hoogste normen te bereiken, waardoor God hun inspanningen accepteert en Zijn zegeningen aan hen schenkt. God kent de toestand van ieders hart; Het maakt hem niet uit of het financiële offer groot of klein is, hij kijkt eerder naar iemands bedoelingen.

Het belang van iemands bedoelingen bij het brengen van offers.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat God degenen die financiële offers brengen heeft vergeleken met zware regen of lichte regen, wat inhoudt dat degenen die rijk zijn in staat zijn om grote bedragen te geven, terwijl degenen die niet zoveel rijkdom bezitten minder zullen geven. Beide zijn echter gunstig voor de groei van fruit, want uiteindelijk is het Allah die ervoor zorgt dat fruit groeit, en Hij ziet iemands bedoelingen, die Hij alleen vruchtbaar kan maken. Daarom moet alles wat we doen in het belang van God zijn.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat in de tijd van de Beloofde Messias(as) veel van zijn metgezellen niet erg rijk waren, maar toch vooropliepen bij het brengen van financiële offers. Zijne Heiligheid (aba) zei dat dezelfde passie en toewijding vandaag de dag wordt gezien in de gemeenschap van de Beloofde Messias (as). Zulke voorbeelden zijn zelfs te vinden bij nieuwe bekeerlingen, die nog niet zoveel kennis van het geloof hebben verworven als anderen, maar toch ver gevorderd zijn in hun niveau van toewijding. Even zo is de huidige gemeenschap zo loyaal en trouw aan het Khilafat, dat, zoals de Beloofde Messias(as) heeft verklaard, zelfs tegenstanders verbaasd zijn over dit niveau van toewijding.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat in een tijd waarin de mensen doordrenkt zijn van wereldsgezindheid, deze mensen met elkaar wedijveren in financiële offers, alleen omwille van Allah.

Prachtige voorbeelden van Ahmadi-moslims die financiële offers brengen.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat hij enkele voorbeelden zou geven van hoe mensen hun geloof en zekerheid uitdrukken door financiële offers, en hoe Allah de Almachtige als resultaat Zijn zegeningen schenkt.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat er een afgelegen gebied in Sierra Leone is, waar de plaatselijke missionaris een pleidooi hield voor financiële opoffering. De imam van de moskee daar zei dat ze hun doel niet zouden kunnen bereiken. De plaatselijke missionaris leidde hen allemaal in stil gebed en ging toen naar het missiehuis. Voordat hij het missiehuis bereikte, belde de plaatselijke imam hem en zei dat hij hem zou komen ontmoeten. Toen hij aankwam, legde hij uit dat na het stille gebed een van zijn familieleden naar hem toe kwam en hem 100.000 Leones gaf. Hij verheerlijkte onmiddellijk Allah en zei dat ze hun belofte voor Waqf-e-Jadid niet konden vervullen, en zodra ze hadden gebeden, kwam deze persoon en bood dit grote bedrag aan.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat dergelijke voorbeelden ook bij vrouwen worden gevonden. Zijne Heiligheid (aba) zei dat er een vrouw in Tsjaad was, die 70.000 frank had toegezegd voor Waqf-e-Jadid, maar ze was niet in staat om het geld te regelen om de belofte na te komen. Zo verkocht ze een kameel die ze had voor 170.000 frank. Ze gebruikte dit om haar belofte na te komen, maar ze hield het resterende bedrag niet voor zichzelf, maar presenteerde dat ook als financiële bijdrage.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat soortgelijke voorbeelden ook onder de jeugd worden gevonden. Zijne Heiligheid (aba) zei dat Belize een plaats in Midden-Amerika is, wat vrij ver is, en dat de Khalifa daar nooit is geweest. Het zijn allemaal nieuwe bekeerlingen, maar hun mentaliteit van toewijding is precies hetzelfde (als die van geboren Ahmadies). Daar werd een 14-jarige jongen die had gedoneerd voor Tehrik-e-Jadid in de vrijdagpreek genoemd door Zijne Heiligheid. Veel mensen feliciteerden hem, en iemand gaf hem zelfs een beloning van $ 200. Veel kinderen zouden zo’n bedrag nemen en zelf spelletjes kopen. Deze jonge jongen zei echter dat hij $ 30 nodig had om zijn socialezekerheidskaart te laten maken, en dat hij de resterende $ 170 als financiële bijdrage zou geven. Hij komt uit een arm gezin en werd verzocht het bedrag voor zichzelf te houden. Hij was echter resoluut in zijn besluit. Zijne Heiligheid (aba) zei dat dit een voorbeeld is van het voorrang geven aan het geloof over de hele wereld. Hij bad dat Allah deze mentaliteit in de jonge jongen mocht behouden en hem zou redden van de invloeden van wereldsgezindheid.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat dergelijke voorbeelden te vinden zijn in de armste landen. Mensen kunnen op zulke mensen neerkijken omdat ze niet goed opgeleid zijn, maar in feite hebben deze mensen meer kennis van het geloof dan de meest geleerde mensen. Zijne Heiligheid(aba) zei dat de missionaris in Guinee-Conakry een preek hield over het belang van financiële opoffering waarin hij ook verschillende citaten van Zijne Heiligheid(aba) presenteerde. Aan het einde van de preek nam een ​​persoon die heel arm maar zeer oprecht was 218.500 Franken uit zijn zak en bood het aan voor Waqf-e-Jadid. Toen de missionaris hem vroeg waarom hij zo’n groot bedrag gaf, zei hij dat hij enorm onder de indruk was van de woorden van Zijne Heiligheid (aba), dat het hart niet van twee dingen tegelijk kan houden; men moet ofwel van God houden, ofwel van rijkdom houden. Hij zei dat hij niet al zijn bezitten van zijn huis kon geven zoals Hazrat Abu Bakr(ra) deed, maar hij kon tenminste geven wat er in zijn zak zat. Hij legde ook uit dat sinds hij financiële offers begon te brengen, hij merkte dat God zijn geloof en zekerheid had versterkt.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat mensen in ontwikkelde landen ook dezelfde geest van opoffering hebben. Een missionaris in Duitsland moedigde de leden aan om meer financiële offers te brengen. Een Duitse vrouw die zich geruime tijd geleden tot Ahmadiyyat had bekeerd, overhandigde 19.000 euro. Ze zei dat hoewel ze dit bedrag spaarde om een ​​auto te kopen, ze zei dat ze veel liever het genoegen van Allah de Almachtige zou bereiken.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat een persoon uit het VK een brief van de gemeente had ontvangen waarin hem werd meegedeeld dat hij nog openstaande rekening had. Hij had ook een telefoontje gekregen over de betaling van zijn belofte voor Waqf-e-Jadid. Hij besloot dat hij eerst zijn belofte voor Waqf-e-Jadid zou betalen. De volgende dag ontving hij nog een brief van de gemeente, waarin hij uitlegde dat ze zich hadden vergist, en in plaats van dat hij hun geld schuldig was, realiseerden ze zich dat ze in feite hem geld schuldig waren, en stuurden hem een ​​bedrag dat tien keer meer was dan het bedrag dat hij had geboden voor Waqf-e-Jadid.

Verschillende prestaties van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap in 2021.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat in het licht van het noemen van financiële offers ter wille van de verspreiding van het geloof, hij zou willen vermelden dat God het afgelopen jaar de wereldwijde gemeenschap in staat heeft gesteld om 187 moskeeën te stichten, afgezien van 105 moskeeën die momenteel onder constructie staan in Afrika. Evenzo werden 144 missiehuizen opgericht, waarvan vele in Afrika, terwijl er momenteel 45 in aanbouw zijn. Waar missiehuizen niet kunnen worden gebouwd, worden gebouwen op huur gekocht; als zodanig zijn er 731 missiehuizen en missionaris woningen die in Afrika op huur zijn aangekocht. Er zijn 632 missiehuizen te huur in andere Aziatische landen. Zijne Heiligheid (aba) vermeldde dat over het algemeen het grootste deel van het bedrag dat voor Waqf-e-Jadid wordt ingezameld, wordt uitgegeven in de Afrikaanse landen.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat het bouwen van moskeeën niet gemakkelijk is, omdat onze gemeenschap veel tegenstand ondervindt. Maar omdat onze gemeenschap deze dingen doet ter wille van de Almachtige God, schenkt Hij ook Zijn hulp. Zo werd er in Congo-Kinshasa een moskee gebouwd. Daar zorgden de soennitische moslims voor veel problemen en probeerden ze de bouw van deze moskee te belemmeren, en toen hun pogingen faalden, begonnen ze met de dood te dreigen. Desondanks ging de bouw van de moskee door. Op een dag kwam een ​​christelijke professor van de plaatselijke universiteit en begon de Ahmadi’s te helpen bij het bouwen van de moskee. Dus waar er mensen waren die de bouw van de moskee probeerden te belemmeren, voorzag God anderen om te helpen bij de voltooiing ervan.

Dit waren slechts enkele voorbeelden van de voorbeelden die door Zijne Heiligheid (aba) werden gepresenteerd.

Verslag van 2021 & aankondiging van het 65e jaar van Waqf-e-Jadid

Zijne Heiligheid (aba) zei dat hij het rapport van de voorgaande jaar voor Waqf-e-Jadid zou presenteren. Door de genade van Allah de Almachtige kwam het 64e jaar van Waqf-e-Jadid tot een einde en is het nieuwe jaar van Waqf-e-Jadid begonnen. In het afgelopen jaar bedroeg de totale collectie ongeveer 11,2 miljoen pond. Dit is een stijging van 742.000 ten opzichte van het jaar ervoor. In het licht van de omstandigheden in de wereld is dit een geweldige prestatie.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat wat betreft de totale collectie, het VK op de eerste plaats stond, gevolgd door Duitsland, Canada, de VS, India, Australië, Indonesië, een land uit de midden oosten, Ghana en België.

Zijne Heiligheid (aba) presenteerde de rapporten en posities van een aantal landen

Zijne Heiligheid (aba) bad dat Allah de Almachtige degenen zegent die meedoen aan de financiële opofferingen.

Samenvatting van de vrijdagpreek door Hazrat Khalīfa-tul-Masīh V (moge Allah zijn Helper zijn) gehouden op 31 december 2021

Rechtgeleide kaliefen – Hazrat Abu Bakr  (ra) en gebeden voor het nieuwe jaar

Na het reciteren van Tashahhud, Ta’awwuz en Surah al-Fatihah, reciteerde Zijne Heiligheid Hazrat Mirza Masroor Ahmad (aba):

“Als gij hem (de profeet) niet helpt, voorzeker Allah hielp hem, toen de ongelovigen hem verdreven – toen hij één van de twee was – en zij beiden in de grot waren en hij tot zijn metgezel zeide: “Treur niet want Allah is met ons.” Toen zond Allah Zijn vrede op hem neder en versterkte hem met scharen (van engelen) die gij niet zaagt en vernederde het woord van de ongelovigen en Allah’s woord is het allerhoogste. En Allah is Almachtig, Alwijs.” (9:40)

Zijne Heiligheid (aba) zei dat hij zou doorgaan met het vertellen over incidenten met betrekking tot de reis van Hazrat Abu Bakr (ra) naar de Grot van Thaur. De bovenstaande verzen werden geopenbaard door God de Almachtige met betrekking tot dit incident.

