Leider van grootste moslimorganisatie toont begrip voor ongerustheid van de bestaande bevolking over immigratie

Voor opgemaakte persbericht, klik op plaatje: 

“Ons doelstelling moet niets anders zijn dan het vestigen van vrede in elke dorp, plaats en stad van elke natie in de wereld”– Hazrat Mirza Masroor Ahmad

  • Hoofd van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap houdt een grensverleggende en veelbetekenende toespraak over de Europese immigratiecrisis – hij roept immigranten op bij te dragen aan de maatschappij en de lokale bevolking om mededogen te tonen. 
  • Internationale moslimleider zegt dat ferme actie en strenge straffen van de autoriteiten nodig zijn tegen immigranten die vrouwen mishandelen of lastigvallen. 
  • Hazrat Mirza Masroor Ahmad sprak over veiligheidsuitdagingen van de massa- immigratie. 
  • De Kalief noemt de opkomst van extreem- rechts een bedroevende trend die de vrede en stabiliteit van de wereld bedreigt. 
  • Moslimleider zegt dat vrede alleen tot stand zal komen door de erkenning dat alle mensen ‘de kinderen van God’ zijn. 
  • De Kalief sprak ook duizenden moslimvrouwen aan over de grote offers die vrouwen in de loop van de geschiedenis hebben gebracht.

Op zaterdag 8 september 2018 hield het internationale hoofd van de Ahmadiyya Moslimgemeenschap, de Vijfde Kalief, Zijne Heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmad een grensverleggende en veelbetekenende toespraak over de wereldwijde immigratiecrisis en de daaropvolgende opkomst van extreemrechts in de Westerse wereld voor een publiek van meer dan 1.000 hoogwaardigheidsbekleders en gasten op de tweede dag van de 43e jaarlijkse bijeenkomst (Jalsa Salana) van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap in Duitsland.

Zijne heiligheid merkte de steun voor extreemrechts en nationalisme in recente tijden op en zei dat de samenleving niet moet terug deinzen voor kwesties die tot verdeeldheid leiden, integendeel, men zou moeten proberen om onderliggende oorzaken aan te pakken die dergelijke spanningen ten onrechte in stand houden. Zijne Heiligheid zei dat waar er sprake is van massa- immigratie, de autoriteiten ervoor moeten zorgen dat de rechten van de bestaande bevolking niet worden aangetast en dat immigranten moeten proberen zo snel mogelijk aan het werk te gaan.

Tijdens zijn krachtige toespraak, maakte Zijne Heiligheid verschillende suggesties, gebaseerd op de islamitische leer, over hoe we spanningen in de samenleving tussen mensen met verschillende etnische en religieuze achtergronden kunnen bezweren. Zijne Heiligheid reageerde ook op, en weerlegde, de valse beschuldigingen dat de islam een gewelddadige religie is en dat moslims de neiging hebben om vrouwen te misbruiken vanwege hun geloof.

Over een gevoel van angst gesproken die Duitsland en andere westerse naties door immigratie in de grip houdt, zei Hazrat Mirza Masroor Ahmad:

“Veel plaatselijke bevolkingen zijn bang dat hun veranderende samenlevingen hun begrip overstijgt. Ze zijn ook van mening dat de middelen van hun land onevenredig worden aangewend ten gunste van immigranten. Hoewel de term ‘immigrant’ wordt gebruikt, is ‘Islam’ in werkelijkheid het probleem voor de meeste mensen, en het feit dat de overgrote meerderheid van immigranten in Europa moslims zijn die vluchten van de door oorlog verscheurde landen in het Midden-Oosten.”

Zijne Heiligheid verwees naar een recent rapport dat immigranten schuldig waren aan een hoog percentage van seksuele misdrijven in Zweden.

Hazrat Mirza Masroor Ahmad zei:

“Helaas suggereerde een recent rapport dat een groot aantal verkrachtingen of poging tot verkrachting in een westers land door immigranten werd gepleegd. God weet beter of de cijfers kloppen, maar wanneer dergelijke rapporten openbaar worden gemaakt, heeft dit ook gevolgen voor andere landen en blijven de zorgen en angsten van de plaatselijke bevolking toenemen.”

Hazrat Mirza Masroor Ahmad zei voorts:

“Laat ik, met dit gegeven, het stellig duidelijk maken dat elke moslim die de eer van een vrouw schendt of haar op enige manier misbruikt, volledig tegen de leer van de islam handelt. Islam beschouwt dergelijk gedrag als kwaad en heeft buitengewoon strenge straffen opgelegd aan degenen die schuldig zijn aan dergelijke immorele en verwerpelijke misdaden.”

Verder sprak Zijne Heiligheid zich uit over veiligheidsproblemen in verband met massa- immigratie en de enorme financiële inspanning die vereist zijn om immigranten op grote schaal opnieuw te vestigen. Hij zei dat dergelijke kwesties direct moeten worden geconfronteerd en rationeel moeten worden besproken, zodat oplossingen worden gevormd die de angsten van de bestaande burgers verlichten.

Verwijzend naar de kosten van de hervestiging van asielzoekers, zei Hazrat Mirza Masroor Ahmad:

“Mensen die hun leven hebben geleefd en hun belastingen in een land hebben betaald, kunnen terecht vragen of het eerlijk is dat hun bijdragen aan de staat worden besteed aan het hervestigen van buitenlandse immigranten, in tegenstelling tot het financieren van projecten die gunstig zijn voor de bestaande bevolking.”

Zijne Heiligheid zei dat de vluchtelingen uit zichzelf moeten beschouwen dat zij ‘dank verschuldigd’ zijn ten opzichte van hun gastlanden en de bestaande bevolking, en de manier om de gunst terug te betalen is dat “zij zo snel mogelijk een bijdrage moeten leveren aan de samenleving”, zelfs als de enige baan die zij kunnen krijgen basiswerk is.

Hazrat Mirza Masroor Ahmad zei:

“Het vinden van een baan door immigranten zal hen in staat stellen hun persoonlijke eer en waardigheid te behouden, en het zal ook een middel zijn om de last voor de staat te verlichten en de frustraties van de plaatselijke bevolking weg te nemen. Zeker, elke Moslim zou in gedachten moeten houden dat de Heilige Profeet van de islam (moge de vrede en de zegeningen van God met hem zijn) zei dat de gevende hand veel beter is dan degene die neemt.”

Zijne Heiligheid verklaarde ook dat immigranten in sommige gevallen betere voordelen ontvingen dan belastingbetalende burgers, wat leidde tot “een natuurlijke frustratie bij het publiek”.

Hazrat Mirza Masroor Ahmad adviseerde regeringen die immigranten ontvangen en zei:

“Frustraties verdwijnen niet vanzelf, want waar er frustratie is, is er altijd een reactie. Daarom moet elke regering een verstandig en rechtvaardig beleid voeren dat rekening houdt met de rechten en eisen van zowel burgers als immigranten.”

Zijne Heiligheid loofde het besluit van de Duitse regering om een nieuw beleid te overwegen waarbij asielzoekers verplicht zouden worden om een jaar gemeenschapsdienst te verrichten wanneer zij zich vestigen in Duitsland. Zijne Heiligheid zei dat een dergelijk plan “het geloof zal inboezemen dat het de plicht van elke persoon is om hun gemeenschap te dienen en om de leden van de gemeenschap te helpen.”

In een oproep tot mededogen en sympathie voor hen die lijden onder onvervalste vervolging of overweldigd zijn door de oorlog en zij hierin onschuldig zijn, zei Hazrat Mirza Masroor Ahmad:

“De maatschappij mag geen echte vluchtelingen verwerpen die geen blaam treft. De samenleving mag geen onschuldige mensen terzijde schuiven die alleen de mogelijkheid willen hebben om in vrede te leven, die goede burgers willen zijn en de wetten van het land willen volgen waarin zij leven. In plaats daarvan zouden we er moeten zijn om een helpende hand te bieden aan degenen wier leven is verbroken, die gekweld zijn en die volkomen hulpeloos, kwetsbaar en weerloos zijn. Laten we onze menselijkheid bewijzen. Laten we ons mededogen tonen. Laten we er zijn om de lasten te dragen van degenen die wanhopig in nood verkeren.”

Op het gebied van veiligheidsproblemen als gevolg van immigratie zei Hazrat Mirza Masroor Ahmad:

“Overal waar grootschalige migratie plaatsvindt, leidt dit onvermijdelijk tot veiligheidsproblemen. Inderdaad, het is bewezen dat verborgen tussen de echte vluchtelingen er immigranten zijn die de potentie hebben om grote schade aan te richten… Dit is iets waar ik in het verleden voor gewaarschuwd heb dat elk geval (elke vluchteling) zorgvuldig geanalyseerd moet worden om ervoor te zorgen dat extremisten of criminelen die zich voordoen als vluchtelingen niet binnen kunnen komen. Hoe dan ook, deze kwesties betekenen dat een angst voor massa- immigratie vanuit moslimlanden tot op zekere hoogte gerechtvaardigd is.”

In termen van veiligheid zei Zijne Heiligheid dat de veiligheid van de burgers van een land een van de belangrijkste doelstelling is van een regering en adviseerde dat daar waar een vermoeden is over een immigrant, autoriteiten hen moeten controleren en toezicht dienen te houden totdat ze ervan overtuigd zijn dat ze geen bedreiging vormen.

Kritiek op degenen die de islam de schuld hebben gegeven van het ondermijnen van de vrede in de samenleving en het aanwakkeren van spanningen, zei Zijne Heiligheid dat “een rechtvaardig, intelligente en wijze persoon” naar beide kanten van het verhaal moet kijken en hun indruk van moslims en de islam niet mag baseren op geruchten.

Hazrat Mirza Masroor Ahmad zei:

“Analyseer of de slechte daden van sommige zogenaamde moslims worden gemotiveerd door de leer van de islam… Als wordt bewezen dat moslims die verkeerd doen, worden gemotiveerd door hun religie, dan kan worden gezegd dat de zorgen van extreemrechts gerechtvaardigd zijn. Maar wat als hun daden niets met de islam te maken hebben? Wat als anti-islamitische groepen haatdragende mythen verspreiden die alleen gebaseerd zijn op fantasie in plaats van feiten?”

Daarna nam Zijne Heiligheid enkele van de meest voorkomende en valse beschuldigingen tegen de islam weg. Zijne Heiligheid verwees rechtstreeks naar de Heilige Koran en de leer van de profeet van de islam (moge de vrede en de zegeningen van God met hem zijn).

Sprekend over de valse beschuldiging dat de islam geweld en dwang toestaat, zei Hazrat Mirza Masroor Ahmad:

“In hoofdstuk 10, vers 100 van de Heilige Koran, spreekt Allah de Almachtige, terwijl Hij zich wendt tot de Heilige Profeet van de islam (moge de vrede en de zegeningen van God met hem zijn), dat als Hij wilde dan had Hij zijn wil kunnen opleggen en iedereen er toe dwingen om de islam te accepteren. Maar in plaats daarvan gaf Allah de Almachtige de voorkeur aan de vrije wil om te zegevieren.”

Zijne Heiligheid verwees naar hoofdstuk 18 vers 30 als een ander vers dat de vrijheid van godsdienst benadrukt, en verklaart:

“Hij die geloven wil, gelooft, en hij die niet geloven wil, gelooft niet.”

Toen hij zijn toespraak afsloot, zei het hoofd van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap dat alle wegen die op zoek waren naar vrede, waren afgelegd op één na.

Echte vrede vereist het geloof dat de hele mensheid verenigd is als onderdeel van de schepping van God de Almachtige.

Hazrat Mirza Masroor Ahmad zei:

“Dag na dag beweegt de mensheid zich verder weg van religie en spiritualiteit en de resultaten zijn angstaanjagend. Het is mijn vaste overtuiging dat het geloof in God de Almachtige het enige middel van verlossing is en de enige manier om echte vrede tot stand te brengen, zowel op nationaal als internationaal niveau. En dus is het mijn diepste verlangen en vurig gebed dat de wereld haar Schepper gaat erkennen en Zijn ware leer gaat volgen.”

Eerder op de dag sprak Zijne Heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmad, direct de leden van de Lajna Imaillah (hulporganisatie voor vrouwen) toe en reageerde op critici van de islam die beweerden dat de islam de belangrijke rol van vrouwen in de geschiedenis niet heeft erkend.

Integendeel, Zijne Heiligheid zei dat de rol van vrouwen en de offers die ze hebben gebracht omwille van het geloof voor eeuwig in de geschiedenis zouden worden vastgelegd.

Zijne Heiligheid noemde ook talrijke voorvallen van grote opofferingen door de vroege moslimvrouwen ten tijde van de profeet van de islam (moge de vrede en de zegeningen van God met hem zijn) en ook, in dit tijdperk, de rol en offers die vrouwen van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap hebben gebracht omwille van de islam. Hij zei dat ze voorbeelden waren van het geven van voorrang aan iemands geloof boven alle wereldse zaken.

Na de formele afsluiting van de gebeurtenissen van de dag, ontmoette Zijne Heiligheid verschillende delegaties uit het buitenland, waaronder een grote delegatie van Arabische Ahmadi Moslims en gasten.

Hoe kan er een profeet komen na Mohammed (vrede zij met hem)?

