De betekenis van Khatam al-Nabiyyin
Er wordt over het algemeen geloofd dat de Heilige Koran het opheffen van profeten van allerlei soort leert. Er bestaat een vers dat de Heilige Profeet (vzmh) beschrijft als Khatam al-Nabiyyin. Laten we dit vers waarin zich deze beschrijving bevindt bekijken.
“Mohammad is niet de vader van een uwer mannen, maar de boodschapper van Allah en het zegel der Profeten.”(Koran 33:41).
Maar wat is de betekenis van Khatam al-Nabiyyin? Laten we eraan denken dat in de Heilige Tekst het woord waar het op aankomt Khatam is en niet Khatim. Khatim betekent de laatste, maar Khatam betekent zegel. Mohammad (vzmh) is volgens de Heilige Koran het Zegel van alle profeten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de grote geleerden van onze godsdienst, waaronder Imam Bukhari aan deze goddelijke titel Khatam al-Nabiyyin dan ook de betekenis van Het Zegel der Profeten hebben gegeven.
Mensen denken niet na over de woorden van het Heilige Boek. Het is daarom niet verwonderlijk dat zij daardoor aan de ware betekenis voorbijgaan. Het is van belang om ook het algemene verband waarin dit vers geplaatst is, in het oog te houden en om bij de bestudering ervan eerst het algemene verband, daarna het vers en vervolgens de betekenis van de aparte woorden te bestuderen. Volgens de inhoud van het voorgaande heeft Mohammad (vzmh) geen zoon, geen lichamelijke zoon om zo te zeggen. Daarna volgt het: het is waar, Mohammad (vzmh) heeft geen echte zoon, maar men moet niet vergeten dat hij een boodschapper en profeet is. En niet alleen profeet, maar het Zegel van alle Profeten. Dat wat in het tweede gedeelte van het voorgaande wordt bevestigd is een vergoelijking op het voorgaande. Het eerste gedeelte geeft iets toe, het tweede gedeelte bevestigt iets ter vergoelijking.
In een ander bekend vers zegt de Heilige Koran waarin de Heilige Profeet (vzmh) wordt aangesproken:
“Voorzeker, uw vijand zal uitsterven.” (Koran 108:4).
Het vers 33:41 beschrijft de Heilige Profeet (vzmh) als iemand zonder mannelijke nakomelingen. Hoe moet deze tegenspraak teniet worden gedaan? Het is opgelost door het tweede gedeelte van vers 33:41 dat in werkelijkheid bedoelt te zeggen:
Voorzeker, de Heilige Profeet heeft geen lichamelijke zoon, maar dat is ten volle vergoed door het feit dat hij een boodschapper van God is en het Zegel der Profeten.
Als men de boodschapper van God is dan is men de geestelijke vader van geestelijke zonen. Door het Zegel van de boodschappers te zijn, is men veel meer. Het betekent de geestelijke vader van alle goddelijke boodschappers. De Heilige Profeet (vzmh) is dan niet alleen de stamvader van gelovigen, maar ook die van profeten. Daarom bewijst deze tekst van het Heilige Boek, die over het algemeen aangehaald wordt om het einde van de komst van profeten te bewijzen, eerder continuïteit hiervan binnen de Islam. Profeten kunnen komen, maar alleen binnen de traditie van de Islam. Zij kunnen niet met een nieuwe wet komen en ook niet met het doel om zelfs een deel van de Islamitische wet af te schaffen. Zij kunnen ook niet tot de status van een profeet rijzen zonder zichzelf als volgeling en toegewijde van de Heilige Profeet (vzmh) bekend te maken. De uitdrukking Khatam al-Nabiyyin sluit daarom de komst van profeten niet uit. In plaats hiervan bevestigt het hun komst, het verheffen van profeten onder de volgelingen van de Heilige Profeet (vzmh).
De Hadith: “Ik ben de laatste der Profeten”
Het is ook gebruikelijk om toevlucht te nemen tot zekere overleveringen (Hadith) die zo op het eerste gezicht de komst van profeten na de Heilige Profeet (vzmh) uitsluiten. Een traditie zegt bijvoorbeeld:
“Ik ben de laatste van de profeten” en een ander zegt: “Er is geen profeet na mij.”
Wat betreft de eerste van deze overleveringen moeten we wel in gedachte houden dat de woorden “Ik ben de laatste der profeten” worden gevolgd door de woorden “en mijn moskee is de laatste van de moskeeën.” Het woord “de laatste” moet niet al te letterlijk worden genomen. De moskee die de Heilige Profeet (vzmh) in Medina heeft gebouwd kon niet letterlijk de laatste moskee zijn. Het kon wel de laatste in figuurlijke zin zijn; in de betekenis dat moskeeën die hierna gebouwd zouden worden een afspiegeling van deze zouden zijn. De moskee van de Profeet werd niet gebouwd om het einde van alle moskeeën aan te kondigen. Hij moet een blijvend voorbeeld en symbool zijn. In deze betekenis – deze belangrijke betekenis – is de moskee van de Profeet de laatste. Het is ook in deze betekenis – deze belangrijke betekenis – dat de Heilige Profeet (vzmh) de laatste profeet, voorbeeld, stamvader, leraar en voorganger van nog komende profeten is. Moskeeën die volgens het model van de moskee van de Heilige Profeet (vzmh) in Medina zijn gebouwd moeten overeenkomen met het soort aanbidding waarvoor de Heilige Profeet (vzmh) de eerste moskee bouwde. Op een soortgelijke manier moeten de profeten die na de Heilige Profeet (vzmh) komen de Islam dienen om niet in tegenspraak te zijn met de leerstellingen en het voorbeeld van de Heilige Profeet (vzmh).