Treur niet, want Allah is met ons

Zijne Heiligheid (aba) zei dat terwijl de ongelovigen bij de grot stonden, Hazrat Abu Bakr (ra) zich zorgen maakte dat ze de Heilige Profeet (sa) zouden vinden. Toen de Heilige Profeet (sa) zijn bezorgdheid zag, stelde hij hem gerust: “treur niet, want Allah is met ons”. De spoorzoeker zei dat de Heilige Profeet (sa) dat punt niet had kunnen passeren en dat ze in de grot moesten kijken. Echter, Umayyah bin Khalaf zei dat het web en de boom die zich bij de ingang van de grot bevonden, daar leken te zijn geweest vóór de tijd van de Heilige Profeet (sa), dus hoe kon hij binnen zijn? Dus besloten ze niet in de grot te kijken en vertrokken.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat volgens een andere overlevering, toen Hazrat Abu Bakr (ra) zijn bezorgdheid uitte aan de Heilige Profeet (sa), hij antwoordde: “We zijn niet alleen, want God is de derde onder ons”. Zijne Heiligheid (aba) citeerde Hazrat Mirza Bashiruddin Mahmud Ahmad (ra), die zei dat zelfs in een situatie waarin de vijand zich vlak buiten de grot bevond, dat als ze naar binnen keken, ze hen zouden hebben gevonden, de Heilige Profeet (sa) alle vertrouwen had in God. Zijn vertrouwen in God was zo sterk dat het ook de zorgen van Hazrat Abu Bakr (ra) wegnam.

De onfeilbare loyaliteit van Hazrat Abu Bakr (ra)

Zijne Heiligheid (aba) citeerde de Beloofde Messias (as) die zei dat het tijdens deze moeilijke tijd was dat Hazrat Abu Bakr (ra) echt zijn loyaliteit en vertrouwen toonde. De ongelovigen waren vastberaden om de Heilige Profeet (sa) te doden, maar zonder enige acht te slaan op wat er zou kunnen komen, bleef hij standvastig aan de zijde van de Heilige Profeet (sa). Bovendien koos de Heilige Profeet (sa) uit de metgezellen van die tijd Hazrat Abu Bakr (ra) om hem tijdens deze moeilijke tijd te vergezellen. Dit werd gedaan door middel van goddelijke kennis die door God de Almachtige aan de Heilige Profeet (sa) werd geschonken, hem informerend dat Hazrat Abu Bakr (ra) de beste persoon was om hem te vergezellen.

Zijne Heiligheid (aba) citeerde verder de Beloofde Messias (as) die zei dat terwijl de ongelovigen buiten de grot aan het praten waren, de Heilige Profeet (sa) Hazrat Abu Bakr (ra) geruststelde. Hij deed dit echter niet alleen door middel van aanwijzingen en gebaren, zodat de buitenstaanders hem niet konden horen, maar zijn vertrouwen in God was zo groot, dat de twee in de grot met elkaar in gesprek waren, wetende dat God hen zou beschermen.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat volgens het plan de zoon van Hazrat Abu Bakr (ra) de Grot van Thaur zou bezoeken en nieuws uit Mekka zou brengen. Daarna zou hij in het geheim terugkeren naar Mekka, en zijn sporen zouden worden uitgewist door Amir bin Fuhairah en zijn kudde schapen. De Heilige Profeet (sa) en Hazrat Abu Bakr(ra) bleven drie dagen in de grot.

Premie gezet op de Heilige Profeet (sa)

Zijne Heiligheid (aba) zei dat de Mekkanen niet succesvol waren in hun zoektocht naar de Heilige Profeet (sa), en daarom kondigden ze een premie van honderd kamelen aan voor degene die de Heilige Profeet(sa) naar hen zou brengen, dood of levend.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat na drie dagen, zoals gepland, Abdullah bin Uraiqit drie kamelen naar de grot bracht, en ze vertrokken ’s nachts naar Medina. Zijne Heiligheid (aba) heeft verschillende meningen van geleerden overgeleverd met betrekking tot de datum waarop zij vanuit de grot naar Medina vertrokken.

Voortzetting van de reis naar Medina

Zijne Heiligheid (aba) zei dat de Heilige Profeet  (sa) reed op een kameel genaamd al-Qaswa. Toen ze vertrokken, keek de Heilige Profeet (sa) in de richting van Mekka en zei: “O Mekka, je bent me het meest dierbaar, maar je mensen staan me niet toe hier te blijven”. Toen zei Hazrat Abu Bakr (ra): “Deze mensen zullen zeker ten onder gaan omdat ze hun profeet hebben verdreven.”

Zijne Heiligheid (aba) zei dat toen ze een plaats genaamd Juhfa bereikten, God het volgende vers openbaarde:

Voorwaar, Hij, Die de verkondiging van de Koran u oplegde, zal u tot de plaats van terugkeer brengen. Zeg: “Mijn Heer weet het beste wie de ware leiding heeft gebracht en wie op een openlijk dwaalspoor is.” (28:86)

Zijne Heiligheid (aba) zei dat ze de hele nacht reisden, en de volgende dag, in de middag, stopten ze in de schaduw, toen Hazrat Abu Bakr (ra) de Heilige Profeet (sa) verzocht om te rusten, en dus ging hij liggen. Hazrat Abu Bakr (ra) was in staat om wat melk te halen voor de Heilige Profeet (sa).

Mekkanen gedwarsboomd in hun pogingen om de Heilige Profeet (sa) gevangen te nemen

Zijne Heiligheid (aba) zei dat door de premie op het hoofd van de Heilige Profeet (sa), veel Mekkanen naar hem op zoek waren. Een van deze mensen was Suraqah bin Malik. Hij reed snel naar de Heilige Profeet (sa), maar onderweg viel zijn paard. Hierna trok hij een lot en het zat hem tegen. Het kon hem niet schelen en hij bleef rijden. Hij was in staat om zo dicht bij de Heilige Profeet (sa) te komen, dat hij iets kon horen dat de Heilige Profeet (sa) aan het reciteren was. Toen hij echter dichterbij kwam, zonken de benen van zijn paard in het zand en kon het er niet meer uit. Hij trok weer het lot en het zat hem weer tegen en het resultaat was het mislukken van zijn missie. Dus riep hij naar de Heilige Profeet (sa) en zei dat hij hen geen kwaad zou doen. Hoewel hij eropuit was gegaan om de Heilige Profeet (sa) gevangen te nemen, gaf hij het op en nam wat er was gebeurd als een teken. Hij legde uit dat hij alleen achter hen aan was gekomen vanwege de premie. De Heilige Profeet (sa) zei dat hij niemand zou moeten vertellen over hun verblijfplaats.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat hij in toekomstige preken door zou gaan met het belichten van incidenten uit het leven van Hazrat Abu Bakr (ra).

Gebeden voor het nieuwe jaar

Zijne Heiligheid (aba) zei dat het nieuwe jaar morgen begint. Hij bad dat Allah dit nieuwe jaar gezegend mag maken voor de Gemeenschap en haar leden. Moge de Gemeenschap bewaard blijven van alle kwaad en mogen alle samenzweringen tegen deze Gemeenschap worden verijdeld. Mogen wij tot degenen behoren die getuige zijn van de vervulling van de belofte die God aan de Beloofde Messias (as) heeft gedaan. Zijne Heiligheid (aba) zei dat we het nieuwe jaar met gebeden moeten ingaan. Tahajjud [vrijwillige gebeden vóór het breken van de dageraad] moeten worden aangeboden, en veel moskeeën regelen dit. Degenen die nog geen plannen hebben gemaakt, moeten dat doen. Als het niet mogelijk de Tahajjud-gebed samen te verrichten, dan moeten mensen Tahajjud individueel thuis aanbieden.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat samen met Durood Sharif [begroeting aan de Heilige Profeet  (sa)] en Istighfar [vergiffenis zoeken], de volgende gebeden moeten worden gereciteerd:

“Onze Heer, laat ons hart niet afdwalen nadat Gij ons hebt geleid en schenk ons Uw barmhartigheid; waarlijk, Gij zijt de Milddadige.” (3:9)

“Onze Heer, vergeef ons onze zonden en de buitensporigheden in ons gedrag en maak ons standvastig en help ons tegen het ongelovige volk.” (3:148)

Begrafenisgebeden

Zijne Heiligheid (aba) zei dat hij de Overlijdens-gebeden op afstand zou leiden van de volgende overleden leden:

Malik Farooq Ahmad Khokhar van Multan, overleden op 18 december. Hij was de zoon van Malik Umar Ali Khokhar Sahib, en zijn moeder was Syeda Nusrat Jahan Begum Sahiba, de dochter van Mir Muhammad Ishaaq Sahib. Hij diende de Gemeenschap in Multan in verschillende hoedanigheden. Hij laat zijn vrouw, een zoon en vijf dochters na. Hij was erg lief en zorgzaam. Hij was regelmatig in het verrichten van Tahajjud. Als er ooit iemand in nood was, stond hij altijd klaar om ze meteen te helpen. Hij was erg gastvrij en liefdevol. Hij werd gerespecteerd en geliefd door zijn hele familie. Zijn vader stierf toen hij jong was, waarna hij goed voor zijn hele gezin zorgde. Hij maakte deel uit van de groep tijdens de migratie van de vierde kalief (rh) van Pakistan naar Londen. Hij verleende financiële hulp aan familieleden, zelfs als ze geen Ahmadi waren. Hij hield veel van Khilafat. Zijne Heiligheid (aba) bad dat Allah hem met vergeving en genade zou behandelen, en moge Hij zijn kinderen geduld schenken en hen in staat stellen te groeien in deugdzaamheid.

Rahmatullah Sahib van Indonesië. Vanaf het moment van zijn bekering tot aan zijn overlijden heeft hij grote diensten bewezen. Hij laat zijn vrouw, drie kinderen en zes kleinkinderen na. Hij zag eens de Beloofde Messias (as) in een droom, wat hem ertoe bracht Ahmadiyyat te accepteren. Ondanks bedreigingen van tegenstanders, verdedigde hij moedig Ahmadiyyat. Hij was erg gul, hij hield veel van Khilafat en was erg gehoorzaam. Zijne Heiligheid (aba) bad dat Allah hem met vergeving en genade zou behandelen en zijn kinderen in staat zou stellen zijn deugden voort te zetten.

Al-Haaj Abdul Hameed Taak uit Kashmir, die op 24 december is overleden. Hij was een Musi. Hij was erg vroom, vriendelijk en geliefd bij iedereen. Hij diende de Gemeenschap in verschillende hoedanigheden. Hij speelde een cruciale rol bij de oprichting van scholen en moskeeën. Zijne Heiligheid (aba) bad dat Allah hem met vergeving en genade zou behandelen en deugd in zijn nageslacht mocht vestigen.

Samenvatting van de vrijdagpreek door Hazrat Khalīfa-tul-Masīh V (moge Allah zijn Helper zijn) gehouden op 24 december 2021

Vrijdagpreek gehouden in Masjid Mubarak, Islamabad, Tilford, VK

Rechtgeleide kaliefen – Hazrat Abu Bakr(ra)

Na het reciteren van Tashahhud, Ta`awwuz en Surah al-Fatihah, zei Zijne Heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmad(aba) dat hij zou doorgaan met het belichten van incidenten uit het leven van Hazrat Abu Bakr(ra).

Zijne Heiligheid(aba) zei dat Hazrat Abu Bakr(ra) een van degenen was die de Heilige Profeet(sa) vergezelden naar Bai’at-e-Aqabah Thaniah(de tweede eed van trouw in Aqabah). Gedurende deze tijd werd Hazrat Abu Bakr(ra) samen met Hazrat Ali(ra) aangesteld om de wacht te houden.