Door: Suhaib Ahmad Akmal

Bepaalde islamitische stromingen houden het geloof dat de Heilige Profeet Mohammed (vrede en zegeningen van Allah zij met hem) absoluut de laatste profeet is en dat er na hem geen enkele profeet meer kan komen. Het zijn meestal de volgende verzen uit de Heilige Koran of Ahadith waarnaar wordt verwezen om te bewijzen dat het profeetschap nu ophoudt te bestaan:

– De Heilige Profeet Mohammed (vrede zij met hem) is خاتم النبيين (Khātāmān Nābbiyeen) – Zegel der Profeten (De Heilige Koran, hoofdstuk 33, vers 41)

– De Heilige Profeet Mohammed (vrede zij met hem) heeft gezegd: لاَ نَبِيَّ بَعْدِي (Lāā Nābiya Bādi) – Er is geen Profeet na mij (Sahih Bukhari)

– De Heilige Profeet Mohammed (vrede zij met hem) heeft gezegd: إِنِّي آخِرُ الأَنْبِيَاءِ – Ik ben de Laatste van de Profeten (Sahih Muslim)

ARGUMENT I: KHATAMUN NABBIYEEN

De Heilige Profeet Mohammed (vrede en zegeningen van Allah zij met hem) is in de Heilige Koran Khatamun Nabbiyeen verklaard. De interpretatie van deze titel verschilt onder de islamitische stromingen. Het gehele vers luidt als volgt:

مَا كَانَ مُحَمَّدٌ أَبَا أَحَدٍ مِّنْ رِّجَالِكُمْ وَلَٰكِنْ رَّسُوْلَ اللَّهِ وَخَاتَمَ النَّبِيِّينَ ۗ وَكَانَ اللَّهُ بِكُلِّ شَيْءٍ عَلِيْمًا

“Mohammed is niet de vader van één uwer mannen, maar de boodschapper van Allah en het zegel der profeten; Allah heeft kennis van alle dingen.” (Hoofdstuk 3, vers 41)

Het gebruik van het woord khātam

De term خاتم النبيين bestaat uit twee woorden: ‘khātam’ en ‘nabbiyeen’. Het woord nabbiyeen betekent profeten en het woord khātam bevat vele betekenissen volgens het Arabische woordenboek, waaronder: het zegel, een ring, het beste en het laatste. Het gebruik van dit woord door vroegere Arabieren bewijst dat dit woord gebruikt wordt om de status, rang en vooral de superioriteit van een persoon aan te duiden in zijn vakgebied:

Abu Tammam (188-231 A.H) was een dichter en is Khatamush Shu’ara genoemd, oftewel het Zegel der Dichters. Er is geen moslim die de betekenis geeft aan deze titel dat Abu Tammam de laatste dichter is en dat er geen dichter meer kan bestaan na hem. (Wafiyat-ul-Ayan, Volume 1)

Zelfs Abu Al-Tayyib is Khatamush Shu’ara genoemd, maar geen moslim die de betekenis geeft aan deze titel dat Abu Al-Tayyib de laatste dichter is van het universum. (Muqaddimah Diwan al-Mutanabbi)

De Heilige Profeet Mohammed (vrede en zegeningen van Allah zij met hem) heeft eens Hazrat Alira Khatamul Auliya genoemd, oftewel het Zegel der Heiligen. Betekent deze titel dat er nu niemand meer een waliyullah (een vriend van God) kan worden na Hazrat Alira? Ook hier weten moslims dat het woord khātam niet de betekenis draagt van ‘het laatste’. (Tafsir e Saifi)

Ibn Hajar-al-Asqalani is Khatam-ul-Huffaz genoemd, oftewel Zegel der Onthouders. Er is geen moslim die gelooft dat Ibn Hajar al-Asqalani de laatste Hafiz is en dat er na hem geen Hafiz kan bestaan. (Titel-pagina van Tabaqat-ul-Mudallisin)

De Heilige Profeet Mohammedsa heeft Hazrat Ibn Abbasra Khatamul Muhajireen genoemd, oftewel Zegel der immigranten/vluchtelingen. Geen moslim die durft te beweren dat er geen immigranten en vluchtelingen zijn ontstaan na Hazrat Ibn Abbasra. De gehele Hadith luidt: “Zoals ik Khatamun Nabbiyeen ben, bent u Khatamul Muhajireen”. Beiden titels waarin het woord khātam is gebruikt moeten dezelfde betekenis dragen. Er is geen andere mogelijkheid dan tot de conclusie te komen dat deze titel de bijzondere rang aanduidt van beiden. (Kanzul Ummal Volume 6, Pagina 178)

Hier volgen nog een aantal voorbeelden waar het woord khatam is gebruikt door vroegere moslims:

Khatam-al-A’immah – Zegel der Religeuze leiders (Tafseer Alfatehah, p. 148), Khatam-atul-Mujahideen – Zegel der Kruisvaarders (Akhbar AlJami’atul Islamiyyah, Palestijn, 27 Muharram, 1352 hijrah), Khatam-atul-Muhaqqiqeen – Zegel der Onderzoekers (op de titelpagina van Commentary Roohul Ma’aanee), Khatam-al-Muhadditheen – Zegel der Overleveraars (‘Ijaalah Naafi’ah, vol. 1), Khatam-atul-Fuqahaa – Zegel der Juristen (Akhbaar Siraatal Mustaqeem Yaafaa, 27 Rajab, 1354 hijrah), Khatam-al-Mufassireen – Zegel der Commentators (Al Jaami’atul Islamia, 9 Jamadiy thaani, 1354 hijrah), Khatam-al-Hukkaam – Zegel der Heersers (Hujjatul Islam, p. 35), Khatam-al-Kamileen – Zegel van het Perfect (Gebruikt voor de Heilige Profeetsa – Hujjatul Islam, p. 35), Khatam-al-Kamaalaat – Zegel der Wonderen (Gebruikt voor de Heilige Profeetsa  – Ibid, p. 140), Khatam-al-Ausiyaa – Zegel der Adviseurs (Gebruikt voor Hazrat Alira Minar Al Hudaa, p. 106), Khatam-al-Mu’allimeen – Zegel der Leraren/Geleerden (Gebruikt voor de Heilige Profeetsa Alsiraatul Sawee door Allama Muhammad Sabtain).

Dit zijn slechts enkele voorbeelden van het gebruik van het woord khatam door de vroegere moslims. In geen enkele van deze instanties kan het woord khatam genomen worden om te betekenen dat degene absoluut de laatste is om te verschijnen vanuit de groep. Noch geld dat voor de Heilige Profeetsa als Khatamun Nabbiyeen – Zegel der Profeten.

Jezusas (een profeet) moet nog komen na de Heilige Profeet Mohammedsa

Veel islamitische stromingen houden het geloof dat Khatamun Nabbiyeen betekent dat de Heilige Profeet Mohammedsa de Laatste der Profeten is en dat er na hem geen enkele profeet meer kan verschijnen. Tegelijkertijd geloven moslims ook dat Jezusas (een profeet) nog moet verschijnen. Deze twee geloofspunten zijn tegenstrijdig: aan de ene kant beweren dat de Heilige Profeet Mohammedsa de Laatste der Profeten is en daarnaast nog wachten op een profeet na Mohammedsa, namelijk Jezusas.

De Heilige Profeet Mohammedsa mag dan wel later zijn geboren dan Jezusas, maar dat maakt hem niet de laatste profeet als Jezusas nog terugkomt en na hem overlijdt. Bijvoorbeeld: als Ibrahim is geboren in het jaar 2000 en overlijdt in 2001 en Ahmed is geboren in 1998 en overlijdt in 2002, wie van hun wordt dan als ‘de laatste persoon’ gerekend? Degene die later is geboren of degene die later is gestorven? Uiteraard wordt degene als laatste persoon gerekend die later is gestorven.

Sommige moslims beweren dat Jezusas bij zijn wederkomst geen profeet zal zijn en andere moslims beweren dat hij wel een profeet zal zijn. Volgens de authentieke overleveringen van de Heilige Profeet Mohammedsa zal de Messias die in de Laatste Dagen zal verschijnen om de spirituele glorie van de Islam te herstellen wel een Nabi (een profeet) zijn. De Heilige Profeet Mohammedsa heeft gezegd:

حَدَّثَنَا هُدْبَةُ بْنُ خَالِدٍ، حَدَّثَنَا هَمَّامُ بْنُ يَحْيَى، عَنْ قَتَادَةَ، عَنْ عَبْدِ الرَّحْمَنِ بْنِ آدَمَ، عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ، أَنَّ النَّبِيَّ صلى الله عليه وسلم قَالَ لَيْسَ بَيْنِي وَبَيْنَهُ نَبِيٌّ – يَعْنِي عِيسَى – وَإِنَّهُ نَازِلٌ‏.‏

“Er is geen profeet tussen mij en hem, oftewel Jezus en hij zal nederdalen.” (Sunan Abi Dawud 4324)

Dit maakt duidelijk dat de Messias die zal verschijnen in de Laatste Dagen een profeet moet zijn. Het is belangrijk om hier te vermelden dat het hier niet om een wetgevende profeet gaat die een nieuwe sharia, boek of een nieuwe leer brengt. De Messias zal onderworpen zijn aan de Heilige Profeet Mohammedsa. Hij zal komen om de glorie van de Islam te herstellen. Dus Khatamun Nabiyeen kan nooit in de absolute zin de laatste profeet betekenen omdat de Heilige Profeet Mohammedsa zelf heeft geprofeteerd dat er nog een profeet na hem zal verschijnen. Als men kiest voor de betekenis ‘de laatste’ in de titel Khatamun Nabiyeen dan is de juiste interpretatie dat de Heilige Profeet Mohammedsa de laatste profeet is onder de wetgevende profeten. Er kan geen profeet meer komen met een nieuwe wet en een nieuwe religie. Wel kan er een profeet verschijnen die onderworpen en ondergeschikt is aan de wetgeving van de Heilige Profeet Mohammedsa.

In Sahih Muslim staat de volgende uitspraak van de Heilige Profeet Mohammedsa vermeld:

نَبِيُّ اللَّهُ عِيسَى وَأَصْحَابُهُ حَتَّى يَكُونَ رَأْسُ الثَّوْرِ لأَحَدِهِمْ خَيْرًا مِنْ مِائَةِ دِينَارٍ لأَحَدِكُمُ الْيَوْمَ فَيَرْغَبُ نَبِيُّ اللَّهِ عِيسَى وَأَصْحَابُهُ فَيُرْسِلُ اللَّهُ عَلَيْهُمُ النَّغَفَ فِي رِقَابِهِمْ فَيُصْبِحُونَ فَرْسَى كَمَوْتِ نَفْسٍ وَاحِدَةٍ ثُمَّ يَهْبِطُ نَبِيُّ اللَّهِ عِيسَى وَأَصْحَابُهُ إِلَى الأَرْضِ فَلاَ يَجِدُونَ فِي الأَرْضِ مَوْضِعَ شِبْرٍ إِلاَّ مَلأَهُ زَهَمُهُمْ وَنَتْنُهُمْ فَيَرْغَبُ نَبِيُّ اللَّهِ عِيسَى وَأَصْحَابُهُ إِلَى اللَّهِ

“Jezus, de Profeet van Allah, en zijn metgezellen zullen belegerd worden …. vervolgens zal Jezus, de Profeet van Allah, en zijn metgezellen wenden tot Allah …. vervolgens zal Jezus, de Profeet van Allah, en zijn metgezellen ….. en tenslotte zal Jezus, de Profeet van Allah, en zijn metgezellen opnieuw wenden tot Allah” (Sahih Muslim vol 4 pagina 2254)

In deze overlevering heeft de Heilige Profeet Mohammedsa niet de Jezus uit het verleden, maar de Jezus over wiens komst de Heilige Profeet Mohammedsa heeft voorspeld viermaal aangeduid met Nabiyullah, oftewel een Profeet van Allah. Dit maakt duidelijk dat de ‘Jezus’ die in de Laatste Dagen gaat komen een Profeet van Allah moet zijn.

Wij geloven dat de Heilige Profeet Mohammedsa Khatamun Nabiyeen is!

Ahmadi Moslims geloven in alle betekenissen die Khatamun Nabbiyeen omvat, maar een betekenis die zorgt voor tegenstijdigheden in de uitspraken van de Heilige Profeet Mohammedsa of in de Heilige Koran (het woord van God) wordt door ahmadi moslims niet ondersteund:

– Zegel der Profeten: vroegere profeten brachten een boodschap bestemd voor specifieke volken, maar de Heilige Profeet Mohammedsa bracht een leer bestemd voor het gehele mensdom. Door de komst van de Heilige Profeet Mohammedsa is religie en profeetschap vervolmaakt. Een profeet die nu zal verschijnen zal de afdruk en het zegel van de Heilige Profeet Mohammedsa moeten dragen.

– Beste der Profeten: de Heilige Profeet Mohammedsa bevat alle kwaliteiten van alle profeten. Hij overtreft alle profeten in uitmuntendheid. Zijn leer is perfect, beschermd en bestemd voor alle tijden en volkeren.

– Laatste der Profeten: de Heilige Profeet Mohammedsa is de laatste wetgevende profeet. Er kan nu geen enkele profeet verschijnen die de leer van de Heilige Profeetsa ongeldig kan verklaren, als er ooit iemand verschijnt zal dat ondergeschikt zijn aan de Heilige Profeet Mohammedsa.

Grammaticale analyse van khatam

De qira’at is ook een discussiepunt onder de moslims, sommige moslims vinden dat de ware qira’at van het woord khatim moet zijn en niet khatam. Hoewel de uitspraak van het woord geen invloed kan hebben op het standpunt van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap. De constructie van het woord khatam wordt in de Arabische grammatica aangeduid als Ism Alah en de constructie van het woord khatim wordt aangeduid als Ism Fa’il. Als resultaat, betekent khatam zegel, en khatim degene die verzegelt. Beide van deze betekenissen zijn gelijkwaardig toepasbaar aan de Heilige Profeetsa en zijn slechts verschillende manieren om het zelfde te zeggen, dat wil zeggen, degene die de waarachtigheid van de voorafgaande en toekomstige profeten getuigd.

Hiernaast moet men onthouden dat de qira’at anders dan de Hijazi qira’at niet direct afkomstig is van de Heilige Profeetsa. De reeks van overleveraars van de verschillende qira’at bereiken niet de metgezellen van de Heilige Profeetsa, er is geen bewijs van enig andere qira’at, anders dan de Hijazi qira’at, die overgeleverd is direct van de Heilige Profeetsa, waarin het woord duidelijk staat vermeld als khatam met een fatha’ op de ta en niet khatim.