De Hadith, “Er is geen profeet na mij”
Laten we nu eens de overlevering beschouwen die zegt: “Er is geen profeet na mij.” Ook deze overlevering kan niet letterlijk worden opgevat. Het belangrijkste woord is hier “na”. In letterlijke zin komt het ene ding na het andere als het eerste ding afgelopen of voorbij is, zodat het tweede de plaats kan innemen van het eerste. Een profeet wiens doel is de boodschap van de Heilige Profeet (vzmh), zijn leerstellingen, zijn unieke voorbeeld en alles wat hij voorstond en nog voorstaat, te bevorderen, kan niet beschouwd worden als iemand die na de Heilige Profeet (vzmh) komt Hij is en blijft een onderdeel van de traditie die door de Heilige Profeet werd begonnen.
De woorden “geen profeet na mij” moeten om niet verkeerd verstaan te worden niet als op zichzelf staand worden beschouwd. De vrouw van de Heilige Profeet (vzmh) Hazrat Aisha, zag dit gevaar in. Zij waarschuwde daarom:
“Zeker, zeg dat de Heilige Profeet het Zegel der Profeten is, maar zeg niet dat er geen profeet na hem komt.” (Takmala Majma-ul-Bahar, blz 15).
De waarschuwing kwam overeen met de Heilige Koran. Geen van de metgezellen sprak Hazrat Aisha ooit tegen. Zij namen het allen zonder vragen aan; een waarschuwing die op tijd gegeven werd en zeer nodig was. Zij begrepen wat Hazrat Aisha had gezegd. Zij geloofden wat zij geloofde.
Gedeelten uit de Heilige Koran over de komst van profeten
Leren deze verzen ons beslist dat profeten kunnen komen? Dat doen ze zeker. Een volmaakt boek als de Heilige Koran kan dit onderwerp niet halfslachtig behandelen.
Hiervoor moeten wij de verzen van Al-Fatiha zelf bekijken; het korte hoofdstuk dat ongeveer 50 keer per dag door elke praktiserende Moslim wordt gereciteerd. “Leidt ons op het rechte pad,” zegt het gebed, “het pad van hen die beloond zijn.”
Denk goed na over de woorden: het pad dergenen, aan wie U gunsten hebt geschonken.(Koran 1:7)
De uitdrukking gunsten (beloond) zijn heeft verdere uitleg nodig. Gelukkig kan de betekenis ervan in de Heilige Koran zelf gevonden worden. Zie hoofdstuk 4 verzen 70 en 71, daarin wordt ons verteld dat zij die God en de Profeet (vzmh) gehoorzamen degenen zijn die door God beloond worden, te weten, de profeten, de heiligen, de martelaren en de rechtvaardigen.
Er zijn hier duidelijk vier categorieën van mensen genoemd die beloond worden, en onder hen zijn de nabiyyin – de profeten. Er is geen twijfel aan dat de gehoorzame Moslims, die gehoorzaam zijn aan God en de Profeet (vzmh), profeten kunnen worden. Ze mogen verwachten dit te bereiken en tevens nog andere beloningen die door God beloofd zijn. Er is hier geen ruimte gelaten voor het zoeken van uitvluchten. Toch willen sommige mensen moeilijkheden maken over het Arabische woord ma’a (letterlijk “met”) dat in dit vers wordt gebruikt. Zelfs gehoorzame Moslims mogen niet verwachten ooit profeet te worden, enz. Zij mogen alleen verwachten met hen te zijn, in hun gezelschap te verkeren, als het ware alleen maar toeschouwers te zijn.
Wordt er dan vergeten dat ma’a (met) ook de andere soorten van beloning beheerst; wat zou betekenen dat niet alleen de profeten, maar ook de heiligen, de martelaren en de rechtschapenen uitgesloten zouden zijn van die soorten van beloning. Wat verwacht de Moslimgemeenschap voor hen? Klaarblijkelijk niets! Maar nee, het idioom van de Heilige Koran moet niet verkeerd worden uitgelegd. Ma’a betekent even vaak “van” als “met”. Lees de verzen 146,147 van hoofdstuk 4 niet zo ver van hoofdstuk 4 vers 70 en71.
De huichelaars zullen zeker in de diepste diepten van het vuur zijn en gij zult voor hen geen helper vinden; behalve degenen, die berouw hebben en zich verbeteren en aan Allah vasthouden en hun gehoorzaamheid aan Hem zuiver houden. Deze (hier is het beslissend gebruik van ma’a) behoren tot de gelovigen (om te zeggen dat ze “met” de gelovigen behoren is onzin).
Er is een vers, namelijk hoofdstuk 7 vers 36 dat beslist de deur van één soort profeten openlaat.
“O, kinderen van Adam, als boodschappers vanuit uw midden tot u komen, die Mijn tekenen aan u voordragen, dan, wie Allah zal vrezen en goede daden verrichten, over hen zal geen vrees komen, noch zullen zij treuren.”
De passage is duidelijk en op de man af. Zij zegt: “Wanneer en als er profeten tot u komen, O, kinderen van Adam.” Het laat de deur open voor nog te komen profeten. Alleen kunnen ze niet de Wet van de Islam terzijde schuiven en zij moeten zich bevinden onder de volgelingen van de Heilige Profeet (vzmh).
Een laatste punt: In de Moslimoverleveringen die over de tweede komst van de Messias spreken wordt de Messias beschreven als zijnde een profeet van God (Nabi Allah). Hoe kon de Heilige Profeet (vzmh) de Beloofde beschrijven als profeet als er geen profeten na hem zouden komen.