De Heilige Profeet(sa) vergezellen tijdens de migratie.

Zijne Heiligheid(aba) zei dat Hazrat Abu Bakr(ra) ook de Heilige Profeet(sa) vergezelde tijdens zijn migratie naar Medina. De Mekkanen hadden de moslims ernstig vervolgd en in het licht hiervan moesten de moslims migreren. Op basis van een droom dacht de Heilige Profeet(sa) aanvankelijk dat de migratie richting Yamama zou zijn. Later werd echter duidelijk dat de migratie bedoeld was naar Yathrib, later bekend als Medina. Dus toen de inwoners van Medina de islam begonnen te accepteren, kregen de Mekkaanse moslims het advies om naar Medina te migreren. Uiteindelijk migreerde de meerderheid van de moslims van Mekka naar Medina, behalve degenen die in de Heilige Koran als volgt worden beschreven:

Met uitzondering van de zwakken onder de mannen en vrouwen en kinderen, die geen middelen tot en beschikking hebben, noch een weg kunnen vinden.” (4:99)

Zijne Heiligheid(aba) zei dat de Heilige Profeet(sa) wachtte op het bevel van God voordat hij zelf migreerde. Hazrat Abu Bakr(ra) vroeg toestemming om te migreren, waarop de Heilige Profeet(sa) antwoordde dat hij moest wachten, omdat ook hij spoedig het bevel zou kunnen ontvangen om te migreren.

Mekkaans complot om de Heilige Profeet(sa) te vermoorden.

Zijne Heiligheid(aba) zei dat tegelijkertijd de leiders van Mekka woedend waren over het feit dat moslims op de vlucht sloegen. Dus kwamen de stamhoofden bijeen om een ​​complot tegen de Heilige Profeet(sa) te maken, omdat ze niet wilden dat hij ook zou vertrekken. Ze bespraken verschillende plannen en complotten. Ten slotte werd besloten dat een man van elke stam van de Quraish een zwaard zou krijgen, en dat ze allemaal tegelijkertijd de Heilige Profeet(sa) moesten vermoorden. God informeerde de Heilige Profeet(sa) over dit complot, toen Hij zei:

Toen smeedden de ongelovigen tegen u plannen, opdat zij u gevangen mochten nemen of doden of verbannen. En zij maakten plannen en Allah maakte plannen en Allah is het best in staat plannen te verijdelen.” (8:31)

Zijne Heiligheid(aba) zei dat na het ontvangen van goddelijke toestemming, de Heilige Profeet(sa) begon met de voorbereidingen om te migreren. De Heilige Profeet(sa) ging eerst naar het huis van Hazrat Abu Bakr(ra), en informeerde hem dat hij toestemming had gekregen om te migreren, en dat Hazrat Abu Bakr(ra) hem zou vergezellen. Hazrat Abu Bakr(ra) zei dat hij al twee kamelen voor dit doel had voorbereid, waarvan hij er één aan de Heilige Profeet(sa) zou geven. De Heilige Profeet(sa) zei dat hij de kameel alleen zou nemen nadat hij ervoor had betaald, en kocht hem dus van de Hazrat Abu Bakr(ra) voor 400 dirhams. Er werd besloten dat de eerste stop de Grot van Thaur zou zijn waar ze drie dagen zouden blijven. Ze besloten ook om iemand in dienst te nemen die een grondige kennis had van verschillende paden in de woestijnen van Arabië. Voor dit doel namen ze Abdullah bin Uraiqit in dienst, die hen over drie dagen zou ontmoeten in de Grot van Thaur.

Hazrat Ali(ra) Op de hoogte van de plannen van de Heilige Profeet(sa)

Zijne Heiligheid(aba) zei dat na het maken van dit plan en zijn terugkeer naar huis, de Heilige Profeet(sa) Hazrat Ali(ra) informeerde over zijn plan om te migreren. Hij vertrouwde Hazrat Ali(ra) de plicht toe om die nacht in zijn bed door te brengen, met dezelfde deken die hij gebruikte. De Heilige Profeet(sa) verzekerde hem dat de vijand hem geen kwaad zou doen. Hij instrueerde ook Hazrat Ali(ra) dat hij alle toevertrouwde spullen die aan de Heilige Profeet(sa) waren gegeven zou teruggeven, waarna hij zich bij hem zou aansluiten in Medina. Al die tijd waren de aanvallers in de buurt van het huis van de Heilige Profeet(sa) en wachtten op het vallen van de avond om hun aanval te beginnen. De Heilige Profeet(sa) kon Abu Jahl hem horen treiteren, en als reactie reciteerde de Heilige Profeet(sa):

“Jaa Sien. Bij de Koran, die vol van Wijsheid is, Gij zijt inderdaad één der boodschappers Op het rechte pad. Dit is een openbaring van de Almachtige, de Genadevolle. Opdat gij een volk moogt waarschuwen welks vaderen niet zijn gewaarschuwd en dat achteloos leeft. Het Woord heeft zich reeds bewaarheid ten opzichte van de meesten hunner, want zij geloven niet. Wij hebben om hun hals ijzeren banden gelegd die tot aan hun kin reiken, zodat hun hoofd omhoog geheven blijft, En Wij hebben een hinderpaal vóór hen en een hinderpaal achter hen geplaatst en Wij hebben hen gesluierd, zodat zij niet kunnen zien.” (36:2-10)

Zijne Heiligheid(aba) zei dat tegen het vallen van de avond, hoewel de aanvallers precies buiten waren en regelmatig in het huis van de Heilige Profeet(sa) keken, hij in staat was zijn huis onopgemerkt te verlaten, terwijl de ongelovigen dachten dat de man in bed de Heilige Profeet(sa) was, was het eigenlijk Hazrat Ali(ra). Toen de ochtend aanbrak, realiseerden de aanvallers zich dat hun doelwit door hun vingers was geglipt, en dat het eigenlijk Hazrat Ali(ra) was die in bed lag.

Zijne Heiligheid(aba) zei dat er verschillende overleveringen zijn met betrekking tot het tijdstip van de nacht waarop de Heilige Profeet(sa) zijn huis verliet. Sommige overleveringen zeggen dat het in het begin van de nacht was, sommigen zeggen dat het midden in de nacht was, terwijl anderen zeggen dat het in het laatste deel van de nacht was. Zijne Heiligheid(aba) zei dat volgens Hazrat Mirza Bashir Ahmad Sahib(ra), de Heilige Profeet(sa) zijn huis in het begin van de nacht verliet, omdat de ongelovigen die voor zijn huis stonden niet verwachtten dat hij zo vroeg naar buiten zou komen, daarom kon de Heilige Profeet(sa) onopgemerkt vertrekken. Zijne Heiligheid(aba) zei dat volgens de Beloofde Messias(as), de Heilige Profeet(sa) zijn huis in de zeer vroege ochtend verliet. In ieder geval was de Heilige Profeet(sa) in staat om onopgemerkt te vertrekken.

De Heilige Profeet(sa) neemt afscheid van Mekka

Zijne Heiligheid(aba) zei dat de Heilige Profeet(sa) na het verlaten van zijn huis rechtstreeks naar het huis van Hazrat Abu Bakr(ra) ging. Daar maakten de dochters van Hazrat Abu Bakr(ra) snel wat eten klaar voor hun reis. Waarna ze beiden vertrokken.

Zijne Heiligheid(aba) zei dat de Heilige Profeet(sa) tijdens deze reis van migratie het volgende bleef reciteren:

“O mijn Heer, laat mijn intrede een goede intrede en mijn uitgang een goede uitgang zijn. En schenk mij van U een gezag dat tot hulp zou kunnen strekken.” (17:81)

Zijne Heiligheid(aba) zei dat toen de Heilige Profeet(sa) de Ka’bah passeerde, hij naar Mekka keek en het aansprak, zeggende: “Bij God, van Gods land, Mekka, jij bent de liefste voor mij, en van Gods land, jij bent de liefste van God. Als uw inwoners me niet hadden gedwongen te vertrekken, zou ik nooit zijn vertrokken.”

Zijne Heiligheid(aba) zei dat terwijl ze naar de Grot van Thaur reisden, Hazrat Abu Bakr(ra) soms voor de Heilige Profeet(sa) liep, soms achter hem, soms aan zijn rechterzijde en soms aan zijn linkerzijde. De Heilige Profeet(sa) vroeg hem hierover, waarop Hazrat Abu Bakr(ra) antwoordde dat hij soms zou denken dat iemand van voren, van achteren of van een zijde zou kunnen komen, en dus zou hij proberen alle kanten te bedekken om de Heilige Profeet(sa) te beschermen.

De grot van Thaur bereiken

Zijne Heiligheid(aba) zei dat toen ze de grot bereikten, Hazrat Abu Bakr(ra) eerst naar binnen ging en het binnen gedeelte schoon te maken. Toen ging de Heilige Profeet(sa) naar binnen en ging liggen met zijn hoofd op het been van Hazrat Abu Bakr(ra) geplaatst. Er was een gat in de grot, die Hazrat Abu Bakr(ra) met zijn voet bedekte. De hele nacht bleef hem iets bijten, maar uit angst om de Heilige Profeet(sa) lastig te vallen, bewoog hij niet. Toen de Heilige Profeet(sa) wakker werd, zag hij dat de kleur van het gezicht van Hazrat Abu Bakr(ra)was veranderd, en vroeg wat er mis was. Toen Hazrat Abu Bakr(ra) het hem vertelde, bracht de Heilige Profeet(sa) zijn speeksel aan op de wond, die daarna genas.

Zijne Heiligheid(aba) zei dat toen de Mekkanen beseften dat de Heilige Profeet(sa) was vertrokken, ze naar hem begonnen te zoeken. Ze ondervroegen Hazrat Ali(ra) en sloegen hem. Toen gingen ze naar het huis van Hazrat Abu Bakr(ra) en vroegen zijn dochter Hazrat Asmaa’(ra) naar de verblijfplaats van haar vader. Ze antwoordde dat ze het niet wist, waarop Abu Jahl haar sloeg.

Zijne Heiligheid(aba) zei dat de Mekkanen een spoorzoeker inhuurden, die in staat was de voetstappen van de Heilige Profeet(sa) naar de Grot van Thaur te volgen. De Mekkanen stonden buiten de grot en Hazrat Abu Bakr(ra) zegt dat hij hun voeten kon zien. Als ze in de grot hadden gekeken, hadden ze ze gevonden. Maar ze waren niet alleen, Omdat God met hen was, die een boom deed groeien, een spin stuurde om een ​​web te spinnen bij de ingang van de grot, en een duif stuurde die een nest maakte en eieren legde.

Zijne Heiligheid(aba) zei dat hij het leven van Hazrat Abu Bakr(ra) in toekomstige preken zou blijven benadrukken.

Samenvatting van de vrijdagpreek door Hazrat Khalīfa-tul-Masīh V (moge Allah zijn Helper zijn) gehouden op 17 december 2021

Rechtgeleide kaliefen – Hazrat Abu Bakr (ra)
Na het reciteren van Tashahhud, Ta’awwuz en Surah al-Fatihah, Zijne Heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmad (aba) vervolgde met het belichten van incidenten uit het leven van Hazrat Abu Bakr (ra).