Er was een incident dat plaats vond in de aanwezigheid van Hazrat Alira dat deze zaak opheldert:

وأخرج ابن الأنباري في المصاحف عن أبي عبد الرحمن السلمي قال: كنت اقرىء الحسن والحسين، فمر بي علي بن أبي طالب رضي الله عنه وأنا اقرئهما فقال لي: اقرئهما وخاتم النبيين بفتح التاء

“Abu Abdur Rahman overlevert dat hij Hazrat Hasan en Hussain les gaf. Eens liep Hazrat Ali bin Abu Talib langs toen de leraar hen les zat te geven, dus zij hij tegen hem (de leraar) “Leer hen Khatamun Nabbiyeen met een fatha’ op de ta” (Durre-e-Manthoor, onder 33:40)

Het woord komt van خ ت م en met een fatha’ op de ta spreek je het uit als khatam.

Hazrat Mirza Bashirudeen Mahmood Ahmadra schrijft in Tafsīr Kabīr Volume 10, Pagina 382:

“Dit was de fatwa van Hazrat ‘Alira dat de qira’at van Khatim-an-Nabbiyeen met een kasra onder de ta’ ondergeschikt is aan de qira’at met een fatah op de ta’. Echter, de (hedendaagse) geleerden zeggen dat de qira’ah van Khatam-an-Nabbiyeen met de fatah op de ta’ ondergeschikt is aan de qira’ah met de de kasra onder de ta’. Als khatam had betekend wat de geleerden zeggen, dan zou Hazrat ‘Alira blij moeten zijn dat ‘Abd-ur-Rahman Aslami zijn zonen onderwijst om met de kasra onder de ta’ te reciteren. Integendeel, geeft hij de instructies dat zijn kinderen niet onderwezen zouden moeten worden om te reciteren met een kasra onder de ta’. Dit bewijst dat volgens Hazrat ‘Alira, de woorden Khatam-an-Nabbiyeen met een fatah op de ta’ veiliger was. In het algemeen, is de kasra onder de ta’ ook toelaatbaar. Echter, sinds er het gevaar was dat Hazrat Hassanra of Hazrat Hussainra het nemen te betekenen dat er geen profeet is na de Heilige Profeet Mohammedsa ook al is hij een student van hem, vertelde hij de leraar om zijn kinderen aan te leren om te reciteren met een fatah op de ta’ en niet met de kasra onder de ta’. Dit helpt ons ook te begrijpen dat volgens Hazrat Alira, Khatam-an-Nabbiyeen niet betekent wat [mogelijk] begrepen zou kunnen worden met de kasra onder de ta’, dat is, “degene die een einde brengt aan de profeten.” Anders, zou hij de leraar niet hebben onderbroken om het hen aan te leren met de kasra onder de ta’.”

De Ahmadiyya Moslim Gemeenschap vertaald Khatamun Nabbiyeen als Zegel der Profeten gebaseerd op de fundamentele betekenis van het woord khatam zoals staat vermeld in wel bekende woordenboeken zoals Lane’s Lexicon en Lisan-ul ‘Arab. Wij menen ook dat het verwijst naar de Beste der Profeten, gebaseerd op de afgeleide connotatie en idiomatische gebruik van het woord khatam. Wanneer het woord khatam voorkomt in Mudaf van een groep mensen (Mudaf Ilaih) dan is de idiomatische betekenis van het woord de beste van de groep. Deze idiomatische gebruik van het woord khatam is in feite afgeleid van, als een logische resultaat, de primaire betekenis “zegel”. Degene die de “Zegel der Profeten” is, is vrij duidelijk, ook de beste onder hen.

Hoe dan ook, het argument moet niet genomen worden om te betekenen dat de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap het feit dat khatim ook laatste kan betekenen verwerpt. Wij accepteren dat er meerdere betekenissen zijn van het woord en “laatste” is zeker een van die betekenissen. Echter, wanneer het vers in zijn bijbehorende context wordt bestudeerd wordt duidelijk, als er rekening wordt gehouden met andere verzen die spreken over de komst van profeten, de betekenis laatste der profeten simpelweg niet kan worden toegepast aan Khatamun Nabbiyeen, en de enige mogelijkheid is om de letterlijke betekenis te nemen, en dat is, degene die de waarachtigheid van de profeten getuigd.

Als conclusie, de Hijazi qira’ah, dat de meest superieure qira’ah is, zoals geaccepteerd door alle moslims van de wereld, zou in gebruik moeten worden genomen om de woorden Khatam-an-Nabbiyeen te vertalen en er is geen noodzaak om de ondergeschikte qira’at raad te plegen om een andere interpretatie op te dringen in verband met deze woorden, en al mocht de andere qira’at worden toegepast, zou het op geen enkele manier in tegenstrijd zijn met de standpunt van de  Ahmadiyya Moslim Gemeenschap.

Uitspraken van de Heilige Profeet Mohammedsa bewijzen dat er een profeet na hem kan komen!

Er zijn een aantal uitspraken van de Heilige Profeet Mohammedsa die deze kwestie verder ophelderen. Bij het overlijden van de zoon van de Heilige Profeet Mohammedsa, namelijk Hazrat Ibrahimra, zei de Heilige Profeet Mohammedsa:

لَوْ عَاشَ لَكَانَ صِدِّيقًا نَبِيًّا‏‏

“Als hij had geleefd was hij een waarachtig profeet geweest.” (Ibn-e-Maja Vol 1, Boek 6, Overlevering 1511)

Dit heeft de Heilige Profeet Mohammedsa gezegd nadat hem het vers Khatamun Nabbiyeen al was geopenbaard. Dit betekent dat de komst van een profeet na de Heilige Profeetsa niet in tegenstrijd is met de titel Khatamun Nabiyeen. Anders had de Heilige Profeet Mohammedsa nooit de bovenstaande uitspraak kunnen doen. Ook heeft de Heilige Profeet Mohammed gezegd:

ابو بكر افضل ھذہ الامة الا ان یكون نبی

“Abu Bakr is de beste in mijn Ummah, behalve als er een profeet verschijnt.” (Kanzul Ummal)

Een andere versie van deze overlevering luidt:

ابو بكر خیر الناس الا ان یكون نبی

“Abu Bakr is de beste onder de mensen, behalve als er een profeet verschijnt.”

Visie van moslimgeleerden

Hazrat Abu Abdullah Muhammad Bin Ali Hussain Al Hakim Al Tirmidhi

Een zeer eminente moslimgeleerde, beweert het volgende:

يقول الصوفي المعروف محمد بن علي الحسن الحكيم الترمذي (المتوفى عام 308 هـ (

فإن الذي عَمِيَ عن خبرِ هذا يظنّ أن خاتم النبيين تأويله أنه آخرهم مبعثا. فأي منقبة في هذا؟ وأي علم في هذا؟ هذا تأويل البُلْهِ الجَهَلة

كتاب ختم الأولياء، ص341 المطبعة

Hoe kan de glorie en superioriteit van Mohammad, vrede en zegeningen van Allah zij met hem, gemanifesteerd worden als we beweren dat Hij de laatste was om te verschijnen. Dit is zonder twijfel, een interpretatie van de dwazen en onwetenden. (Kitab Khatamul Auliya, Pagina 341)

Veel andere geleerden hadden dezelfde visie met betrekking tot de titel Khatamun Nabbiyeen hier volgen een aantal andere geleerden die spreken over dit onderwerp:

Hazrat Imam Mulla Ali Qari

ومع هذا لو عاش إبراهيم وصار نبيا، وكذا لو صار عمر نبيا لكانا من أتباعه عليه الصلاة والسلام كعيسى والخضر وإلياس عليهم السلام. فلا يناقض قولَه تعالى: (وخاتم النبيين) إذ المعنى أنه لا يأتي نبي بعده ينسخ ملته ولم يكن من أمته.” (الأسرار المرفوعة في الأخبار الموضوعة لملا علي القاري ص192 دار الكتب العلمية بيروت)

“Als Ibrahimra had geleefd zou hij een profeet zijn geweest, en op gelijke wijze zou Umarra een profeet zijn geweest zij zouden volgers zijn van de Heilige Profeet, vrede en zegeningen van Allah zij met hem, zoals Isa, Khizar en Ilyas vrede zij met hun. Het is niet in tegenstrijd met het goddelijke woord ‘Khatamun Nabbiyeen’ wat betekent dat er geen profeet zal zijn die zijn wet zal afschaffen of niet uit een van zijn volgelingen zal zijn.” (Al Asrar al Marfuah fil Akhbr al Mauzuah Pagina 192)

Hazrat Imam Jalal-ud-Din

U schrijft met betrekking tot de komst van de messias en zijn profeetschap:

حقا كفر  ته نبو بسلب قال من

“Wie zegt dat hij geen profeet zal zijn, diegene pleegt ongeloof.” (Hijajul Karamah Pagina 431)

Hazrat Shah Waliullah Muhaddith

De erkende Mujadid van de 12e islamitische eeuw schrijft:

أما الشاه ولي الله الدهلوي فيقول:

“وخُتم به النبييون.. أي لا يوجد من يأمره الله سبحانه بالتشريع على الناس.”

(التفهيمات الإلهية، ج2 ص85 بتصحيح وتحشية الأستاذ غلام مصطفى القاسمي، أكادمية الشاه ولي الله الدهلوي حيدر آباد باكستان)

 “De beëindiging van profeetschap met de Heilige Profeetsa betekent dat er geen goddelijk geïnspireerde hervormer na hem kan komen wie aangesteld wordt door Allah met een nieuwe wet.” (Tafheemat-e-Ilahiyya Deel 2 Pagina 85)

Verder schrijft hij:

“De betekenis van de Heilige Profeet zijnde het Khatamun Nabbiyeen is dat er nu geen persoon zal verschijnen wie God zal aanstellen met een nieuwe wet voor de mensheid, dat is om te zeggen, er zal geen profeet komen met een nieuwe wet.” (Tafhimate Ilahiyya Volume II, pagina 53, 72-73)

“Er kan geen onafhankelijke profeet zijn na de Heilige Profeetsa wie niet uit zijn volgelingen is en zijn aanhanger.” … “Het einde van het profeetschap van de Heilige Profeetsa betekent slechts dat er geen wet gevende profeet of een profeet buiten zijn Ummah kan zijn.” (Al Khairul Kathir, page 111)

Hazrat Mohyuddin Ibn Arabi 

De profeetschap dat is beëindigd met de persoon van de Profeet van Allahsa en zijn zegeningen, was geen andere dan de wet gevende profeetschap niet profeetschap zelf en dit is de betekenis van “waarlijk boodschapperschap en profeetschap is gezegeld met mij daarvoor zal er noch een boodschapper noch een profeet na mij zijn”, dat wil zeggen, er zal na mij geen profeet zijn met een wet anders dan die van mij maar zal onderworpen zijn aan mijn wet.” (Al Fatuhat ul Makiyya Volume 2 pagina 3)

Verder schrijft u:

“Jezusas zal nederdalen onder de moslim ummah als een rechtvaardige heerser zonder een nieuwe wet. Voorzeker, hij zal een profeet zijn. Daar is geen twijfel over.”  (Fatuhati Makiyyah Volume 1, Hoofdstuk 73, Pagina 570)

“In hoeverre het gaat over de wet gevende profeetschap, het is zeker verzegeld en ten einde gekomen in Mohammed, vrede en zegeningen van Allah zij met hem, en daarvoor is er geen wet gevende profeet na hem … maar Allah heeft uit barmhartigheid voor zijn dienaren, overige profeetschap voortgezet zonder de wetgevende elementen.” (Fusus ul Hikam, Pagina 134-135)

Hazrat Maulana Rumi

“De Heilige Profeetsa was de Khatam omdat er nooit iemand is geweest zoals hem, noch zal er (ooit zo een iemand) na hem zijn. ”(Miftah Ul Ulum Volume 15 Pagina’s 56-57)

Verder schrijft u:

“Maak plannen om rechtvaardig te zijn op de weg van God zodat u profeetschap kunt verkrijgen in de Ummah.” (Masnawi, Daftar I, Pagina 53, Vol V pagina 42)

Hazrat Maulana Abul Hasanat Abdul Hayee

“Na het overlijden van de Heilige Profeet, vrede en zegeningen van Allah zij met hem, of zelfs tijdens zijn leven, is het niet onmogelijk voor iemand verheven te worden tot de positive van een eenvoudige profeet. Maar een profeet met een nieuwe wet is, inderdaad, verboden.” (Dafe al Wasawis Fi Athar ibn Abbas Pagina 16)

Hazrat Sheikh Ahmad Farooqi

“Het verschijnen van profeten na de Khatamar Rasul Hazrat Mohammed, de uitverkorenesa vanuit zijn eigen volgelingen en als een weerspiegeling, gaat op geen enkele wijze tegen zijn status als Khatamar Rasul. Daarvoor, O lezer, wees niet onder degenen die twijfelen.” (Maktubat Imam Rabani Vol 1)

De Heilige Profeet Mohammedsa is de beste onder de profeten

Dat de titel Khatamun Nabbiyeen de superioriteit en volmaaktheid van de Heilige Profeet Mohammedsa aangeeft ten opzichte van andere profeten kan verder worden aangetoond met de volgende overlevering:

وَحَدَّثَنَا يَحْيَى بْنُ أَيُّوبَ، وَقُتَيْبَةُ بْنُ سَعِيدٍ، وَعَلِيُّ بْنُ حُجْرٍ، قَالُوا حَدَّثَنَا إِسْمَاعِيلُ، – وَهُوَ ابْنُ جَعْفَرٍ – عَنِ الْعَلاَءِ، عَنْ أَبِيهِ، عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ، أَنَّ رَسُولَ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم قَالَ ‏ “‏ فُضِّلْتُ عَلَى الأَنْبِيَاءِ بِسِتٍّ أُعْطِيتُ جَوَامِعَ الْكَلِمِ وَنُصِرْتُ بِالرُّعْبِ وَأُحِلَّتْ لِيَ الْغَنَائِمُ وَجُعِلَتْ لِيَ الأَرْضُ طَهُورًا وَمَسْجِدًا وَأُرْسِلْتُ إِلَى الْخَلْقِ كَافَّةً وَخُتِمَ بِيَ النَّبِيُّونَ‏‏

“Ik heb superioriteit gekregen ten opzichte van andere profeten in zes opzichten: ik heb woorden gekregen die beknopt zijn maar uitgebreid in betekenis; Ik ben geholpen met angst (in de harten van vijanden); oorlogsbuit is mij geoorloofd; de aarde is voor mij schoon en een plaats voor aanbidding gemaakt; Ik ben gezonden naar de gehele mensheid en de waarheid van de profeten is door mij getuigd.” (Sahih Muslim)

Hazrat Mirza Ghulam Ahmadas schrijft in zijn boek Barahin-e-Ahmadiyya: “Zonder twijfel, er kan geen mens of engel overeenkomen met de goddelijke eigenschappen geschonken aan de Heilige Profeet, vrede en zegeningen van Allah zij met hem.” (Barahin-e-Ahmadiyya blz. 226)

Khatamun Nabbiyeen verwijst naar de perfectie, voortreffelijkheid en uitmuntendheid van de Heilige Profeet Mohammed (vrede en zegeningen van Allah zij met hem) onder de groep van de profeten. Dit is de ware betekenis van Khatamun Nabbiyeen.