Bevrijding van slaven
Zijne Heiligheid (aba) zei dat hij had vermeld hoe Hazrat Abu Bakr (ra) slaven bevrijdde. Zijne Heiligheid (aba) zei dat Hazrat Abu Bakr (ra) eens een slaaf van Banu Mo’mal passeerde. Ze werd geslagen en kreeg constant te horen dat ze de islam moest afzweren. Hazrat Abu Bakr (ra) betaalde voor haar vrijheid. In een andere overlevering wordt vermeld dat de vader van Hazrat Abu Bakr (ra) tegen hem zei, dat in plaats van de zwakken te bevrijden, hij de machtigen zou moeten bevrijden zodat zij hem kunnen beschermen. Hazrat Abu Bakr (ra) antwoordde door te zeggen dat hij alleen het genoegen van Allah wilde bereiken. Het is opgetekend dat de volgende verzen van de Heilige Koran werden geopenbaard in het licht van de acties van Hazrat Abu Bakr (ra):

“Wat hem betreft die geeft en God vreest en het goede aanvaardt, wij zullen zijn weg effenen tot welslagen. Maar hij die vrekkig en onverschillig is en het beste verwerpt, wij zullen hem naar moeilijkheden leiden. Wanneer hij te gronde gaat, zullen zijn rijkdommen hem niet baten. Voorwaar, het is aan ons om te leiden. En aan ons is het hiernamaals en ook deze wereld. Daarom waarschuw ik u voor het laaiend vuur; niemand zal er binnengaan dan de rampzaligste, die loochent en zich afwendt. Maar de rechtvaardige zal ver daarvan verwijderd worden. Die zijn rijkdommen weggeeft om zich te louteren. En niemand heeft hem een gunst bewezen waarvoor hij moet worden beloond. Maar hij die het welbehagen zoekt van zijn Heer, de Verhevene. Weldra zal hij tevreden zijn.” (92:6-22)

Zijne Heiligheid (aba) zei dat een van de slaven die door Hazrat Abu Bakr (ra) werd bevrijd, Hazrat Khubaab bin Arad (ra) was. Iemand zag eens de huid van Hazrat Khubaabs rug en ontdekte dat deze hard en ruw was, en vroeg hoe lang hij deze huidaandoening had. Hazrat Khubaab (ra) lachte en zei dat dit geen voorwaarde was, maar dat zijn slavenmeester hem sloeg omdat hij de islam had aanvaard. De slavenmeester gebood hem de islam af te zweren, maar als reactie daarop reciteerde hij gewoon de islamitische geloofsbelijdenis. Dit maakte zijn meester boos en dus sloeg hij hem nog meer en sleepte hem ook over stenen. Hazrat Abu Bakr (ra) kon dit niet langer aanzien en betaalde een groot bedrag voor zijn vrijheid.

Hazrat Abu Bakr’s (ra) migratie naar Abessinië
Zijne Heiligheid (aba) zei dat er een tijd was dat Hazrat Abu Bakr (ra) van plan was naar Abessinië te migreren. Toen de islam was geopenbaard, brachten de Mekkanen de moslims grote schade toe om hen te dwingen de islam te verlaten. De Heilige Profeet (sa) adviseerde enkele van de vroege moslims om naar Abessinië te migreren. Zo migreerden 11 mannen en vier vrouwen naar Abessinië. Daarna moest Hazrat Abu Bakr (ra) ook grote ontberingen het hoofd bieden en dus vertrok hij naar Abessinië. Onderweg ontmoette hij iemand die zei dat Hazrat Abu Bakr (ra) zijn vaderland nooit alleen zou verlaten, en hij ook nooit gedwongen zou kunnen worden om te vertrekken, en toen somde hij de vele geweldige kwaliteiten van Hazrat Abu Bakr (ra) op. Toen zei hij dat hij zelf bescherming zou bieden aan Hazrat Abu Bakr (ra), en beiden keerden terug naar Mekka. Toen de Mekkanen dit hoorden, zeiden ze dat Hazrat Abu Bakr (ra) in zijn eigen huis moest bidden, zodat anderen niet door hem zouden worden beïnvloed. Daarom bad Hazrat Abu Bakr (ra) alleen in zijn huis. Later maakte hij een kleine moskee op zijn binnenplaats waar hij bad en de Heilige Koran reciteerde. Het zien en horen van het hardop reciteren van de Heilige Koran, had een diepgaand effect op de mensen om hem heen. De Mekkanen zeiden opnieuw tegen de persoon die zwoer om Hazrat Abu Bakr (ra) te beschermen, dat zijn acties anderen beïnvloedden en dat hij Hazrat Abu Bakr (ra) moest vertellen om te stoppen. Vervolgens zei Hazrat Abu Bakr (ra) dat hij niet langer bescherming nodig had, aangezien Allah zelf genoeg was als zijn Beschermer.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat toen pogingen om de islam te onderdrukken niet succesvol waren, de ongelovige Mekkanen de Banu Hashim en Banu Muttalib boycotten. Er werd besloten dat niemand van hen iets zou kopen of aan hen verkopen, en dat ze hen ook geen enkele vorm van hulp zouden verlenen. Ze waren ook beperkt tot Shi’b Abi Talib (Vallei van Abu Talib), waar ze werden geconfronteerd met extreem moeilijke omstandigheden. Maar hoe moeilijk de omstandigheden ook werden, Hazrat Abu Bakr (ra) week nooit van de zijde van de Heilige Profeet (sa).

’De Romeinen zijn verslagen’
Zijne Heiligheid (aba) zei dat er een profetie in de Heilige Koran staat die stelt: “De Romeinen zijn verslagen in het nabijzijnde land, maar zij zullen na hun nederlaag zeker overwinnen, binnen een negental jaren – van Allah is het gebod daarvóór en daarna – en op die dag zullen gelovigen zich verheugen.” (30:3-5). De ongelovigen wilden dat de Perzen de Romeinen zouden verslaan, aangezien de Perzen een afgodenaanbiddend volk waren. De moslims wilden echter dat de Romeinen de Perzen zouden verslaan, aangezien de Romeinen Mensen van het Boek waren. In die tijd waren de Perzen de Romeinen aan het verslaan, maar volgens de kennis die van God was ontvangen, voorspelde de Heilige Profeet (sa) dat de Romeinen uiteindelijk de Perzen zouden verslaan. Hazrat Abu Bakr (ra) begon deze profetie openlijk te verkondigen, en de ongelovigen vertelden Hazrat Abu Bakr (ra) dat als hij geloofde dat dit waar was, er een tijdsperiode zou moeten worden vastgesteld en dat voorwaarden zouden worden bepaald voor degene die als eerste overwon. Hazrat Abu Bakr (ra) stelde een periode van vijf jaar vast, maar de Heilige Profeet (sa) droeg hem op om een ​​periode van drie tot negen jaar vast te stellen in overeenstemming met wat in de Heilige Koran is vermeld. Dienovereenkomstig zegevierde Rome in die periode.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat Hazrat Abu Bakr (ra) de Heilige Profeet (sa) zou vergezellen wanneer hij de islam ging prediken tot verschillende stammen. Elk jaar ontmoette de Heilige Profeet (sa) de verschillende stammen die samenkwamen en predikte de islam aan hen, en Hazrat Abu Bakr (ra) stond aan de zijde van de Heilige Profeet (sa) in dit streven. Eens was de stam Bakr bin Wa’il gekomen voor de hadj, en de Heilige Profeet (sa) instrueerde Hazrat Abu Bakr (ra) om hem aan de stam voor te stellen.

Een oproep tot gebed voor Ahmadis in Afghanistan
Zijne Heiligheid (aba) deed een oproep om te bidden voor de Ahmadis die in Afghanistan wonen. Ze maken veel ontberingen door en sommigen zijn zelfs gearresteerd. Vrouwen en kinderen thuis maken zich grote zorgen en de mannen die nog niet zijn gearresteerd, leven in angst dat ze binnenkort zullen worden opgepakt of uit hun huizen worden gezet. Zijne Heiligheid (aba) bad dat Allah hen verlichting zou schenken en hun ontberingen zou verlichten.

Zijne Heiligheid (aba) deed ook een oproep om te bidden voor Ahmadis die in Pakistan wonen. Ook zij hebben te maken met moeilijke omstandigheden en er blijven zich nieuwe incidenten voordoen.

Zijne Heiligheid (aba) drong er bij hem op aan om voor de hele wereld te bidden, en dat zij in staat zullen zijn de Beloofde Messias (as) te herkennen en te accepteren. Moge Allah alle kwaad verwijderen en moge de wereld zijn Schepper erkennen.

Begrafenis gebeden
Zijne Heiligheid (aba) zei dat hij bij verstek de begrafenisgebeden zou verrichten van de volgende leden:

Al-Haaj Abdur Rahman Anin, de voormalige secretaris Umur-e-Amma en Afsar Jalsa Salana in Ghana. Hij behaalde zijn hogere opleiding in Egypte, waarna hij als manager werkte voor verschillende bedrijven in Ghana. Later startte hij ook zijn eigen bedrijf en was daar directeur. Hij was erg vroom en oprecht. Hij was voorbeeldig in zijn dienst aan de Gemeenschap en gaf de Gemeenschap voorrang boven zijn persoonlijk gewin. Hij was altijd aanwezig en klaar om te dienen in welke hoedanigheid dan ook. Op het moment van zijn overlijden was hij de National Trustee. Hij was erg gul, niet alleen voor zijn familie, maar ook voor alle mensen in nood. Hij was oprecht en loyaal aan de Gemeenschap en het Khilafat. Hij was regelmatig in het verrichten van Tahajjud [vrijwillige gebeden vóór ochtendgloren]. Hij laat zijn vrouw, vijf zonen en vijf dochters na.

Azyaab Muhammad Ali Al-Jibali uit Jordanië, die onlangs is overleden. Hij accepteerde Ahmadiyyat in 2010 en was de enige Ahmadi samen met zijn vrouw in het gebied. Ondanks tegenstand na het accepteren van Ahmadiyyat, bleef hij standvastig. Hij verdedigde Ahmadiyyat en Khilafat krachtig. Hij had een passie voor het leren en het verspreiden van de boodschap. Tijdens zijn ziekte vertelden enkele van zijn familieleden hem dat deze ziekte het gevolg was van het accepteren van Ahmadiyyat, en dat hij Ahmadiyyat moest verlaten. Hij zou bidden dat God hem deed sterven als een Ahmadi.

Deen Muhammad Sahib, een gepensioneerde missionaris die momenteel in Canada woonde. Toen hij 11 was, werd hij naar Qadian gebracht waar hij studeerde onder Mir Muhammad Ishaq Sahib (ra). Later trad hij toe tot Jamia Ahmadiyya, waarna hij in verschillende delen van Pakistan en vervolgens in Fiji diende. Hij diende ook als perssecretaris in Rabwah. Hij had een passie voor het uitdragen van de boodschap. Hij laat zijn vrouw, twee zonen en drie dochters na.

Mian Rafiq Ahmad, die een werknemer was in het kantoor van Jalsa Salana. Hij behaalde zijn BSc in Werktuigbouwkunde. Hij werkte in verschillende instellingen, waarna hij tien jaar in Tanzania verbleef, waar hij de secretaris van financiën was. Later begon hij vrijwilligerswerk te doen in het kantoor van Jalsa Salana en wijdde zijn leven aan de gemeenschap, en nam de verantwoordelijkheden van de technische aspecten van Jalsa Salana op zich. Hij laat drie drie zonen en een dochter achter. Sommige mensen vertelden hem dat de woning die hem werd aangeboden vrij klein was, maar hij antwoordde dat hij tevreden zou zijn, zelfs als hij in een tent moest wonen. Hij was regelmatig in zijn gebeden, hield van de Heilige Koran, was vriendelijk en bezat veel goede eigenschappen. Hij hield veel van Khilafat. Zijne Heiligheid (aba) zei dat hij ook had gezien dat hij erg aardig, nederig en loyaal was aan zijn eed van trouw. Hij streefde er ook naar om de fondsen van de Gemeenschap te maximaliseren en ze op een optimale manier te besteden.

Qanita Zafar, echtgenote van Ahsanullah Zafar Sahib, voormalig Amir van de Amerikaanse Jama’at. Ze is omgekomen bij een auto-ongeluk. Ze bezat veel goede eigenschappen. Ze was erg loyaal aan het Khilafat en had veel liefde voor de Heilige Profeet (sa) en de Beloofde Messias (as). Ze wordt overleefd door haar man en twee dochters. Ondanks dat ze een doctoraat had, was ze buitengewoon nederig. Ze zorgde er altijd voor dat de moskee schoon bleef.

Zijne Heiligheid (aba) bad dat Allah alle overledenen met vergiffenis en genade zou behandelen en hun nakomelingen in staat zou stellen in hun voetsporen te treden.

Samenvatting van de vrijdagpreek door Hazrat Khalīfa-tul-Masīh V (moge Allah zijn Helper zijn) gehouden op 10 december 2021

Vrijdagpreek gehouden in Masjid Mubarak, Islamabad, Tilford, VK

Rechtgeleide kaliefen – Hazrat Abu Bakr(ra)

Na het reciteren van Tashahhud, Ta’awwuz en Surah al-Fatihah, Zijne Heiligheid, bleef Hazrat Mirza Masroor Ahmad(aba) incidenten uit het leven van Hazrat Abu Bakr(ra) belichten.

Aanvaarding van de islam door Hazrat Abu Bakr(ra)

Zijne Heiligheid(aba) zei dat hij eerder de incidenten noemde rond de acceptatie van de Islam door Hazrat Abu Bakr(ra). Het is beschreven dat Hazrat Abu Bakr(ra) een keer, voor de komst van de Heilige Profeet(sa), naar Jemen reisde, waar hij een oudere geleerde ontmoette. Deze geleerde was in staat om nauwkeurig de achtergrond en familiegeschiedenis van Hazrat Abu Bakr(ra) te bepalen. De geleerde vertelde hem toen dat er een profeet zou verschijnen en dat hij zou worden bijgestaan ​​door een jonge en een oudere persoon. Een van de tekenen van de oudere persoon die die profeet zou helpen, was dat hij een teken op zijn buik zou hebben, en toen Hazrat Abu Bakr(ra) zijn kledingstuk verhief, zag de oudere geleerde een zwarte vlek op zijn buik. Hij zei dat hij zeker de oudste was die de komende profeet zou bijstaan. Hij adviseerde hem toen de waarheid nooit te verlaten. Hierna hoorde Hazrat Abu Bakr(ra) over de aanspraak van de Heilige Profeet(sa), en mensen kwamen naar hem toe om zijn mening te vragen. Hazrat Abu Bakr(ra) ging toen naar de Heilige Profeet(sa) en vroeg hem naar zijn aanspraak en welk bewijs hij had. De Heilige Profeet (sa) deelde hem mee dat hij de oudere man kende die hij in Jemen had ontmoet. Toen Hazrat Abu Bakr(ra) vroeg hoe hij hiervan afwist, zei de Heilige Profeet(sa) dat hij werd geïnformeerd door dezelfde engel die op profeten neerdaalde.

Zijne Heiligheid (aba) zei dat in een andere overlevering is beschreven dat toen Hazrat Abu Bakr(ra) naar de Heilige Profeet(sa) ging en zijn aanspraak hoorde, Hazrat Abu Bakr(ra) zei dat hij de Heilige Profeet(sa) nog nooit een leugen had zien vertellen, hij deed goede daden en hij was aardig voor zijn familie. Daarna vroeg hij de Heilige Profeet(sa) om zijn hand uit te strekken zodat hij trouw aan hem kan zweren.

Zijne Heiligheid(aba) zei dat in een andere overlevering is beschreven dat Hazrat Abu Bakr(ra) de Heilige Profeet(sa) vroeg of hij beweerde dat engelen op hem neerdaalden. Als reactie daarop begon de Heilige Profeet(sa), uitleg te geven om te beschrijven wat hij had meegemaakt, om alle twijfels weg te nemen. Hazrat Abu Bakr(ra) verzocht om geen uitleg te geven, in plaats daarvan wilde hij een eenvoudig antwoord op de vraag of de Heilige Profeet(sa) beweerde dat engelen op hem neerdaalden. De Heilige Profeet(sa) antwoordde bevestigend, waarop Hazrat Abu Bakr(ra) hem accepteerde. Hazrat Abu Bakr(ra) zei dat hij geen verklaring wilde, want hij wilde accepteren op basis van wat hij zag, niet op enig bewijs.

Zijne Heiligheid(aba) citeerde Hazrat Mirza Bashiruddin Mahmud Ahmad(ra), die schrijft dat Hazrat Abu Bakr(ra) de Heilige Profeet(sa) accepteerde op basis van één enkele stelling; dit was het feit dat hij de Heilige Profeet (sa) al sinds zijn kinderjaren kende, en hij nooit loog, was nooit ondeugend, noch uitte hij ooit iets gemeens. Dus, Hazrat Abu Bakr(ra) wist dat hij nooit zou liegen. Hazrat Abu Bakr(ra) zei dat als de Heilige Profeet(sa) nooit over mensen had gelogen, waarom zou hij dan over God liegen? Dit is in feite het bewijs van de waarheidsgetrouwheid van de Heilige Profeet(sa), hem gegeven door God, Die de Heilige Profeet(sa) instrueerde om te zeggen:

“Voorzeker, ik heb voordien een heel leven onder u doorgebracht. Wilt gij dan niet begrijpen?” (10:17)

De eigenschappen van Siddiq aannemen

Zijne Heiligheid(aba) citeerde de Beloofde Messias(as) die zei dat de Heilige Profeet(sa) Hazrat Abu Bakr(ra) Siddiq noemde vanwege wat hij in zijn hart bezat. Dus als iemand, in welk tijdperk dan ook, Siddiq wil worden, dan moet hij de kwaliteiten van Hazrat Abu Bakr(ra) overnemen. Een voorbeeld van deze eigenschappen is dat bij het horen van de aanspraak van de Heilige Profeet(sa) op de profeetschap, hij zei dat als dit zijn bewering is, dan moet hij waarachtig zijn. Het was niet nodig voor hem om een ​​of ander wonder te zien, want hij kende de kwaliteiten van de Heilige Profeet(sa), en eenvoudig op basis hiervan wist hij dat alles wat hij zegt waar moest zijn. Toen hij de Heilige Profeet(sa) ontmoette en naar zijn aanspraak informeerde, zei hij dat hij de eerste was die voor hem getuigde.

De eerste man die de Heilige Profeet(sa) accepteerde

Zijne Heiligheid(aba) zei dat er verschillende meningen zijn onder historici over wie de eerste man was die de Heilige Profeet(sa) accepteerde; Hazrat Abu Bakr(ra), Hazrat Ali(ra), of Hazrat Zaid bin Harithah(ra). Er wordt gezegd dat de eerste mannelijke volwassene die de Heilige Profeet(sa) accepteerde, Hazrat Abu Bakr(ra) was, het eerste kind was Hazrat Ali(ra), en de eerste vrijgelaten slaaf die accepteerde was Hazrat Zaid bin Haritha(ra). Zijne Heiligheid(aba) citeerde Hazrat Mirza Bashir Ahmad(ra) die zei dat de eenvoudige oplossing voor deze discussie het feit is dat zowel Hazrat Ali(ra) als Hazrat Zaid bin Harithah(ra) leden waren van het huishouden van de Heilige Profeet(sa) en leefden met hem als zijn eigen kinderen, en als zodanig zouden automatisch hebben aanvaard wat de Heilige Profeet(sa) zei. Dus Hazrat Abu Bakr(ra) was de eerste persoon die de Heilige Profeet(sa) op zichzelf accepteerde.

Predikking van Hazrat Abu Bakr(ra)

Zijne Heiligheid (aba) zei dat er velen waren die de islam accepteerden door de predikkinding van Hazrat Abu Bakr(ra), zoals Hazrat Uthman(ra), Hazrat Zubair bin al-Awwam(ra), Hazrat Abdur Rahman bin Auf(ra), Hazrat Sa’d bin Abi Waqas en Hazrat Talha bin Ubaidullah(ra). Dit waren metgezellen die zouden gaan behoren tot de tien metgezellen die de blijde tijding van het Paradijs kregen.

Verdediging van de Heilige Profeet(sa)

Zijne Heiligheid(aba) zei dat samen met de Heilige Profeet(sa), Hazrat Abu Bakr(ra) ook grote ontberingen moest doorstaan ​​vanwege zijn aanvaarding van de Islam. Het is beschreven dat eens, terwijl de Heilige Profeet(sa) aan het bidden was bij de Heilige Ka’bah, een ongelovige kwam en hem begon te verstikken. Toen Hazrat Abu Bakr(ra) dit zag, snelde hij naar voren en duwde de ongelovige weg van de Heilige Profeet(sa). Hazrat Abu Bakr(ra) vroeg hem, zou hij iemand doden alleen maar omdat hij zei dat zijn Heer Allah is? Bij een andere gelegenheid, toen de ongelovigen de Heilige Profeet(sa) hadden omsingeld, stelde Hazrat Abu Bakr(ra) hen dezelfde vraag; zouden ze iemand vermoorden alleen maar omdat hij zei dat zijn Heer Allah is? Hierop richtten de ongelovigen hun aandacht op Hazrat Abu Bakr(ra) en vielen hem aan.

Zijne Heiligheid(aba) zei dat Hazrat Ali(ra) eens aan de mensen vroeg wie de dapperste persoon was. De mensen antwoordden dat het Hazrat Ali(ra) was. Hazrat Ali(ra) zei dat in feite de moedigste persoon Hazrat Abu Bakr(ra) was, want hij verbleef bij de Heilige Profeet(sa) op de dag van de Slag bij Badr, en geen enkele ongelovige durfde in de buurt van de Heilige Profeet(sa) te komen, want zij zouden eerst door Hazrat Abu Bakr(ra) moeten gaan.

Bevrijding van slaven

Zijne Heiligheid(aba) zei dat toen Hazrat Abu Bakr(ra) de Islam accepteerde, hij 40.000 dirhams had, die hij gebruikte om zeven slaven te bevrijden. Dit was inclusief Hazrat Bilal(ra), die werd gemarteld nadat hij de Islam had aanvaard. Toen hij dit zag, kocht Hazrat Abu Bakr(ra) de vrijheid van Hazrat Bilal(ra).

Zijne Heiligheid(aba) zei dat hij in toekomstige preken door zou gaan met het belichten van de incidenten uit het leven van Hazrat Abu Bakr(ra).

Hoe verhoudt de Islam zich tegenover de Bijbel?