ARGUMENT II: LAA NABI BADI

Een Hadith die herhaaldelijk wordt aangehaald ter bevestiging van de beëindiging van profeetschap is de Hadith waarin de Heilige Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd dat er geen profeet na hem zal zijn. Deze Hadith wordt herhaaldelijk door de tegenstanders onderwezen in hun boeken, toespraken en artikels hoewel zij onwetend zijn over de achtergrond en context van de hadith.

Achtergrond van de Hadith

Wanneer de ahadith verzamelingen bestudeerd worden blijkt echter dat dit geen algemene uiting is. Bij deze Hadith hoort namelijk een achterliggend verhaal. Hiervan wordt hieronder een referentie gegeven:

حَدَّثَنَا مَحْمُودُ بْنُ غَيْلاَنَ، حَدَّثَنَا أَبُو أَحْمَدَ الزُّبَيْرِيُّ، حَدَّثَنَا شَرِيكٌ، عَنْ عَبْدِ اللَّهِ بْنِ مُحَمَّدِ بْنِ عَقِيلٍ، عَنْ جَابِرِ بْنِ عَبْدِ اللَّهِ، أَنَّ النَّبِيَّ صلى الله عليه وسلم قَالَ لِعَلِيٍّ ‏ “‏ أَنْتَ مِنِّي بِمَنْزِلَةِ هَارُونَ مِنْ مُوسَى إِلاَّ أَنَّهُ لاَ نَبِيَّ بَعْدِي ‏”‏ ‏.‏ قَالَ أَبُو عِيسَى هَذَا حَدِيثٌ حَسَنٌ غَرِيبٌ مِنْ هَذَا الْوَجْهِ ‏.‏ وَفِي الْبَابِ عَنْ سَعْدٍ وَزَيْدِ بْنِ أَرْقَمَ وَأَبِي هُرَيْرَةَ وَأُمِّ سَلَمَةَ ‏.‏

De Heilige Profeetsa  vertrok naar Tabuk en liet Ali achter als zijn vertegenwoordiger. Hazrat Alira zei: Laat u mij achter tussen kinderen en vrouwen. De Heilige Profeetsa zei: Zou het jou niet behagen om tegenover mij te zijn zoals Aaron was tegenover Mozes? Echter is er geen profeet tegenover mij. (Sahih al-Bukhari #4416, Sahih Muslim Kitab Al Fazail, Arabisch, v4, pp 1870-71 Sunan Ibn Majah, p12 Musnad Ahmad Ibn Hanbal, v1, p174 al-Khasa’is, by al-Nisa’i, pp 15-16 Mushkil al-Athar, door al-Tahawi, v2, p309, Jami’at-Tirmidhi  Hadith #3731)

Maar wat is nu de achtergrond en context van deze uitspraak van de Heilige Profeetsa? De moslims waren in gevaar om aangevallen te worden door de Romeinen. De Heilige Profeetsa vertrok met zijn metgezellen naar Tabuq (om oorlog te voorkomen). Hierbij moest de Heilige Profeetsa iemand de verantwoordelijkheid van Medina overhandigen. De Heilige Profeetsa stelde Hazrat Ali (moge Allah tevreden met hem zijn) als zijn vertegenwoordiger in Medina. Hazrat Alira was een zeer dappere persoon en was altijd bereid om met de moslims mee te vechten tegen de aanvallers. Het was dus moeilijk voor hem om te accepteren dat hij achter gelaten werd met vrouwen en kinderen, terwijl de rest het gevaar mocht bestrijden met de Profeetsa. In de geschiedenis staat dat Hazrat Alira achter de rest aanging toen zij al een tijdje vertrokken waren. Hazrat Alira haalde hen in en ging naar de Heilige Profeetsa en klaagde dat hij niet achter wou blijven met de vrouwen en kinderen. Op dit moment zei de Heilige Profeetsa de woorden die hierboven staan vermeld.

Hazrat Alira vond het een vernedering dat hij achtergelaten was met bejaarden, zieken, kinderen en vrouwen. De Heilige Profeetsa stelde hem gerust en dat deed hij door te zeggen:

أَنْتَ مِنِّي بِمَنْزِلَةِ هَارُونَ مِنْ مُوسَى

“Jij bent tegenover mij zoals Aaron was tegenover Mozes”

De Heilige Profeetsa geeft hier een argument ter geruststelling van Hazrat Alira. U verteld dat de taak die aan hem is overhandigd hetzelfde is welke Mozesas ook overhandigde aan Aaronas. Aldus door Hazrat Alira met profeet Aaron te vergelijken geeft de Heilige Profeetsa hem de rank van Profeet Aaronas. De Heilige Profeetsa voegt daar alleen nog iets aan toe en dat zijn de woorden:

إِلاَّ أَنَّهُ لاَ نَبِيَّ بَعْدِي

“(het verschil is) alleen dat (Ali) geen profeet is tegenover mij”

In de aanwezigheid van profeet Mozesas was profeet Aaronas een assisterende profeet. Hoewel Hazrat Alira ook de taak is overhandigd die profeet Aaronas was overhandigd door profeet Mozesas, betekend dit niet dat Hazrat Alira nu een profeet is. Door de bovenstaande woorden te gebruiken benadrukt de Heilige Profeetsa het verschil tussen Hazrat Alira en Profeet Aaronas, namelijk: er kan geen profeet zijn in mijn aanwezigheid. Dit is simpelweg de boodschap van de Heilige Profeetsa , welke vermeld staat in deze Hadith. En de tegenstanders misbruiken deze Hadith om aan te tonen dat profeetschap nu volledig is beëindigd, terwijl hier iets heel anders wordt besproken.

Het was niet de bedoeling van de Heilige Profeetsa om aan te geven dat er geen profeet meer kan komen tot aan de Dag des Oordeels. Zeker niet! U had namelijk zelf geprofeteerd dat de Messias die in de moslim ummah zou verschijnen een Profeet van Allah zou zijn. Ten eerste was dit geen algemene uitspraak en ten tweede heeft de Heilige Profeetsa niet alleen de woorden لاَ نَبِيَّ بَعْدِي gebruikt, maar de woorden إِلاَّ أَنَّهُ لاَ نَبِيَّ بَعْدِي. Aldus wanneer de woorden in hun context worden bekeken komt men tot de conclusie dat u deze woorden alleen hebt gebruikt om een misverstand weg te nemen die had kunnen ontstaan, namelijk dat Hazrat Alira een profeet is. U zegt daarom ook: إِلاَّ أَنَّهُ لاَ نَبِيَّ بَعْدِي: de woorden verwijzen naar Hazrat Alira! Hazrat Alira was geen profeet tegenover of naast u, deze betekenis wordt ook bevestigd door een andere overlevering:

“Jij bent tegenover mij zoals Aaron was tegenover Mozes, alleen is er geen profeet naast mij.” (Musnad Ahmad 331/l)

In deze Hadith is het woord maa’ gebruikt (naast mij). En dit woord lost de puzzel op en bevestigd dat uw doel was om aan te geven dat Hazrat Alira geen profeet is en kan zijn zoals Aaronas was in de aanwezigheid van profeet Mozesas. Want als we nu stellen dat de Heilige Profeetsa إِلاَّ أَنَّهُ لاَ نَبِيَّ بَعْدِي niet had gezegd, dan had de Heilige Profeetsa de vergelijking van Aaronas (een profeet) gebruikt voor Hazrat Alira. Dit zou de misvatting kunnen creëren dat Hazrat Alira een profeet is naast de Heilige Profeetsa, maar de Heilige Profeetsa doet deze misvatting zelf teniet met deze woorden.

Een andere versie van de Hadith luidt:

 “Jij bent tegenover mij zoals Aaron was tegenover Mozes, echter ben jij geen profeet.”

Het is duidelijk de Heilige Profeetsa ontkent dat Hazrat Alira geen profeet is naast hem, en zeker niet dat er absoluut geen profeten meer kunnen verschijnen die tot zijn volgelingen behoren.

Grammaticale analyse van de Hadith

Hoewel hierboven de ware betekenis van de Hadith duidelijk wordt, zullen wij ons niet slechts schuilen achter deze Hadith. Het klopt dat er ook overleveringen te vinden zijn waarin de Heilige Profeetsa slechts de woorden لاَ نَبِيَّ بَعْدِي heeft gebruikt. De letterlijke vertaling van deze zin in het Nederlands is: “er is geen profeet na mij”. Echter betekent deze zin niet dat er na de Heilige Profeetsa geen enkel profeet kan of zal komen. Het standpunt van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap is dat deze Hadith geen algemene profeten betreft. Het gaat hier om een specifiek soort profeet die niet kan en zal komen na de Heilige Profeetsa en dat is een wetgevende profeet. Deze betekenis zal er ook voor zorgen dat er geen tegenstrijdigheid meer bestaat tussen de gezegdes van de Heilige Profeetsa, want u heeft zelf voorspeld dat de Messias als een profeet zal verschijnen in de moslim ummah. De Arabische grammaticale structuur van deze zin steunt ook de redenering van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap, die hieronder uiteen wordt gezet.

In de zin “er is geen profeet na mij” is het lidwoord la gebruikt. Het woord la in het Arabisch wordt ook gebruikt voor La nafi lil-kamal; het aantonen van de volmaaktheid van iemand of iets, door het ontkennen van een ander soort. Er zijn twee gelijksoortige voorbeelden te vinden van deze grammaticale structuur vanuit de gezegdes van de Heilige Profeetsa:

(1)- لاَ هِجْرَةَ بَعْدَ الْفَتْحِ‏:

Er is geen migratie na de overwinning van Mekka. (Sahih al-Bukhari 2783, Boek 56, Hadith 2)

In deze gezegde is ook gebruik gemaakt van La nafi lil-kamal: het ontkennen van perfectie. Dit betekent dat in deze uitspraak een specifiek soort migratie ontkend wordt die niet meer plaats zal vinden. De zin betekent dus dat een dergelijke voortreffelijke en heilige migratie niet meer plaats zal vinden na de overwinning van Mekka. En de heiligheid van deze migratie was dat de Profeetsa samen met zijn metgezellen vanwege geloofsachtervolging vanuit zijn land moest immigreren naar een ander land. Aldus gaat het ook hier niet om een algemene uitspraak, en wat ontkent word is de voortreffelijkheid (kamaal) van een dergelijk soort migratie. Imam Razi schrijft over deze gezegde:

 “En wat betreft deze uitspraak “er is geen migratie na overwinning”, hiermee word een specifiek migratie bedoeld.” (Tafseer Kabir onder Hoofdstuk 8, Vers 73)

Hetzelfde regel is toegepast in de woorden “er is geen profeet na mij”. Het gaat hier ook over een specifiek soort profeetschap, het betekend dus dat er geen wetgevende profeetschap meer zal zijn na de Heilige Profeetsa. De gezegde betekent niet dat er geen enkel soort profeet meer zal komen.

(2)- ‏ “‏ هَلَكَ كِسْرَى ثُمَّ لاَ يَكُونُ كِسْرَى بَعْدَهُ، وَقَيْصَرٌ لَيَهْلِكَنَّ ثُمَّ لاَ يَكُونُ قَيْصَرٌ بَعْدَهُ، وَلَتُقْسَمَنَّ كُنُوزُهَا فِي سَبِيلِ اللَّهِ ‏”‏‏:

Wanneer Chosor zal sterven zal er geen Chosor na hem zijn en wanneer Caesar zal sterven zal er geen Caeser na hem zijn. (Sahih Bukhari, Volume 4, Boek 52, Hadith #267)

Op het eerste gezicht lijkt dit een algemene uitspraak, desondanks gaat het hier om een specifieke Caesar en Chosor. De titels die de Heilige Profeetsa heeft gebruikt werden destijds gebruikt voor de regeerders van Iran en de Romeinen. En het is een historische feit dat na hen velen Caesars en Chosors zijn geweest. De betekenis van deze gezegde zoals geleerden ook aangeven is niet dat na het overlijden van Caesar en Chosor er geen Caesar of Chosor meer zal bestaan, want dit is tegen de feiten in. De ware betekenis die ook door geleerden aan deze gezegde is toegeschreven is dat er geen enkel regeerder van gelijksoortige aard zal komen als hen. Na hen zal er geen enkel Caesar of Chosor komen die een dergelijk soort glorierijke macht, rijkdom een bestuur zal bezitten.

De grammaticale constructie van deze gezegde komt precies overeen met de grammaticale constructie van het gezegde “er is geen profeet na mij”. De betekenis van het gezegde “er is geen profeet na mij” draagt dezelfde betekenis als het gezegde “er is geen Caesar na hem”. Aldus de betekenis van de woorden “er is geen profeet na mij” is dat er geen wetgevende profeet zoals de Heilige Profeetsa meer kan komen.