Door: Suhaib Akmal

Een samenstelling vanuit Tafsir-e-Kabir en Dibacha Tafsir-ul-Quran

  • Introductie

De Bijbel en de Heilige Koran zijn voor velen belangrijke bronnen uit het verleden. Het Oude Testament is een belangrijk geschrift voor zowel Joden als Christenen. Het wordt door velen gezien als het letterlijke geopenbaarde woord van God dat werd geopenbaard aan de Profeet Mozes (vzmh). Het Nieuwe Testament, daarentegen, wordt niet geaccepteerd door Joden maar wel door Christenen. De Heilige Koran is ook bekend als het Boek van de Moslims. Het is in het algemeen bekend dat moslims geloven in de Heilige Koran, maar hoe verhouden moslims zich tegenover de Bijbel?

De Heilige Koran vermeldt “Hij heeft u het Boek met de waarheid nedergezonden, vervullende, hetgeen er aan voorafgaat en Hij zond voordien de Torah en het Evangelie als leiding voor het volk en Hij heeft het Verschil geopenbaard.” (Hoofdstuk 3, Vers 4)

Volgens de Heilige Koran, zijn de Torah en het Evangelie dus geopenbaarde boeken van God de Almachtige. Maar tegelijkertijd erkent de Heilige Koran ook het feit dat deze boeken zich niet verkeren in de originele staat zoals in de tijd dat ze werden geopenbaard. In dit artikel zal worden aangetoond dat zowel het Oude – als Nieuwe Testament niet vrij zijn van tegenstrijdigheden, bijgelovigheden, wijzigingen en daardoor dus niet in hun volledigheid kunnen worden erkend als authentieke bronnen en het letterlijke Woord van God.

Daarnaast hebben deze geschriften nooit beweerd om de laatste en volmaakte leerstelling te zijn voor de gehele mensheid. Daarentegen vinden we referenties die ons informeren over de komst van nog een Profeet. In dit artikel zal eerst een introductie worden gegeven tot het Nieuwe – en Oude Testament en vervolgens zullen de islamitische leerstellingen hieromtrent in het kort worden toegelicht.

Het Oude Testament

  • Aanpassingen Oude Testament

De volgelingen van het Oude Testament verklaren dit het letterlijke woord van God dat werd geopenbaard aan de Profeet Mozes (vzmh). Een bekende Joodse geleerde uit de 12e eeuw, Maimonides, schrijft “De Torah zoals we die vandaag kennen is dezelfde die aan Mozes werd gedicteerd door God” (Commentary on Mishnah, Sanhedrin 11:1, Article 8). 

Het eerste criterium waarmee we het nut van een boek kunnen vaststellen is vrijheid van externe inmenging. Een geopenbaard boek is superieur aan een door mens gemaakt boek omdat we kunnen aannemen dat het Woord van God ons niet zou doen afdwalen. Het is echter mogelijk dat een Boek oorspronkelijk werd geopenbaard door God en later met menselijke interventie is aangepast. Ongetwijfeld geloven Joden, Christenen en moslims dat God tot de profeten van het Oude Testament heeft gesproken. Echter is de huidige staat van het Oude Testament, zoals zal worden aangetoond, niet zoals in de tijd dat het werd geopenbaard. Uit de geschiedenis van Israël leren we dat in de tijd van Nebukadnezar, de boeken van Israël werden verbrand en vernietigd. Deze boeken werden herschreven door de Profeet Ezra (vzmh) en over Profeet Ezra lezen we in de Joodse literatuur: 

In Apocrypha; II Esdras, 14 staat vermeld dat ‘uw wet is verbrand, daarom weet niemand de dingen die door u gedaan worden’ en ‘Zendt de Heilige Geest in mij en ik zal alles opschrijven wat er is gedaan in de wereld vanaf het begin, die in uw wet zijn geschreven’ en ‘In veertig dagen schreven zij tweehonderd en vier boeken.’

Uit dit citaat worden enkele punten duidelijk. Ten eerste, in de tijd van Profeet Ezra (vzmh), die ongeveer 450 jaar voor Profeet Jezus (vzmh) leefde, waren de boeken van de Torah en boeken van andere Profeten door elkaar gehaald. Ten tweede was er was geen betrouwbare kopie van deze boeken. En ten derde, Profeet Ezra (vzmh) herschreef deze boeken.

Uit deze citaten blijkt duidelijk dat de Torah, in welke vorm dan ook het bestond in de tijd,  een zeer onzeker en onbetrouwbaar boek bekwam. De algemene tekst zou niet langer kunnen worden beschouwd als het woord van God dat in onberispelijke zuiverheid is bewaard. Het “Boek van Ezra” is niet langer opgenomen in de Bijbel zoals we die nu kennen. Toch is het niet minder betrouwbaar dan alle andere boeken van de Bijbel.

Het klopt dat ons wordt verteld dat deze boeken werden ‘geopenbaard’. Maar ‘geopenbaard’ betekent hier slechts dat God hielp in de samenstelling ervan. Dit betekent niet dat de tekst, woord voor woord, door God werd geopenbaard. We leren namelijk uit de Joodse geschiedenis dat Ezra zelf delen van de tekst afwees op basis van onbetrouwbaarheid. 

Daarnaast hebben Christelijke geleerden zelf grote twijfels met betrekking tot zijn geheugen. 

Adam Clark, de welbekende commentator van de Bijbel, schrijft in zijn commentaar (1891) onder 1 Kronieken (7:6), dat Ezra hier ten onrechte de namen van kleinzonen schreef in plaats van de namen van zonen en dat het nutteloos is om te proberen dit soort tegenstrijdigheden goed te praten (p.168). Kunnen de woorden die door God zijn geopenbaard dit soort fouten en tegenstrijdigheden bevatten?

Een uitvoerig onderzoek toont duidelijk aan dat de huidige staat waar het Oude Testament zich in verkeert citaten bevat die niet mogelijk aan Mozes (vzmh) konden zijn geopenbaard. Het belangrijkste en misschien wel het meest beslissende argument in dit verband wordt geleverd in Deuteronomium 34: 5-7 waarin staat vermeld: 

“Zo stierf Mozes, de dienaar van de Heer, daar in Moab, tegenover Bet-Peor. Tot op de dag van vandaag weet niemand waar zijn graf is. Honderdtwintig jaar oud was Mozes toen hij stierf. Tot het laatst toe waren zijn krachten niet afgenomen en zijn ogen niet verzwakt.” 

De vraag is hoe kunnen deze woorden geopenbaard zijn aan Profeet Mozes (vzmh)? Het vers ‘Tot op de dag van vandaag weet niemand waar zijn graf is’, maakt duidelijk dat dit over Mozes (vzmh) werd geschreven na zijn overlijden. Ook zou Mozes nooit over hemzelf geopenbaard kunnen worden ‘Honderdtwintig jaar oud was Mozes toen hij stierf’.

Verder in diezelfde hoofdstuk lezen we in Vers 8: De Israëlieten, die in de vlakte van Moab bijeen waren, treurden om Mozes’ dood tot de dertig dagen van rouw voorbij waren. Dit vers laat ook zien dat het niet aan Mozes (vzmh) geopenbaard kan zijn, maar later is toegevoegd. Dan lezen we in vers 10: Nooit meer heeft Israël een profeet gekend als Mozes, met wie de Heer zo vertrouwelijk omging. Ook dit kan niet aan Mozes (vzmh) geopenbaard zijn.

Enkele andere bewijzen met betrekking tot dit punt: 

In Genesis 14:1 staat vermeld ‘Ze noemden hun stad Dan’ terwijl volgens Rechters 18:27-29 deze stad ongeveer 80 jaar na Mozes (vzmh) werd veroverd en vernoemt tot ‘Dan’. Een naam die 80 jaar na Mozes werd gegeven, kan niet voorkomen in het boek van Mozes.

In het boek Jozua 24:29 wordt over de dood van Jozua gesproken en in het boek Job 42:17 wordt over de dood van Job gesproken in de verleden tijd. Uit deze referenties is het vrij duidelijk dat het boek Jozua dat niet was geschreven door Jozua en het boek Job niet werd geschreven door Job. Ze waren in plaats daarvan de verzamelingen van personen die later kwamen en werden samengesteld op basis van wat ze van andere mensen hoorden.

Het is duidelijk dat deze verzen toevoegingen zijn van Joodse geleerden en niet de woorden die Mozes (vzmh) van God kreeg geopenbaard. Dit toont dus duidelijk aan dat het Oude Testament niet vrij is van externe inmenging in de geschriften.

  • Tegenstrijdigheden Oude Testament

De boeken van het Oude Testament zijn niet vrij van tegenstrijdigheden. In deze geschriften vinden we niet een enkeling maar vele tegenstrijdigheden, enkele hiervan zijn:

Tegenstrijdigheid 1: In Exodus 6:2-3 staat vermeld dat Abraham (vzmh) onwetend was over de naam van God ‘Jehovah’. Maar in Genesis 22:14 staat vermeld dat Abraham (vzmh) een plaats vernoemde naar de naam van God, oftewel ‘Jehovah-Jireh’.

Tegenstrijdigheid 2: In Numeri 33:38 staat vermeld dat Aaron (vzmh) overleed in de plaats Hor. Maar in Deuteronomium 10:6 staat vermeld dat Aaron (vzmh) overleed in Mosera.

Tegenstrijdigheid 3: In I Samuel 16:10-13 staat vermeld dat David de achtste zoon was van Jesse. Maar in I Kronieken 2:13-15 staat vermeld dat David de zevende zoon was.

Tegenstrijdigheid 4: In II Samuel 6:23 staat vermeld dat Samuel geen kinderen had tot op de dag van zijn overlijden. Maar in II Samuel 21:8 staat vermeld dat hij vijf zonen had.

Tegenstrijdigheid 5: In II Kronieken 21:19-20 staat vermeld dat Jehoram overleed op een leeftijd van 42 jaar. Maar vanuit 22:1-2 kan geconcludeerd worden dat hij 100 jaar leefde.

Dit zijn slechts een aantal van de vele tegenstrijdigheden die te vinden zijn in het Oude Testament. In dit artikel zullen we het slechts laten bij deze vijf tegenstrijdigheden. Kunnen we deze geschriften die vol zitten met tegenstrijdigheden werkelijk aan God toeschrijven?

  • Barbaarse leerstellingen Oude Testament

In het Oude Testament vinden we ook verschillende leerstellingen die barbaars zijn. 

Leerstelling 1: In Exodus 21:20-21 staat vermeld dat iemand die zijn slaaf slaat niet strafbaar is als hij met zoveel hevigheid wordt mishandeld dat hij in een of twee dagen komt te overlijden.

Niet alleen heeft de islam wetten vastgesteld voor de afschaffing van slavernij, maar legde ook de regel vast dat slaven en slavinnen die geen vrijheid konden verkrijgen niet hard mochten worden behandeld. We vinden een incident in het leven van de Heilige Profeet (vzmh) dat Abu Mas’ud Ansari (ra) een slaaf van hem zat te slaan. Van achteren hoorde hij ineens een stem zeggen: “Abu Mas’ud, de macht die God over u heeft, is veel groter dan de macht die u over uw slaaf heeft.” Abu Mas’ud (ra) keerde terug en zag de Heilige Profeet naderbij komen. Zijn zweep viel uit zijn hand. Hij zei: “O Profeet van God, ik bevrijd deze slaaf in de naam van God.” En de Profeet antwoordde: “Als je dat niet had gedaan, zou het vuur van de hel je gezicht hebben verschroeid.” (Sahih-ul-Muslim, Kitab-ul-Iman)

Leerstelling 2: In Leviticus 20:27 staat vermeld dat een goochelaar moet worden gedood. 