Er is nog een vergelijkbaar voorbeeld te vinden in de Arabische grammatica met het gebruik van la:

“Er is geen jongenspersoon slechts Ali en er is geen zwaard slechts de Zul-fi-qaar”.

Uiteraard betekent deze zin niet dat er geen jongenspersoon meer kan bestaan na Hazrat Alira. Het betekent slechts dat er geen dapper persoon zoals Alira ooit zal ontstaan, dit betekent niet dat jongenspersonen zullen ophouden te bestaan. Hetzelfde geld voor het zwaard zul-fi-qaar. De betekenis is slechts dat er nooit dergelijk soort mooi zwaard zoals de zul-fi-qaar gemaakt zal worden. Deze zin is alleen gebruikt om de hoge rank van Alira en zul-fi-qaar aan te tonen. Hetzelfde geld voor de Hadith “er is geen profeet na mij”, dit betekent slechts dat er geen enkel profeet zoals de Heilige Profeetsa ooit geboren zal worden. De Heilige Profeetsa was een wetgevende profeet, en het gaat daarom dus ook om wet gevende profeetschap. Deze zin is alleen gebruikt om de hoge rank van het profeetschap van de Heilige Profeetsa aan te duiden.

Nogmaals, word de lezer erop geattendeerd dat de redenering van deze gezegde slechts een specifiek soort profeetschap afschaft, naast vele andere feiten ook vanwege het feit dat de Heilige Koran en de Ahadith van de Heilige Profeetsa bewijzen dat een komst van een profeet weldegelijk mogelijk is. De reden dat de betekenis van de tegenstanders niet geaccepteerd kan worden is dat deze in regelrechte tegenstrijd is met de Heilige Koran en Hadith. Daarin staat namelijk dat een komst van een niet-wetgevende afhankelijke profeet wel mogelijk is in de moslim ummah.  Het is daarom van uiterst belang om deze zogenaamde tegenstrijd die ontstaat door de beredenering van de tegenstanders naast de Heilige Koran, Hadith en referenties van heilige leiders en geleerden ook te verwijten in het licht van de Arabische grammatica. En zodoende te bewijzen dat ook het grammaticale gebruik in de gezegdes het standpunt van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap ondersteunt.

Naast het lidwoord la zijn de woorden Ba’di (na mij) ook zeer belangrijk. Het woord dat hiervoor is gebruikt kent in het Arabische taal meerdere betekenissen. En een van die betekenissen is in tegenstrijd of in oppositie van. Volgens deze betekenis zal het gezegde betekenen dat er geen enkel profeet in tegenstrijd of in oppositie van de Heilige Profeetsa kan komen. Aldus een profeet die volledig onderworpen is aan de Heilige Profeetsa en tot uw ummah behoord kan wel verschijnen.

Ook in de Heilige Koran is het woord Ba’d gebruikt in de vorm in tegenstrijd of in oppositie van:

فَبِأَيِّ حَدِيثٍ بَعْدَ اللَّهِ وَآيَاتِهِ يُؤْمِنُون

“In welk woord buiten Allah en Zijn tekenen zullen zij dan geloven?” (Hoofdstuk 45, Vers 7)

In dit vers zijn de woorden Ba’d’Allah gebruikt de vraag is nu: wat betekent dit? Na God? Oftewel na het vergaan van God of in de afwezigheid van God? God Verbied! Uiteraard kunnen beide betekenissen niet kloppen. Ba’d’Allah betekent in oppositie en tegenover God, buiten zijn gehoorzaamheid. Het woord van God getuigd dat het woord Ba’d, ook in tegenstrijd of in oppositie van kan betekenen. Als deze betekenis wordt toegepast aan “er is geen profeet na mij”, verwijst dat ook naar de betekenis dat er geen wetgevende profeet meer kan komen, want de komst van een wetgevende profeet na de Heilige Profeetsa of de komst van iemand buiten uw ummah zal tegenover u komen te staan. Door uw komst is het geloof volmaakt, daarom zal er geen enkel wetgevende profeet na u komen. En er zal ook geen profeet komen die buiten uw ummah en buiten uw gehoorzaamheid zal zijn.

حَدَّثَنَا أَبُو الْيَمَانِ، أَخْبَرَنَا شُعَيْبٌ، عَنْ عَبْدِ اللَّهِ بْنِ أَبِي حُسَيْنٍ، حَدَّثَنَا نَافِعُ بْنُ جُبَيْرٍ، عَنِ ابْنِ عَبَّاسٍ ـ رضى الله عنهما ـ قَالَ قَدِمَ مُسَيْلِمَةُ الْكَذَّابُ عَلَى عَهْدِ رَسُولِ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم فَجَعَلَ يَقُولُ إِنْ جَعَلَ لِي مُحَمَّدٌ الأَمْرَ مِنْ بَعْدِهِ تَبِعْتُهُ‏.‏ وَقَدِمَهَا فِي بَشَرٍ كَثِيرٍ مِنْ قَوْمِهِ، فَأَقْبَلَ إِلَيْهِ رَسُولُ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم وَمَعَهُ ثَابِتُ بْنُ قَيْسِ بْنِ شَمَّاسٍ، وَفِي يَدِ رَسُولِ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم قِطْعَةُ جَرِيدٍ، حَتَّى وَقَفَ عَلَى مُسَيْلِمَةَ فِي أَصْحَابِهِ فَقَالَ ‏”‏ لَوْ سَأَلْتَنِي هَذِهِ الْقِطْعَةَ مَا أَعْطَيْتُكَهَا، وَلَنْ تَعْدُوَ أَمْرَ اللَّهِ فِيكَ، وَلَئِنْ أَدْبَرْتَ لَيَعْقِرَنَّكَ اللَّهُ، وَإِنِّي لأَرَاكَ الَّذِي أُرِيتُ فِيكَ مَا رَأَيْتُ ‏”‏‏.‏ فَأَخْبَرَنِي أَبُو هُرَيْرَةَ، أَنَّ رَسُولَ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم قَالَ ‏”‏ بَيْنَمَا أَنَا نَائِمٌ رَأَيْتُ فِي يَدَىَّ سِوَارَيْنِ مِنْ ذَهَبٍ، فَأَهَمَّنِي شَأْنُهُمَا، فَأُوحِيَ إِلَىَّ فِي الْمَنَامِ أَنِ انْفُخْهُمَا، فَنَفَخْتُهُمَا فَطَارَا فَأَوَّلْتُهُمَا كَذَّابَيْنِ يَخْرُجَانِ بَعْدِي ‏”‏‏.‏ فَكَانَ أَحَدُهُمَا الْعَنْسِيَّ وَالآخَرُ مُسَيْلِمَةَ الْكَذَّابَ صَاحِبَ الْيَمَامَةِ‏.‏

De Heilige Profeetsa heeft gezegd: “Terwijl ik aan het slapen was zag ik dat ik in mijn beide handen twee gouden armbanden droeg. Ik was bezorgd over hen. Ik was toen door goddelijke instructie bevolen in mijn droom om deze weg te blazen. Ik blies hen weg en zij vlogen weg. Ik interpreteer dezen als twee leugenaars die tegenover mij zullen verschijnen.” (Sahih Bukhari, Volume 4, Book 56, Hadith #817)

De Heilige Profeetsa zag in een droom dat hij twee gouden armbanden droeg die hij interpreteerde als twee valse leugenaars Aswad Al-‘Ansari en Musailma Al-Kadhdhab (zij hadden een valse claim gemaakt van profeetschap). Beiden waren aanwezig in uw leven en hadden hun claim al verkondigd in uw leven. Desondanks heeft de Heilige Profeetsa de woorden “Ba’dee” gebruikt.  Dit bewijst dat hier ook het woord “Ba’dee” gebruikt is met de betekenis “in oppositie van”. Zij hadden namelijk tegenover u profeetschap verkondigd. Het woord “Ba’dee” in het gezegde “er is geen profeet na mij” heeft dezelfde betekenis zoals de Heilige Profeetsa het woord hierboven heeft gebruikt. De betekenis is dus, dat er geen profeet na de Heilige Profeetsa zal komen die vrijgesteld zal zijn van uw gehoorzaamheid.

Hoe de Heilige Profeetsa omging met valse profeten dient als een voorbeeld voor de tegenstanders van Ahmadiyyat. De Heilige Profeetsa heeft nooit tegen hen gestreden vanwege hun valse verkondiging. Als Mirza Ghulam Ahmadas God Verhoede een valse verkondiging heeft gemaakt, waar maken de tegenstanders zich dan zorgen om? Zij horen het voorbeeld op te volgen van de Heilige Profeetsa en horen de zaak te overhandigen aan God, want God zelf zegt dat hij valse verkondigers van profeetschap zal vernietigen.

Het huidige gedrag dat tegenstanders vertonen komt overeen met de tegenstanders van profeten zoals vermeld staat in de Heilige Koran. Zij verzinnen talloze onnozele redenen en baseren zich op ongegronde redenen om een persoon die aangesteld is door God te weigeren en misleiden andere onschuldige onwetende mensen zodat zij ook tegen hem en zijn volgelingen opstaan. Zoveel moeite om iemand vals te bewijzen? Als de tegenstanders dezelfde energie hadden verbruikt in de zoektocht naar de ware uitverkorene, zouden zij zeker gezegend zijn met goddelijke zegeningen.

Laten wij nu de betekenis van het woord “Ba’dee” behandelen die door de tegenstanders wordt aangehaald. Volgens de tegenstanders is de regel van zarf zamaan toegepast in deze Hadith. Dit betekent dat het bijwoord “Ba’dee” is gebruikt om een periode aan te geven. De betekenis van de Hadith wordt dan: “na mijn periode zal er geen profeet meer zijn”. De periode van de Heilige Profeetsa is bestemd voor de gehele mensheid en voor alle tijden tegemoet. De Heilige Profeetsa heeft deze feit velen malen benadrukt. De Heilige Profeetsa heeft elders zijn periode aangegeven met de woorden:

بُعِثْتُ أَنَا وَالسَّاعَةَ كَهَاتَيْنِ ‏.‏

“Ik en het uur zijn samen als deze twee vingers herrezen” (Sahih Bukhari 6504, Boek 81, Hadith 93)

De periode van de Heilige Profeetsa omtrent tot het uur, namelijk tot aan de Dag des Oordeels.

Aldus, als deze redenering aanvaardt word betekend dit dat er geen profeet zal komen die uw periode zal beëindigen. En dit kan alleen gebeuren door de komst van een profeet die buiten uw gehoorzaamheid komt. De komst van een profeet die komt in uw vertegenwoordiging zal niet beschouwd worden als een ander profeet of een “nieuwe profeet”.  Hij zal beschouwd worden als uw spirituele wederkomst, welke bestemd was te komen zoals geprofeteerd in Surah Jummah.

Visie van moslimgeleerden

De Ahmadiyya standpunt met betrekking tot deze Hadith is niet nieuw zoals wordt verondersteld door de tegenstanders, maar is door de eeuwen heen door verschillende geleerden en heiligen ook onderwezen. Deze geleerden worden ook erkend door de tegenstanders van Ahmadiyyat. Laat het voor de lezer wel duidelijk zijn dat het aanvaarden van al hetgeen wat voorafgaande geleerden en heiligen hebben onderwezen niet een verplichting is voor ons zoals hetgeen wat vermeld is in de Heilige Koran en de overleveringen van de Heilige Profeetsa.

Deze referenties worden getoond om aan te tonen dat deze leer omgaand het profeetschap van de Heilige Profeetsa niet geheel nieuw en uniek zoals de tegenstanders dat beweren. Nog een reden voor het aanhalen van deze referenties is vanwege een profetie, de Heilige Profeetsa heeft geprofeteerd dat er een tijd zal komen dat de gedachten van zijn ummah zullen afdwalen van het rechte pad, desondanks zal er altijd wel een deel zijn van zijn ummah zijn die op het rechte pad zal blijven, die altijd het juist zal blijven onderwijzen. De Heilige Profeetsa heeft gezegd:

لاَ تَزَالُ طَائِفَةٌ مِنْ أُمَّتِي قَوَّامَةً عَلَى أَمْرِ اللَّهِ لاَ يَضُرُّهَا مَنْ خَالَفَهَا

“Er zal altijd een groep vanuit mijn ummah standhoudend blijven op Gods bevel. Zij die hen bevechten zullen hen geen kwaad kunnen doen, totdat Gods besluit zal komen en zij de mensen zullen overwinnen.” (Ibn Majah Vol. 1, Book 1, Hadith 7 & Sahih al-Bukhari)

Er zullen een aantal referenties worden gegeven van betrouwbare geleerden en hun betrouwbaarheid wordt ook aanvaard door de tegenstanders.

Hazrat ‘Aishara (de vrouw van de Heilige Profeetsa)

قولوا خاتم النبيين، ولا تقولوا لا نبي بعده

“Zeg dat hij (de Heilige Profeetsa) Khatamun Nabbiyeen is, maar zeg niet dat er geen profeet na hem zal zijn.” (Durre Mansoor Volume 5 & Takmilah Majma’ul-Bihar, blz. 85)

Hazrat Imam Mohammed Tahir (overleden in 986 hijrah)

ويقول الإمام محمد طاهر (المتوفى عام 986 هـ) أحد الصلحاء المعروفين، في شرح قول السيدة عائشة رضي الله عنها:

“هذا ناظر إلى نـزول عيسى، وهذا أيضا لا ينافي حديث “لا نبي بعدي”، لأنه أراد لا نبي ينسخ شرعه.”

(تكملة مجمع بحار الأنوار، لمحمد طاهر الغجراتي، ص 502)

“De uitspraak van Hazrat ‘Aisha moge Allah haar zegenen: “zeg dat hij Zegel der profeten is, maar zeg niet dat er geen profeet na hem zal zijn”. Dit verwijst naar de zending van Jezus. En deze uitspraak is niet in tegenstrijd met het gezegde “er is geen profeet na mij”, want deze betekent dat er geen profeet zal komen die zijn wetgeving zal afschaffen.” (Takmilah Majmaʻ biḥār al-anwār fī gharāʼib at-tanzīl wa-laṭāʼif al-akhbār)

Sheikh-ul-Imam Hazrat ibn Khtaieba (overleden in 267 hijrah)

 “(De Heilige Profeetsa ) bedoelde met “er is geen profeet na mij” er zal geen profeet komen die zal afschaffen met wat ik kwam.” (Taqil Mukhtaliful Ahadith Pagina 236)

Imam Abdul Wahab Sharani (overleden in 976 hijrah)

يشرح الشيخ عبد الوهاب الشعراني (المتوفى 976 هـ) حديث “لا نبي بعدي” ويقول:

“فقوله صلى الله عليه وسلم “لا نبي بعدي ولا رسول بعدي”، أي ما ثمّ مَن يشرع بعدي شريعة خاصة.”

(اليواقيت والجواهر للشعراني ج 2 ص 35 دار المعرفة للطباعة والنشر بيروت 1900م)

“Laat het bekend zijn dat de orde van profeetschap niet volledig is gesloten; het is de wet dragende profeetschap dat nu is stopgezet.” Vervolgens verklaarde hij tijdens het uitleggen van de Hadith la nabiyya badi en La rasoola badi dat er geen wet dragende profeet na hem zal zijn.” (Al Yawaqit wal Jewahir, Volume 2, Pagina 39)

In hetzelfde boek beweert u:

“Waarlijk, profeten en boodschappers zijn heengegaan en zullen voortzetten te verschijnen in deze wereld in de toekomst, maar zij zullen zeker onder de Sharia van de Heilige Profeet Mohammedsa onderworpen zijn. Maar meeste mensen zijn onwetend over deze waarheid.” (Pagina 27)

Nawaab Sadeeq Hasan Khan Sahib

Een bekende geleerde van de Ahle-Hadith schrijft:
ويقول السيد نواب نور الحسن خان بن نواب صديق حسن خان

“الحديث “لا وحي بعد موتي” لا أصل له، غير أنه ورد “لا نبي بعدي”، ومعناه عند أهل العلم أنه لن يأتي بعدي نبي بشريعة تنسخ شريعتي.”

 “Het gezegde “er is geen openbaring na mij” is onjuist. Hoewel “Er is geen profeet na mij” wel voorkomt.  De betekenis volgens de geletterden (die commentaar hebben geleverd op deze hadith) is dat er na mij geen profeet zal zijn die een wetgeving met zich mee zal brengen.” (Iqtrab ul Saat Pagina 162)

Sharh van Mishkat al Masabih staat geschreven:

‎وقال شارح “مشكاة المصابيح” محمد بن رسول الحسيني البرزنجي: “ورد “لا نبي بعدي” ومعناه عند العلماء أنه لا يحدث بعده نبي بشرع ينسخ شرعه.”
‎(الإشاعة لأشراط الساعة ص149 دار الكتب العلمية بيروت)

Ook dit verteld ons dat Laa Nabi Badi relateert tot het afschaffen van de wet van de Heilige Profeetsa.

ARGUMENT III: IK BEN DE LAATSTE VAN PROFETEN

Een citaat dat vaak wordt aangehaald om te bewijzen dat er geen profeet meer kan verschijnen na de Heilige Profeet Mohammedsa is de uitspraak ‘Ik ben de laatste van de profeten’. Deze uitspraak is echter incompleet en de volledige uitspraak luidt als volgt:

‏ فَإِنِّي آخِرُ الأَنْبِيَاءِ وَإِنَّهُ آخِرُ الْمَسَاجِدِ

“Ik ben de Laatste van de Profeten, en mijn moskee is de Laatste van de moskeeën.” (Sunan an-Nissa’i 694, Book 8, Hadith 7 & Sahih Muslim 1394 c)

De betekenis van deze beiden uitspraken moeten dezelfde zijn. Wat de betekenis is van ‘laatste der profeten’ is ook de betekenis van ‘laatste der moskeeën’. De moskee van de Heilige Profeetsa is niet de laatste moskee, er worden tot op de dag van vandaag vele moskeeën gebouwd. Maar ongetwijfeld is de moskee van de Heilige Profeet Mohammedsa in glorie en wat betreft zegeningen de laatste van zijn soort. Zo ook is de Heilige Profeetsa de laatste profeet wat betreft meest verheven rang.

Overlevering van Hazrat Abu Hurairahra

In Sahih Muslim staat een overlevering van Hazrat Abu Hurairahra vermeld:

أَخْبَرَنَا كَثِيرُ بْنُ عُبَيْدٍ، قَالَ حَدَّثَنَا مُحَمَّدُ بْنُ حَرْبٍ، عَنِ الزُّبَيْدِيِّ، عَنِ الزُّهْرِيِّ، عَنْ أَبِي سَلَمَةَ بْنِ عَبْدِ الرَّحْمَنِ، وَأَبِي عَبْدِ اللَّهِ الأَغَرِّ، مَوْلَى الْجُهَنِيِّينَ وَكَانَا مِنْ أَصْحَابِ أَبِي هُرَيْرَةَ أَنَّهُمَا سَمِعَا أَبَا هُرَيْرَةَ يَقُولُ صَلاَةٌ فِي مَسْجِدِ رَسُولِ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم أَفْضَلُ مِنْ أَلْفِ صَلاَةٍ فِيمَا سِوَاهُ مِنَ الْمَسَاجِدِ إِلاَّ الْمَسْجِدَ الْحَرَامَ فَإِنَّ رَسُولَ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم آخِرُ الأَنْبِيَاءِ وَمَسْجِدُهُ آخِرُ الْمَسَاجِدِ

Abu Hurairahra heeft gezegd: “Gebed in de moskee van Allah’s Profeetsa is meer waard dan duizend gebeden in andere moskeeën behalve de Masjid al-Haram, voor Allah’s Boodschappersa is de laatste van de Profeten, en zijn moskee is de laatste van de moskeeën.” 

Abu Hurairahra heeft duidelijk verklaard wat hij verstond onder deze Hadith van de Heilige Profeet Mohammedsa. Als commentaar op de Hadith: ‘Ik ben de laatste van de profeten en mijn moskee is de laatste van de moskeeën’ zegt Abu Hurairahra ‘Gebed in de moskee van Allah’s Profeet is meer waard dan duizend gebeden in andere moskeeën’. Dit maakt verder duidelijk dat er werd gesproken over de rank van de Moskee als de Heilige Profeetsa.

BEWIJS UIT DE HEILIGE KORAN DAT PROFETEN KUNNEN VERSCHIJNEN

Ahmadi-moslims geloven dat de Heilige Profeet Mohammedsa de perfecte wet heeft gebracht, de Heilige Koran, en dat na dit Perfecte Boek geen nieuwe wet meer kan komen voor de mensheid. De komst van een nieuwe wet is beëindigd. Ahmadi-moslims geloven dat profeetschap na de Heilige Profeet Mohammedsa uitsluitend te verkrijgen is door volledige gehoorzaamheid van Allah en de Heilige Profeet Mohammedsa. Dit is in volledige harmonie met de Heilige Koran en Ahadith.

Allah verteld ons in de Heilige Koran:

وَمَنْ يُطِعِ اللَّهَ وَالرَّسُولَ فَأُولَٰئِكَ مَعَ الَّذِينَ أَنْعَمَ اللَّهُ عَلَيْهِمْ مِنَ النَّبِيِّينَ وَالصِّدِّيقِينَ وَالشُّهَدَاءِ وَالصَّالِحِينَ ۚ وَحَسُنَ أُولَٰئِكَ رَفِيقًا

 “En wie Allah en deze boodschapper gehoorzaamt, zal zijn onder degenen wie Allah Zijn zegeningen heeft geschonken, namelijk, de profeten, de waarachtigen, de getuigen (martelaars) en de goeden en dezen zijn uitstekende metgezellen.” (Hoofdstuk 4, vers 70)

Dit vers verteld ons dat degene die Allah en de Heilige Profeet Mohammedsa gehoorzaamt ‘onder degenen zal zijn aan wie Allah zijn zegeningen heeft geschonken’. En aan wie schenkt Allah zijn zegeningen? Allah verteld ons: “de profeten, de waarachtigen, de getuigen (martelaars) en de goeden en dezen zijn uitstekende metgezellen.”

Dit vers verteld ons over vier titels die te verkrijgen zijn door Allah en de Heilige Profeetsa te gehoorzamen. Onder deze vier titels valt ook de titel Nabbiyeen, oftewel de Profeten. Dit vers maakt ook duidelijk degene die verheft wordt tot een profeet onderschikt zal zijn aan de Heilige Profeetsa.

Allah zegt in de Heilige Koran:

اللَّهُ يَصْطَفِي مِنَ الْمَلَائِكَةِ رُسُلًا وَمِنَ النَّاسِ ۚ إِنَّ اللَّهَ سَمِيعٌ بَصِيرٌ

“Allah kiest boodschappers uit het midden der engelen, eveneens uit het midden der mensen. Voorzeker, Allah is Alhorend, Alziend.” (Hoofdstuk 22, Vers 76)

Dit vers beschrijft de Sunnah van Allah de Almachtige. Allah heeft ons duidelijk verteld dat hij zijn boodschappers kiest uit het midden der engelen eveneens uit het midden der mensen. In dit vers is het woord yastafi gebruikt. Dit is in mudari, dat zowel het heden evenals de toekomst betreft. Als het alleen voor het verleden bestemd was had het woord Istafa hebben gebruikt in plaats van Yastafi.

Ook verteld Allah ons in de Heilige Koran:

يَا بَنِي آدَمَ إِمَّا يَأْتِيَنَّكُمْ رُسُلٌ مِنْكُمْ يَقُصُّونَ عَلَيْكُمْ آيَاتِي ۙ فَمَنِ اتَّقَىٰ وَأَصْلَحَ فَلَا خَوْفٌ عَلَيْهِمْ وَلَا هُمْ يَحْزَنُونَ

“O, kinderen van Adam, als boodschappers vanuit uw midden tot u komen, die Mijn tekenen aan u voordragen, dan, wie Allah zal vrezen en goede daden verrichten, over hen zal geen vrees komen, noch zullen zij treuren.” (Hoofdstuk 7, Vers 36)

Dit vers maakt ook duidelijk dat dit niet alleen in het verleden gebeurde maar Allah dit zal blijven doen, anders had Allah niet gezegd: “Als boodschapper vanuit uw midden tot u komen”. Wat duidelijk naar de toekomst verwijst in plaats van naar het verleden. Ook verteld Allah ons in de Heilige Koran:

هُوَ الَّذِي بَعَثَ فِي الْأُمِّيِّينَ رَسُولًا مِنْهُمْ يَتْلُو عَلَيْهِمْ آيَاتِهِ وَيُزَكِّيهِمْ وَيُعَلِّمُهُمُ الْكِتَابَ وَالْحِكْمَةَ وَإِنْ كَانُوا مِنْ قَبْلُ لَفِي ضَلَالٍ مُبِينٍ وَآخَرِينَ مِنْهُمْ لَمَّا يَلْحَقُوا بِهِمْ ۚ وَهُوَ الْعَزِيزُ الْحَكِيمُ

Hij is het Die onder de ongeletterden een boodschapper heeft verwekt die Zijn tekenen onder hen verkondigt en hen zuivert en hun het Boek en de wijsheid onderwijst, ofschoon zij voorheen in openbare dwaling verkeerden. En ook anderen die dezen (gelovigen) nog niet hebben ontmoet. Hij is de Almachtige, de Alwijze. (Hoofdstuk 62, Vers 4-5)

Allah verteld ons in dit vers dat de Heilige Profeet Mohammedsa nogmaals zou worden gezonden ‘onder anderen die dezen nog niet hebben ontmoet’, in Sahih-al Bukhari zien we het moment van openbaring van dit vers terug en wat de Heilige Profeet Mohammedsa hierop heeft gezegd:

حَدَّثَنِي عَبْدُ الْعَزِيزِ بْنُ عَبْدِ اللَّهِ، قَالَ حَدَّثَنِي سُلَيْمَانُ بْنُ بِلاَلٍ، عَنْ ثَوْرٍ، عَنْ أَبِي الْغَيْثِ، عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ، رضى الله عنه قَالَ كُنَّا جُلُوسًا عِنْدَ النَّبِيِّ صلى الله عليه وسلم فَأُنْزِلَتْ عَلَيْهِ سُورَةُ الْجُمُعَةِ ‏{‏وَآخَرِينَ مِنْهُمْ لَمَّا يَلْحَقُوا بِهِمْ‏}‏ قَالَ قُلْتُ مَنْ هُمْ يَا رَسُولَ اللَّهِ فَلَمْ يُرَاجِعْهُ حَتَّى سَأَلَ ثَلاَثًا، وَفِينَا سَلْمَانُ الْفَارِسِيُّ، وَضَعَ رَسُولُ اللَّهِ صلى الله عليه وسلم يَدَهُ عَلَى سَلْمَانَ ثُمَّ قَالَ ‏”‏ لَوْ كَانَ الإِيمَانُ عِنْدَ الثُّرَيَّا لَنَالَهُ رِجَالٌ ـ أَوْ رَجُلٌ ـ مِنْ هَؤُلاَءِ

“Gedurende (de tijd) zaten wij met de Heilige Profeet Mohammedsa toen Surah Al-Jumu’a werd geopenbaard, en het vers, “En Hij (Allah) heeft hem (Mohammed) ook gezonden naar anderen (moslims)…..’ (62.3) was gereciteerd door de Profeet, Ik (Abu Hurairah) zei, “Wij zijn zij, O Allah’s Boodschapper?” De Profeet antwoordde niet totdat ik mijn vraag voor de derde keer had herhaald. Op dat moment, was Salman De Pers ook onder ons. Allah’s Boodschapper zette zijn hand op Salman, zeggend, “Als het geloof bij de  pleiades bereikt, zelfs dan zal een man vanuit deze mensen (o.a Salman’s volk) het terughalen.” (Sahih Bukhari, Volume 6, Boek 60, Hadith #4897)

De Heilige Profeet Mohammedsa maakt duidelijk, dat het geloof volledig zal verdwijnen en dat in deze tijd de Messias zal verschijnen. Deze persoon zal onder de niet-Arabieren zijn en van perzische afkomst. Dit is niemand anders dan Hazrat Mirza Ghulam Ahmadas. Volgens de Heilige Koran was Jezusas slechts een boodschapper voor بني إسرائيل oftewel, de mensen van Israël (Hoofdstuk 3, Vers 50). Dus als Jezusas daadwerkelijk terugkeert druist dit in tegen dit vers. De beloofde persoon is verschenen: Hazrat Mirza Ghulam Ahmadas uit Qadian (de Beloofde Messias en Imam Mahdi).