Hoe barbaars is deze leerstelling en hoe onrechtvaardig als goochelarij hier betekent professionelen die slechts verschillende trucs uitvoeren. In de drukke en onrustige levens die mensen vaak leiden, bieden plezier en amusement een welkome verlichting. Om deze onschuldige mensen met de dood te bestraffen is onrechtvaardig. Als hier met magie sprookjes worden bedoeld waarbij een man in een stier verandert en een vrouw in een vogel, dan is deze leerstelling van de Bijbel niet alleen onnozel maar ook primitief. Zulke mysterieuze mannen hebben nooit bestaan en om iemand van zulke onmogelijke machten te beschuldigen en dan zijn dood te bevelen is extreme wreedheid.

Leerstelling 3: In Deuteronomium 7:2 staat ‘wanneer u de vijand verslaat vernietig dan de vijanden volledig, maak geen verdrag met hen en toon hen geen genade.’ 

Hoe wreed is deze leerstelling over een overwonnen vijand. Om alle vijanden ter dood te brengen na hun nederlaag, om geen enkele verdrag te sluiten met hen en weigeren om enige genade aan hen te tonen, kan alleen het gedrag zijn van wrede aardse mensen. Het kan niet worden toegeschreven aan de Barmhartige God. Zo’n leer moet uitgevonden zijn door meedogenloze Joden die na Mozes kwamen en deze leer opnamen in de Bijbel.

  • Irrationele leerstellingen Oude Testament

Ook bevat het Oude Testament verschillende irrationele leerstellingen. In Numeri 22:28 staat bijvoorbeeld vermeld dat Bileams ezel tot hem sprak. In Genesis 19:26 staat vermeld dat de vrouw van Lot (vzmh) een pilaar van zout bekwam. In dit artikel zullen we niet in details gaan met betrekking tot de vele irrationele leerstellingen die in deze geschriften zijn te vinden.

Het Nieuwe Testament

  • Aanpassingen Nieuwe Testament

Zoals het Oude Testament is ook het Nieuwe Testament niet vrij van externe inmenging. 

De boeken die in het Nieuwe Testament zijn verzameld, zijn niet de uitspraken van Jezus (vzmh) noch van zijn discipelen. Jezus sprak in het Hebreeuws en zijn discipelen ook. Als de woorden van Jezus in hun originaliteit werden gewaarborgd, dan zouden ze in de Hebreeuwse taal moeten zijn bewaard en dat geldt ook voor de uitspraken van zijn discipelen. Maar er bestaat geen originele exemplaar van het Nieuwe Testament in het Hebreeuws. De oude exemplaren zijn allemaal in het Grieks. 

Christelijke schrijvers proberen dit ernstige gebrek goed te maken door te zeggen dat in de tijd van Jezus de algemene gebruikte taal Grieks was. Dit is wegens meerdere redenen niet mogelijk. Naties geven niet zo gemakkelijk hun taal op, taal is namelijk een waardevolle erfenis. In Oost-Europa zijn er mensen die voor drie of vierhonderd jaar hebben geleefd onder Russische heerschappij, maar toch bleven hun talen intact tot op de dag van vandaag. Frankrijk heeft een lange tijd over Marokko geregeerd en Spanje over Algerije, toch is de taal van deze onderworpen volkeren nog steeds Arabisch. Tweeduizend jaar zijn verstreken sinds de tijd van Jezus, toch zijn de Joden hun taal niet vergeten. Zelfs vandaag in delen van Europa en Amerika spreken Joden Jiddisch, een corrupte vorm van het oude Hebreeuws. Als deze lange periode onder andere volkeren de Joodse taal niet heeft vernietigd, zou een korte omgang met de Romeinen het wel kunnen vernietigen? Het Romeinse heerschappij in Palestina begon ongeveer 50 jaar voor de komst van Jezus (vzmh). Dit is niet lang genoeg voor een volk om hun taal te vergeten. De religie van de Joden werd in het Hebreeuws opgetekend en om deze reden in het bijzonder was het voor hen onmogelijk om hun taal op te geven. Op basis van beschaving en verfijning hielden de Joden zichzelf niet inferieur aan de Romeinen, maar eerder superieur, hoe kan het dan gezegd worden dat ze hun taal zonder enig aarzelen opgaven aan de Romeinen? Daarnaast zijn er hiertoe vele andere bewijzen die op dit moment niet zullen worden besproken.

Het is daarom duidelijk dat de taal die Jezus en zijn discipelen spraken Hebreeuws was, niet Latijn of Grieks. Het spreken van een andere taal werd gezien als buitengewoon. Vanuit  Handelingen (2:4-13) wordt duidelijk dat zelfs na de kruisiging de Joden Hebreeuws spraken. En iemand die de Romeinse taal sprak werd gezien als een vreemde. Degenen die andere talen kenden waren uitzonderingen. Toen enkele van de discipelen deze andere talen spraken, waaronder Latijn, dachten sommige mensen dat ze dronken waren en onzin spraken. Deze reacties zouden onmogelijk zijn als het land als geheel Grieks or Romeins sprak. 

De geschriften van het Nieuwe Testament zijn dus lang na de tijd van Jezus (vzmh) opgeschreven in het Grieks. Dit was in een tijd waarin Het Christendom begon door te dringen in het Romeinse grondgebied en de macht van het Romeinse imperialisme werd verdeeld over het Italiaanse en het Griekse deel. Dit soort boeken, die 100 of 200 jaar na Jezus zijn gecomponeerd door onbekende auteurs en door hen toegeschreven worden aan Jezus en zijn discipelen, kan vandaag de dag voor elke gelovige van weinig nut zijn. 

Zelfs recent in 1881 zijn verschillende aanpassingen gemaakt aan het Nieuwe Testament. Bijvoorbeeld in Johannes (5:2-5) wordt gesproken over de Schaapspoort in Jeruzalem die een bad had waaruit volgens de Bijbel elk mens wordt genezen. Honderden jaren lang was dit in de evangeliën opgenomen. Niemand had ooit gedacht dat het onbetrouwbaar was. Maar toen er controverses begonnen tussen de moslims en de Christenen in de negentiende eeuw, werd vers 4 en een deel van vers 3 verwijderd uit de bovenstaande passage en geherpubliceerd in 1881, uit angst voor kritiek van Moslims. 

Nog een voorbeeld hiervan is Johannes (5:7-8) waarin stond vermeld dat er drie zijn, die getuigen in de hemel, de Vader, het woord en de Heilige Geest: en deze drie zijn één. Dit werd wegens kritiek volledig verwijderd uit de Bijbel.

Christelijke exponenten zijn ervan overtuigd dat er na het geloof in Jezus niets meer nodig is op de weg van goede werken, omdat dit voldoende is om de liefde van God te bereiken. Maar uit de passage van Matteüs (17:14-21) bleek dat anders te zijn. Daarin stond namelijk vermeld dat dit alleen mogelijk is met het verrichten van het gebed en vasten. Ook deze passage werd verwijderd in het geherpubliceerde versie van 1881.

Bovendien, het feit dat bepaalde verzen in bepaalde exemplaren worden gevonden en in andere ontbreken, is een bewijs voor het feit dat er met de originele tekst is geknoeid. Bijvoorbeeld, aan het eind van Boek Mark staat in de voetnoot vermeld dat de laatste tien verzen niet aanwezig waren in het origineel maar zijn opgenomen in latere versies.

Christelijke geleerden zijn ook getuige van het feit dat er met de teksten is geknoeid. In Encyclopaedia Biblica (Vol.IV. p.4980) staat vermeld dat er verschillende serieuze schrijffouten zijn te vinden en dat dit niet een toeval is. Veel hiervan zijn opzettelijke wijzigingen omdat ze werden gezien als verbeteringen.

  • Tegenstrijdigheden Nieuwe Testament

Tegenstrijdigheid 1: In Matteüs (1:1-22) staat vermeld dat Jezus als een normaal mens is geschapen en dat hij de zoon van God is. In Johannes (1:1) staat vermeld dat hij God is.

Tegenstrijdigheid 2: In Johannes (1:19-44) staat vermeld dat Jezus na zijn doping rechtstreeks naar Galilea ging. In Matteüs (4:1) staat vermeld dat hij naar het bos ging.

Tegenstrijdigheid 3: In Lucas (3:23) staat vermeld dat Jozef, de echtgenoot van Maria, de zoon van Heli was. Maar volgens Matteüs (1:16) was hij de zoon van Jacob.

Tegenstrijdigheid 4: In Lukas (24:50-51) staat vermeld dat de hemelvaart van Jezus plaatsvond bij Bethanië. Maar volgens Handelingen (1:12) vond het plaats bij berg Olivet.

Tegenstrijdigheid 5: In Lukas (24:21-29, 36 en 51) staat vermeld dat Jezus opsteeg tot de Hemel de dag na zijn opstaan vanuit de dood. Maar in Handelingen (1:3) staat vermeld dat Jezus naar de hemel ging 40 dagen nadat hij uit de dood was opgestaan.

Tegenstrijdigheid 6: In Markus (5:25) staat vermeld dat Jezus in het 3e uur werd gekruisigd. Maar in Johannes (19:14) staat het vermeld dat Jezus tot het 6e uur nog niet was gekruisigd.

Dit zijn slechts enkele van de vele tegenstrijdigheden in het Nieuwe Testament.

  • Irrationele en betwijfelde leerstellingen Nieuwe Testament

Volgens Matteüs (27:51-53) bracht Jezus (vzmh) doden uit hun graf tot leven. Volgens Matteüs (14:25-27) liep Jezus (vzmh) over zee. Volgens Marcus (11:12-14) vervloekte Jezus een vijgenboom omdat er geen vijgen op waren gegroeid. Volgens Matteüs (15:21-26) kwam er een bescheiden vrouw vanuit Canaan voor spirituele leiding bij Jezus, maar Jezus zei dat het niet past om brood van de kinderen te nemen en het voor de honden te gooien. Oftewel Jezus vergeleek de vrouw die voor spirituele begeleiding kwam, met een hond. 

In Johannes (2:1-4) staat vermeld ‘Toen de wijn bijna op was, zei de moeder van Jezus tegen hem: ‘Ze hebben geen wijn meer’, Jezus zei ‘Wat wilt u van me, mijn tijd is nog niet gekomen.’ En in Matteüs (12:47-48) staat vermeld ‘En iemand zeide tot Hem: Zie, Uw moeder en Uw broeders staan daar buiten, zoekende U te spreken. Maar Hij, antwoordende, zeide tot dengene die Hem dat zeide: Wie is Mijn moeder en wie zijn Mijn broeders?’

Deze passages van Johannes en Matteüs tonen aan dat Jezus niet veel respect had zelfs voor zijn moeder, een relatie die in het hoogste respect wordt gehouden door alle fatsoenlijke personen. Zal een gewone christen vandaag zijn moeder aanspreken, zeggende: “Vrouw, wat wilt u van me?” Zeker niet, maar waarom deed het Evangelie het dan? De schrijvers hebben een belachelijke gezegde toegeschreven aan Jezus. Respect voor moeders is een gemeenschappelijke deugd, zelfs onder primitieve gemeenschappen. Dit soort manieren vertonen de ergste mensen die geen respect kennen. Christenen houden Jezus zelfs niet in de helft van de eerbied waarin zij de verzonnen evangeliën houden. De verzonnen evangeliën zijn hun schepping en Jezus was een schepping van God.