Wat een zoeker naar de waarheid zou moeten doen

Hazrat Mirza Bashir-ud-Din Mahmood Ahmad – Khalifatul Masih II(ra) Sommige vrienden hebben hun wens tot mij geuit om, voor het nut van diegenen die nog niet de Ahmadiyya beweging hebben vervoegd, in een korte uiteenzetting iets te zeggen tot hen die hulp nodig hebben in het zoeken naar de waarheid en ze zo te helpen te komen tot een beslissing. De wegen van God hebben steeds een doelstelling. Toen ik vaststelde dat ik niet verder kon in mijn tocht, vreesde ik dat deze gedwongen stilstand een groot verlies aan tijd zou zijn. Maar uit deze onoverkomelijke stilstand heeft God een opportuniteit geschapen met geluk door in enkele woorden het licht van goddelijke leiding te demonstreren tot sommigen onder jullie die verlangen naar de waarheid. Volgens mijn denken, is het niet de bedoeling noch het doel van de godsdienst om tweedracht en onenigheid te scheppen. De bedoeling, integendeel, is te zuiveren en de menselijke natuur te verheffen. Indien het strijd, conflicten en botsingen die de doelstelling waren, was het nauwelijks noodzakelijk dat God een dergelijke grootse opbouw zou scheppen, omdat het gewenste resultaat zelf tot stand zou zijn gekomen door middel van Satan en de krachten van het kwaad die het symboliseert. Religie, de meest edele en verheven van alle menselijke instellingen, is tot stand gekomen door de Almachtige God voor een andere doel die het past en in volledige overeenstemming is met de natuur van deze geestelijke opzet. Deze doelstelling is de ontwikkeling van de geest van eendracht, genegenheid en liefdevolle dienst voor elkeen. Het is een vaststaand feit in de geschiedenis dat de Heilige Profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem) de bloei van zijn leven heeft gewijd in dienst van de verbetering van het lot van zijn landgenoten. Deze belangrijke feit van zijn leven in gedachte, kan geen mens die gezond is van geest ook maar even de gedachte onderhouden dat een dergelijke man in zijn rijpe leeftijd is opgestaan om onenigheid te scheppen tussen zijn landgenoten. Er is een gebeurtenis in het leven van de Heilige profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem), waarvan de diepere betekenis in het algemeen is over het hoofd gezien door geschiedkundigen. Deze gebeurtenis heeft zich afgespeeld tijdens de strijd van Uhud. Nadat de Heilige profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem) werd gekwetst tijdens de strijd en dat de vijand voor een poos begon te hopen en dat sommige Moslims begonnen te vrezen, God verhoede, dat de Heilige profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem) werd gedood, begon Abu Sufian die toen de leiding had over de vijandelijke troepen te roepen: “Waar is Mohammad? Waar is Abu Bakr? en Waar is Umar?”. Dit om aan te geven dat ze allen werden gedood in de strijd en dat de overwinning van de inwoners van Mekka volledig was. Hadhrat ‘Umar (ra) die toen op het punt stond zijn lippen te bewegen met de bedoeling te antwoorden, werd gestopt door de Heilige profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem) en vroeg hem af te zien van enig antwoord te geven op de treiterende vragen van Abu Sufian met betrekking tot hem (de Heilige profeet). Maar in zijn opgetogenheid, begon de leider van de inwoners van Mekka zijn geliefde idool Hubal te verheerlijken. De Heilige profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem) kon zich niet langer beheersen en toen hij zijn gezellen aankeek zij hij: “Waarom antwoorden jullie met ‘God is de Grootste en de meest Verheven!’?”. Deze nalatigheid in hetgeen mensen kunnen zeggen over zijn persoon toont aan dat hij niet zijn eigen wou verheerlijken maar dat hij wou dat enkel Gods naam verheerlijkt zou worden door Zijn schepsels. In het licht van het bewijs hiervan, kan ik nooit de gedachte onderhouden dat de Heilige profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem) ooit heeft gestreden om zichzelf een reputatie te geven of dat het geloof door hem gesticht, zijn volgelingen aanmoedigt om thema’s uit de religie de basis te geven voor ruzies en onenigheden. Daarom dring ik erop aan bij Ahmadis en Moslims van alle verschillende bewegingen de verschillen in opvattingen van de godsdienst geen bron te maken van onenigheden en tweedracht tussen hen maar eerder zich te ontdoen van alle vooroordelen en te streven naar het bereiken van de Waarheid door zorgvuldige en ijverige studie. De beschikbare tijd is kort daar ik mijn tocht snel zal verder zetten. Sommige vragen werden mij voorgelegd door vrienden in het publiek maar u zult snel begrijpen dat het niet mogelijk is ze alle te beantwoorden in de korte tijd ter mijner beschikking. Daarom wil ik jullie aandacht vestigen op een punt van fundamentele betekenis waarvan een goed begrip jullie zal toelaten om zelf de antwoorden te voorzien op de verschillende vragen. Dit fundamenteel punt is de grenzeloze liefde, alle andere liefdes die de mens kent ver overstijgend in kwaliteit en diepte, die de Almachtige God heeft voor de mensheid. Alle wereldgodsdiensten zijn het eenstemmig mee eens over dat punt en ze beweren allen dat, indien er een God is Die ons heeft geschapen en de wereld heeft geschapen waarin we leven met al onze voordelen, vloeit het voort uit de aard van de dingen dat Zijn liefde voor de mensheid onvermijdelijk, veel dieper en duurzamer moet zijn dan de liefde van de ouders voor hun kinderen. Zo ook is het toegegeven door alle vormen en soorten van godsdienstige overtuigingen dan zijn Bekommernis om het Goddelijk licht aan ons te tonen groter is dan de wens van ouders dat hun kinderen gevrijwaard blijven van slechte zaken. Kortelings las ik een boek geschreven door een Amerikaanse atheïst. In de inleiding spreekt de auteur tot Christenen en vraagt hen uit te leggen waarom God, als er al een is, niets onderneemt om de mensdom te redden van de baan die het hals over kop volgt naar de vernietiging.Het is, zoals de auteur zegt, ondenkbaar en onbegrijpelijk dat een God dat een dergelijke wonderbaarlijke wereld van schoonheid heeft geschapen, vol van dingen van praktische en gunstige nut en al in het voordeel van de mens, tegelijkertijd ook zo onverschillig is ten aanzien van de ultieme kwade lot die, onbeholpen door enig hemels licht, de mens op zichzelf roept. Wanneer ik zou trachten mezelf te vergiftigen, zegt hij, zouden mijn ouders en vrienden mijn polsen vasthouden en de fatale dosis uit mijn handen snakken. Maar wanneer ik op het slechte pad terechtkom, hoe kan het dat God die meer van mij houdt dan mijn vrienden of ouders, niets onderneemt om me te verlossen uit mijn negatieve spiraal. Het kan tegen me gebruikt worden, zo gaat hij voort, dat ik zo laag ben gevallen om naar Gods redding te verlangen en dat Hij mij heeft afgesneden van Zijn goddelijke genade, net zoals ouders zo dikwijls een opstandig kind zijn ondergang tegemoet laat gaan. Dit, zegt hij, kan waar zijn voor mijn geval en misschien voor het geval van sommige anderen maar het kan niet het geval zijn voor alle miljoenen en miljoenen andere Christenen. In hun geestelijke vooruitzicht, hun dagelijkse houding en gedrag zijn zij zoals ik, zegt hij. Waarom is er dan geen enkele individu die in alle eerlijkheid en stoutmoedigheid durft op te staan voor de wereld en zeggen dat hij in concrete contact en gemeenschap is met God – een verhouding die anderen ook zouden kunnen zien? Hier spreekt de echte en innerlijke aard van de mens. Toen ik deze passage uit het boek las voelde ik een storm van etherische vreugde in mijn hart. Inderdaad dacht ik bij mezelf, Christendom kan niet voldoen aan de verlangens van een dergelijke ziel, maar Islam kan deze wens voldoen en vrede en tevredenheid schenken. De Almachtige God zegt in de Koran, “Waarachtig, zij die streven naar de wegen die leiden naar Ons welbehagen, Wij, zullen zonder enige twijfel deze onthullen en tonen aan hen”, richt u tot God en bidt tot Hem dat je niet een godsdienst wil volgen slechts omdat je ouders en voorouders deze opvattingen hadden voor jou maar dat je wil geloven in en een godsdienst beoefenen dat, in Zijn opzicht, de ware godsdienst van de Waarheid is en dat Hij, uit zijn Grenzeloze genade en weldadigheid, je zelf leidt naar zo’n godsdienst. Je gebeden, ik kan het u verzekeren vanuit een persoonlijke ervaring, zullen niet ongehoord en onbeantwoord blijven. Ik zie net dat ik vanuit een persoonlijke ervaring je kan garanderen dat je gebeden niet nutteloos zullen zijn. Trouwens, er zijn veel mensen die ik ken, zowel Moslims als niet Moslims, die deze weg gevolgd hebben en die tot hun diepe en oneindige vreugde succes hebben opgestreken. Indien er onder jullie zijn die ondanks goede argumentatie geen overtuiging hebben geschonken of als er onder jullie zijn die niet over de mogelijkheden, de middelen of de capaciteiten beschikken om alle diverse religies te bestuderen en tot de Waarheid te komen door vergelijking, richt u dan tot God en jullie smeekbeden zullen worden aanhoort en beantwoord op voorwaarde dat deze gebeden oprecht, ernstig en aanhoudend genoeg zijn om een antwoord te verdienen. De Vers ‘Al-Fatihah’, de openingsvers uit de Heilige Koran, dewelke ik net reciteerde, is een gebed dat niet exclusief bedoeld is voor de Moslims. Niet-Moslims kunnen er evenveel voordeel uit halen. Het leert ons waarvoor te bidden en bovendien zegt Het ons op welke manier en welke woorden te gebruiken om onze gebeden aan te bieden. Het zijn smeekbeden om geleid te zijn en sterkte te krijgen in het streven naar het doel en standvastigheid te bekomen om op het rechte pad verder te gaan, het pad van hen die goddelijke gunsten en zegeningen verdienen en niet het pad van hen die door hun misdaden de toorn van God over henzelf hebben geroepen. Ik zou er daarom nogmaals willen op drukken dat als jullie wensen op het rechte pad te worden geleid, moeten jullie eens en voor altijd jullie bevrijden van alle vooroordelen, jullie geest bevrijden van de invloed van alle alom aanvaarde tradities, religieuze ideeën, meningen en overtuigingen, jullie enkel tot God richten voor het oplossen van dit vitale probleem en jullie volledig overgeven in Zijn handen. Eens dat jullie jullie gedachten hebben gebracht in deze toestand van totale afwezigheid van enige vooroordeel of neiging in het voordeel van één of andere sekte of religie, verzoek je de Almachtige God de omliggende duisternis weg te nemen en “Zij die hun harten hebben gericht op hun tocht naar Ons, Wij wijzen hen de weg en maken het mogelijk voor hen om hun doel te bereiken.” Tegenwoordig is het aantal verschillende religies en verschillende sekten zo groot dat het al een hele karwei wordt om ze te tellen. In deze omstandigheden is er nauwelijks een weg te vinden uit de verbluffende doolhof van wegen en zijwegen voor een oprechte zoeker naar de waarheid behalve dat hij diep moet knielen in een hartelijk gebed en vragen om geleid te worden uit dit enorme doolhof. Een evenement uit het leven van een grote Soefi is in dit opzicht een belangrijke les. Er wordt gezegd dat wanneer een van de volgelingen van de Soefi op het punt stond hem te verlaten op het einde van zijn studies, de Soefi hem vroeg wat hij zou doen mocht Satan of de slechte geest zich zou scharen op zijn weg en hem verdere ontwikkeling zou verhinderen. De volgeling zij dat hij hem zou trachten te overmeesteren en hem verjagen. De Soefi antwoordde daarop, “maar veronderstel dat Satan zou wegvluchten maar een tijdje later de strijd weer zou opnemen, wat zou je dan doen?”. De volgeling antwoordde opnieuw dat hij hem opnieuw zou verjagen. De Soefi zij, “veronderstel dat hij opnieuw zou weglopen en weer terugkomen”. “Ik zal hem dan opnieuw bekampen”, antwoordde de volgeling. “Maar,” vervolgde de Soefi toen “besef je niet dat zodoende je je hele leven zal bezighouden met deze strijd tegen Satan, dat je geen kans maakt om enige vooruitgang te boeken op weg naar je doelstelling!”. De volgeling zag toen de waarheid van deze bemerking in en vroeg nederig te worden verteld wat hij zou moeten doen. De Soefi stelde hem toen een anderen vraag. “Wat zou je doen”, vroeg hij, “als je bij een bezoek aan je vriend zijn hond je de toegang zou versperren?”