  • Aantijgingen tegenover Profeten

Er zijn ook verschillende bizarre uitspraken in de Bijbel geslopen met betrekking tot Profeten uit het verleden. Het is onmogelijk om de acties die erin worden vermeld, toe te schrijven aan God of aan Zijn profeten. Enkele hiervan worden hieronder vermeld:

Profeet Adam (vzmh)

Met betrekking tot Adam (vzmh) wordt gezegd dat hij een zonde beging door van de verboden boom te eten. Hoewel de Heilige Koran (20:116) duidelijk verklaart:

“En waarlijk wij gaven voorheen Adam een bevel (betreffende de ‘verboden boom’ voor hij ervan at), doch hij vergat het en Wij vonden in hem geen voornemen daartoe.”

Hieruit blijkt dat de reden dat Adam (vzmh) van de verboden boom had gegeten was omdat hij vergat. En volgens de Heilige Koran wordt iets als een zonde verklaart als er een vastberaden intentie achter zit, niet wanneer iets wordt gedaan uit vergeetachtigheid. Om Adam (vzmh) te beschuldigen dat hij een zondaar was is niet alleen ongepast maar tegen het zuivere karakter van alle profeten uit het verleden, omdat volgens de Heilige Koran Profeten niet zondigen en vrome mensen waren gedurende hun gehele levens.

Profeet Noach (vzmh)

Met betrekking tot Noach (vzmh) staat in Genesis (9:20-27) vermeld: “Noach was landbouwer en legde als eerste een wijngaard aan. Hij dronk van de wijn, werd dronken en ging in zijn tent liggen, zonder kleren aan. Toen Cham, de vader van Kanaän, zag dat zijn vader naakt was, vertelde hij dat aan zijn twee broers, die buiten waren. Daarop namen Sem en Jafet een mantel, legden die over hun schouders, liepen achteruit de tent binnen en bedekten het naakte lichaam van hun vader, met afgewend gelaat, zodat zij hem niet naakt zagen.”

Noach vervloekte daarop Kanaän, de zoon Cham, die hem naakt gezien. Maar tegelijkertijd staat geschreven over Noach in Genesis 6:9 ‘Noach was een rechtschapen man; hij was in zijn tijd de enige die een voorbeeldig leven leidde, in nauwe verbondenheid met God’.

Kunnen we dit bizarre verhaal toeschrijven aan een heilige en vrome profeet uit het verleden zoals Noach (vzmh)? Volgens dit citaat plantte Noach een wijngaard, dronk wijn, kleedde zich uit in zijn tent, Cham zag hem naakt en vertelde het aan zijn broers. Het is ondenkbaar dat Noach, een Profeet van God, dit soort onfatsoenlijkheid zou begaan.

De Heilige Koran spreekt over Noach (vzmh) als volgt: “Hij was inderdaad een dankbare dienaar.”” (17:4) en “Vrede zij Noach onder de volkeren” (37:80)

De Heilige Koran verklaart het een waarachtige en geliefde profeet van God. En het is onmogelijk voor een moslim om dit soort verhalen toe te schrijven aan een Profeet.

Profeet Abraham (vzmh)

Christenen geloven dat Abraham (vzmh) volgens de Bijbel op bepaalde momenten had gelogen. Echter erkent de Koran ‘En Abraham die trouw was’ (53:38) Het is tegen het zuivere karakter van Profeten dat ze leugens zouden opmaken voor de mensen.

Profeet Mozes (vzmh)

Met betrekking tot Mozes (vzmh) staat in Exodus (12:35) vermeld dat hij de mensen van Egypte verloochende ‘Ze hadden gedaan wat Mozes had opgedragen en de Egyptenaren om zilveren en gouden sieraden en om kleren gevraagd.’ 

In de Heilige Koran (20:88) wordt echter vermeld:

“Zij antwoordden: ‘Wij hebben niet uit eigen beweging onze belofte aan u gebroken, doch wij waren belast met een lading sieraden van het volk, derhalve wierpen wij deze weg en dat heeft Saamiri voorgesteld.”

De Heilige Koran maakt duidelijk dat het niet Mozes (vzmh) was die de mensen verloochende en suggesteerde om hun bezittingen te nemen. Integendeel vermeldt de Koran dat de mensen zelf hun bezittingen gaven. Dit wordt ook erkend door de Bijbel in Exodus (12:36) ‘En de Heer had ervoor gezorgd dat de Egyptenaren hun goedgezind waren, zodat ze op hun verzoek ingingen.’ – Waaruit opnieuw blijkt dat de Bijbel zichzelf tegenspreekt.

Profeet Lot (vzmh)

Met betrekking tot Profeet Lot (vzmh) staat in Genesis (19:30-36) een incident vermeld:

“Kom, laten wij onze vader wijn te drinken geven en bij hem nederliggen, opdat wij door onze vader aan nakroost het leven geven. Toen gaven zij in die nacht haar vader wijn te drinken en de eerstgeborene ging naar binnen en legde zich bij haar vader neder, zonder dat hij er iets van merkte toen zij zich nederlegde of toen zij opstond. En de volgende morgen zeide de eerstgeborene tot de jongste: Zie, ik heb gisternacht bij mijn vader gelegen; wij zullen hem ook deze nacht wijn te drinken geven en ga gij dan naar binnen en leg u bij hem neder, opdat wij door onze vader aan nakroost het leven geven. Zo gaven zij haar vader ook die nacht wijn te drinken en de jongste stond op en legde zich bij hem neder, zonder dat hij er iets van merkte, toen zij zich nederlegde of toen zij opstond. En de beide dochters van Lot werden zwanger van haar vader. En de eerstgeborene baarde een zoon en noemde hem Moab; hij is de vader van de tegenwoordige Moabieten. Ook de jongste baarde een zoon en noemde hem Ben-Ammi; hij is de vader van de tegenwoordige Ammonieten.”

Geen commentaar is nodig op dit verschrikkelijke verhaal. Dit verhaal is beledigend voor zowel het feitelijke als het morele. Maar de huidige Torah aarzelt niet om dit toe te schrijven aan een Profeet. Hieruit kan het niet anders dan om te concluderen dat de Thora, zoals we die vandaag kennen, niet de Thora is zoals geopenbaard aan Mozes (vzmh). Het moet later door joodse geleerden zijn gecomponeerd in een tijd waarin ze haat hadden ontwikkeld tegen de zonen van Lot, Moab en Ammon. Het geloof van deze Joodse geleerden was zo zwak geworden, dat hun harten niet aarzelden om Moab en Ammon te belasteren en het toe te schrijven aan de Profeet Lot (vzmh) wat volkomen onaanvaardbaar is. 

Jezus (vzmh)

Met betrekking tot Jezus (vzmh) wordt gezegd dat hij werd gekruisigd door de Joden en aan het kruis kwam te overlijden. En dat hij opstond uit de dood en ten hemel ging. Wat een aantijging tegenover een geliefde Profeet van God! In het Oude Testament stond vermeld: ’Die aan een paal is opgehangen, is door God vervloekt.’ Hoe kan het dan gezegd worden dat de Joden hiertoe slaagden en Jezus doodden aan het kruis? 

De Heilige Koran heeft ook dit incident verhelderd. Door te verklaren dat Jezus niet werd gedood aan het kruis, maar dat het leek voor de mensen alsof (hij dood was). Maar zij slaagden er niet in om hem te doden integendeel God gaf hem zijn nabijheid. Jezus (vzmh) was een waarachtige profeet van God en stierf een natuurlijke dood zoals ieder ander mens.

De Heilige Koran

Heeft de wereld, in de aanwezigheid van deze geschriften, nog een boek nodig? Dit is de vraag die bij iedereen zou moeten opkomen die de Heilige Koran begint te studeren. Ten eerste, is de scheiding tussen de verschillende wereldreligies niet voldoende reden voor de komst van een religie om allen te verenigen? Ten tweede, zou de menselijke geest niet een evolutieproces ondergaan dat vergelijkbaar is met dat van het menselijk lichaam? Zoals fysieke evolutie uiteindelijk tot stand was gekomen, waren de mentale en spirituele evolutie niet bestemd voor een ultieme perfectie? Ten derde, waren eerdere geschriften, zoals aangetoond, niet zo gebrekkig geworden dat een nieuw boek nu een universele noodzaak was geworden? Ten vierde, beschouwden eerdere religies hun boodschappen als absoluut definitief en laatst? Geloofden ze niet in voortdurende geestelijke vooruitgang? Hebben ze niet continu hun volgelingen verzekerd van een komende boodschap die de mensheid zal verenigen en hen zal leiden naar hun uiteindelijke doel? Het antwoord op deze vragen toont ons de behoefte van de Heilige Koran in aanwezigheid van eerdere boeken.

We hebben de aanpassingen, tegenstrijdigheden, barbaarse – en irrationele leerstellingen en aantijgingen tegenover profeten uit het Nieuwe – en Oude Testament gezien. Daarnaast hebben deze geschriften ook nooit beweerd om de laatste wet of leidraad te zijn voor de mensheid, noch heeft Jezus (vzmh) beweerd om de laatste boodschapper van God te zijn. 

Jezus zegt in Matteüs (15:24): “Ik ben alleen gestuurd naar de verdwaalde schapen van het volk Israël.” en in Matteüs (10:5-6): “Deze twaalf zond Jezus uit en Hij gebood hun: U zult u niet op weg begeven naar de heidenen en u zult geen enkele stad van de Samaritanen binnengaan, maar ga liever naar de verloren schapen van het huis van Israël. 

Het is de Heilige Profeet Mohammed (vzmh) die heeft verklaard: 

“O mensdom, ik ben tot u allen een boodschapper van Allah” (7:159)

Het was noodzakelijk om een perfecte Wet te hebben die voor gehele mensheid zou zijn en niet slechts voor een volk of natie. De Heilige Profeet (vzmh) bracht een Boek die volledig vrij is van tekortkomingen en een perfecte leidraad is voor de gehele mensheid. Zo heeft de Heilige Koran vermeldt in hoofdstuk 5 vers 4 dat vandaag de gezegende dag is dat de religie is vervolmaakt en dat God voor u de Islam als religie heeft gekozen. 

De Heilige Koran is volledig vrij van aanpassingen. Zo is vermeld in de Heilige Koran:

اِنَّا نَحۡنُ نَزَّلۡنَا الذِّکۡرَ وَ اِنَّا لَہٗ لَحٰفِظُوۡنَ

“Voorwaar, Wij hebben deze vermaning (de Koran) nedergezonden en voorzeker Wij zullen er de Waker over zijn.” (Hoofdstuk 15, Vers 10)

De mensheid had een Wet nodig die vrij zou zijn van de tekortkomingen die te vinden zijn in de geschriften uit het verleden. De Heilige Koran is met de belofte van God zelf volledig vrij gebleven van aanpassingen. Een Boek dat alle misvattingen met betrekking tot profeten uit het verleden zou wegnemen. Als de Heilige Koran nooit was gekomen, hoe zouden we ooit  in staat zijn geweest om de waarachtigheid van voorgaande profeten te getuigen?

Het is daarom de Heilige Koran die alle volkeren zou samenbrengen onder één vlag. Die de waarachtigheid van alle profeten en hun leerstellingen uit het verleden zou getuigen. Tegelijkertijd zou de Heilige Koran erkennen dat deze boodschappen dienden voor een specifieke tijd en voor specifieke volkeren. Maar de Heilige Koran is voor alle komende tijden en voor alle volkeren, het is de perfecte wet en leidraad voor de gehele mensheid.

Om te lezen over de leerstellingen van Islam zie: ‘Leerstellingen van de Islam’.