. De volgeling zij dat hij de hond zou verjagen en mocht blijken dat hij de hond niet zou kunnen verjagen zou hij zijn vriend vragen de hond weg te halen zodat hij zou kunnen zijn huis betreden”. “Juist”, zei de Soefi, “en de beste manier om Satan te bestrijden is juist dezelfde. Wanneer je weg wordt versperd door hem, vraag de Weldoener en Vriend die je wenst te bezoeken om de hond te verwijderen, zodat wanneer dit volbracht is je in vrede kunt toetreden”. Naar mijn mening, is het daarom, de gemakkelijkste en de zekerste weg om de Waarheid te achterhalen door zich te richten in volle overtuiging tot God en de eigen knelpunten bloot te stellen aan Hem. Wanneer je dit doet zul je in staat zijn de vonk van het Goddelijk licht te zien, waar het ook is. Onthoud en houd altijd in gedachten dat God, Wie onze Schepper is, Dat de Onderhouder is van alle vormen van leven op aarde, Wie in Zijn eindeloze genade en liefde, Dat zelfs niet de minst beduidende worm dat in het stof voortkruipt verwaarloost, je Grootste Welwenser en Weldoener. Hij is de Wortel, De Essentie en het Convergerend Punt van alle Waarheid en Hij is de bron van alle Ware Leiding. Wanneer je aan Zijn deur aanklopt in ware nederigheid en geest en met de diepe oprechte angst van je ziel, smachtend en hunkerend om in Zijn verheven aanwezigheid te worden toegelaten, zul je nooit lang hoeven te wachten voordat de lanen die tot Hem leiden duidelijk zullen gewezen worden aan jou en de deuren geopend worden voor jou zodat je je intrede kunt maken. Dit voorschrift kan door iedereen worden beproefd, ongeacht wat zijn religie of zijn geloof moge zijn, en, ik beloof je zeer plechtig, dat het voor ieder geval even effectief en voordelig zal zijn. Als ik de geldigheid en de waarheid van mijn opvattingen probeer te bewijzen door gegronde systematische redenering en logische argumentatie, is het best mogelijk dat ik een indruk op u zal achterlaten en dat u zelfs positief geneigd zou zijn voor mijn standpunten. Maar laten we aannemen dat iemand anders zich tot u wendt nadat ik weg ben en door logische redenering en argumentatie tracht aan te tonen dat ik verkeerd was, dan zouden de kansen, in vele gevallen ongeveer dezelfde zijn dat hij erin zou slagen ook op u een indruk te laten. Er zijn zoveel uiteenlopende standpunten over religieuze thema’s en er zijn zo veel begaafde sprekers en redenaars dat de kwestie eerder voor verwarring zal zorgen wanneer een beslissing bereikt moet worden enkel door redenering en argumentatie alleen. Daarom heb ik jullie aandacht willen vestigen op een methode om tot de waarheid te komen waarin de beslissing wordt genomen door de Almachtige God Zelf. Dit is de manier die ik heb gekozen voor mezelf reeds heel vroeg in mijn leven en het is ook de manier die ik zou kiezen indien ik naar leiding zou zoeken in deze zin. Maar omdat er temperamenten zijn die de processen logisch redeneren en argumenteren voor alles toepassen, en als, alles op deze manier zou kunnen worden bewezen, de waarheid van de Ware Godsdienst zou moeten kunnen worden bewezen, gebruik ik deze gelegenheid om jullie aandacht te vestigen op enkele punten. Het is onze vaste overtuiging (en ik ben er zeker van dat u het erover eens bent dat ik de zaken niet op een of ander manier overdrijf) dat de achteruitgang van de Moslims, zoals Moslims nog recent hebben aangetoond, het laagste niveau heeft bereikt tot waar een volk kan vallen. Vanuit een religieusstandpuntzijn er geen tekens zichtbaar in hun individuele of gemeenschappelijke levens dat de invloed van de Islam als ethische en sociale kracht, de acties van hun dagelijks leven beheerst en stuurt. Ze worden ongetwijfeld nog steeds Moslims genoemd, maar er is geen aanwijzing meer van een oprechte geloof in de Islam en van het verlangen om volgens haar principes te handelen. Wat er ook moge zijn, is niet meer dan een blinde aanvaarding van bepaalde tradities en ceremonieën, die in veel gevallen openlijk in strijd zijn met de essentie van de Islam. Islam is tevens, zoals we allen weten, de godsdienst over hetwelk God gezegd heeft in de Heilige Koran dat het de laatste Wet is, de laatste Godsdienst, en de Koran is het Laatste boek dat nog ooit zal worden verkondigd voor de leiding van het mensdom. Het is in deze omstandigheden redelijk te begrijpen dat God de Moslims niet zal laten lijden door hen te doen afwijken van de weg naar Zijn plezier, of omwille van hun eigen dwaasheid, hen te laten lijden door de schoonheid van de islam te bedekken door en verborgen te worden onder het stof van de tijd. De komst van een hervormer – van sommige Ma’mur (aangesteld) en Mursal (één gestuurd) – om de islam opnieuw te herstellen op aarde en in het hart van de Moslims, werd daarom absoluut onontbeerlijk. Hadhrat Mirza Ghulam Ahmad van Qadian (as)stond op dit moment op en beweerde dat hij door God opgedragen was als de Beloofde Messias, de Ma’mur, de Mursal en de Mahdi voor het tijdperk van de wedergeboorte van de islam, om het te beschermen van de aanvallen van zijn vijanden, voor het weerleggen van de beschuldigingen die er tegen worden gebracht en met het doel het opnieuw aan de wereld voor te stellen in zijn oorspronkelijke zuiverheid en glorie. Zo zien we dat het door Hadhrat Mirza Ghulam Ahmad (as)was geweest dat de langdurige belasting van de Islam’s uitbreiding en groei door middel van geweld, die voortdurend en eeuwenlang werd aangevochten, voor het eerst en tevens voor altijd duidelijk en met geweld geweigerd. De Beloofde Messias toonde de wereld aan dat de groei van de Islam niet toe te schrijven was aan het zwaard maar aan een vruchtbare spirituele aantrekkingskracht dat de Heilige Profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem) uitoefende op al diegenen die met Hem in contact kwamen, een aantrekkingskracht die de meest innerlijke essentie van iemands wezen transformeerde, een aantrekkingskracht dat zuiverde en verhoogde. Het argument dat de Beloofde Messias (as)gebruikte om deze waarheid te bewijzen sneed in de wortel van deze boosaardige leugen langs twee kanten. Langs ene kant, toonde de Beloofde Messias (sa) aan dat het idee van dwang in religieuze aangelegenheden niet alleen vreemd is maar ook indruist tegen de geest en leer van de Islam en dat het sterk en duidelijk werd veroordeeld, en langs de andere kant, beweerde hij dat God had opgedragen dat de Islam alle andere godsdiensten zou overschaduwen voor de tweede keer en dat de missie waarvoor hij was gezonden was de wedergeboorte van de Islam en de verlossing van het mensdom van zonde en ongerechtigheid door haar brede portalen. Hij sprak de 6 wereld aan op het feit dat hij over geen gewapende krachten beschikte en dat desondanks de Islam een snelle vooruitgang zou maken, aldus vestigend dat de waarheid van zijn leer niet in noodzaak was van een zwaard voor zijn verspreiding. Het wapen dat de Heilige Profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem) gebruikte was van een heel andere natuur, en om de waarheid te demonstreren, deed God een Boodschapper verrijzen vanuit de volgelingen van de Heilige Profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem) die opnieuw hetzelfde wapen met gelijke succes gebruikte zodat de wereld mag begrijpen dat, wat een discipel en een volgeling kunnen doen, hetzelfde kan zeker ook door de Leraar en de Meester worden bereikt. De Heilige Profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem) was onze leraar en we geloven eveneens dat hij de grootste en de beste leraar was dat de mensheid heeft gekend en ooit zal kennen. Dit, natuurlijk, betekent dat door zijn leiding te volgen we alle hoogtes kunnen bereiken die andere volkeren hebben bereikt voor ons door de leiding van andere meesters te volgen en dat bovendien door de superieure uitmuntendheid van de leer van de Meester Profeet dat we nog hogere regionen kunnen bereiken. Anders zou zijn superioriteit over de andere profeten geen betekenis hebben omdat het op geen enkele wijze lovenswaardig is voor een leraar te zeggen dat geen van zijn leerlingen ooit of nooit boven de leerstandaard zal uitreiken. Wij geloven dat handelen volgens de leer van de Heilige Profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem) ertoe kan leiden dat men de hoogste spirituele eminentie kan bereiken, zelfs de verheven rang van profeetschap niet uitgesloten. De woorden, ‘Het Pad van degenen aan wie Gij gunsten hebt geschonken’ die voorkomen in het Vers Al-Fatihah, zijn verder verduidelijkt in de Koran door het Vers: ‘En wie aldus Allah en deze boodschapper gehoorzaamt, zal zijn onder degenen wie Allah Zijn zegeningen heeft geschonken, namelijk, de profeten, de waarachtigen, de getuigen (martelaars) en de goeden en dezen zijn uitstekende metgezellen’ – (Ch.4:V.70) In dit vers, zijn de mensen op wie God Zijn zegeningen heeft gezonden verdeeld onder vier hoofden: Nabi (Profeet), Siddeeq (waarachtigen), Shaheed (martelaars), Salih (goeden). Door deze twee verzen samen te bestuderen kunnen we enkel tot de conclusie komen dat iemand enkel tot één van deze vier spirituele graden door de leer van de Heilige Profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem) te volgen. Op grond van een gebrek aan een goede begrip van deze vers, zeggen sommigen dat het woord dat hier voorkomt Ma’a is ([met]), aangeeft dat het mogelijk is te stijgen tot dat punt dat ons slechts in staat stelt deel uit te maken van hen ‘in het gezelschap van profeten’, en dat het woord Ma’a aangeeft dat we niet kunnen stijgen tot de graad van Profeetschap. Maar het moet in gedachten worden gehouden dat het woord Ma’a niet het woord Nabiyyeen (profeten) alleen beheerst, het heerst trouwens over de andere drie graden eveneens, zodat indien we begrijpen dat het betekent dat het beste dat we naar kunnen streven is beschouwd worden als zijnde ‘in het gezelschap van’ profeten moeten we dezelfde betekenis aanvaarden van het woord wanneer het gebruikt wordt voor Siddeeqeen, Shuhada en Saliheen. In dit geval zou het Vers betekenen dat er geen Siddeeq, Shuhada of Salih onder de volgelingen van de Heilige Profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem) kunnen zijn, dat de hoogste spirituele uitmuntendheid dat Moslims naar kunnen streven is in het gezelschap te zijn van Siddeeqeen, Shuhada en Saliheen. Maar het is vanzelfsprekend dat dit niet de ware betekenis van het Vers kan zijn. Daardoor kunnen we het woord Ma’a beschouwen te zijn gebruikt in de zin van Min ([van onder]), vooral wanneer we zien dat dit niet de enige plaats is waar Ma’a is gebruikt in de zin van Min. Er zijn andere plaatsen in de Heilige Koran waar het woord is gebruikt in de zin van Min, t.t.z., één van het aantal in een klas of groep. Bijvoorbeeld lezen we in de Heilige Koran, Tawaffana ma’a-l abrar, een gebed dat betekent: ‘O God! Laat de dood ons geworden wanneer we deel uitmaken van de gezegende groep van de waarachtige rechtvaardige mensen. Hierbij moet opgemerkt worden dat het woord Ma’a in deze Vers nooit kan betekenen ‘slechts in het gezelschap van’, omdat in dat geval het Vers zou betekenen: ‘O God! Wanneer U enige rechtvaardige mensen laat sterven, laat ons samen met hen sterven’, hetgeen uiteraard zinloos is. Daarom is het terecht te zeggen dat de graad van profeetschap verkregen kan worden door in de voetsporen te volgen van de Heilige Profeet Mohammed (vrede en zegeningen van God zij met hem). Maar het moet hier onthouden worden dat de Nubuwwah (Profeetschap) van een Nabi (Profeet) dat tot deze rang wordt verheven door de leiding van de Heilige Profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem) te volgen, zal even waarachtig zijn als die van de andere profeten die voorafgingen aan de Heilige Profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem) van Arabië, wanneer zo’n profeet uit het aspect van zijn relatie met de profeet Muhammad (vrede en zegeningen van God zij met hem) komt, zal hij worden beschouwd enkel als een Ummati, t.t.z. als één van zijn volgelingen daar hij tot deze status is verrezen enkel door het volgen van het voorbeeld van Muhammad (vrede en zegeningen van God zij met hem). Het verrijzen tot de rank van profeetschap in deze zin voor iemand uit de volgelingen van de Heilige Profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem) is helemaal niet beledigend voor hem. Er is een gezegde van de Heilige Profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem) die als volgt klinkt: ‘Als de profeten Mozes (as) en Jezus (as) in mijn tijd zouden geleefd hebben dan zouden ze mijn leer moeten gevolgd hebben’. Hieruit blijkt dat het op geen manier afbreuk doet aan een profeet om een andere profeet onder zijn volgelingen te hebben. Hadhrat Mirza Ghulam Ahmad (as), hoewel hij beweerde een profeet te zijn, was toch trots zichzelf te rekenen onder de volgelingen en discipelen van de Heilige Profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem). Zo bijvoorbeeld zegt hij in een van zijn gedichten, ‘Alhoewel het realiseren van wonderen in deze tijd verdwenen zijn, kom hier jij, want je zult het zien onder de dienaren (discipelen) van de Profeet Mohammed (vrede en zegeningen van God zij met hem).’ Eveneens zegt hij op een andere plaats: ‘Na de liefde van God, ben ik verdwaald in de wijn voor de liefde voor de Profeet van Arabië. Als dit ‘kufr’ is (ketterij) dan bij God, ben ik de grootste ‘Kafir’ (ketter)!’ De diepe, overweldigende liefde dat de Beloofde Messias (as) kende voor de Heilige Profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem) en zijn zin voor oprechte dankbaarheid en erkentelijkheid was zo intens en sterk dat de Beloofde Messias (as) een aantal extatische gedichten om de Heilige Profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem) te loven. In tegenstelling, de gedichten van het soort geschreven door Moslims voor hem lazen als hopeloos zinloos en onzinnig. De gedichten die geschreven waren voor de Beloofde Messias (as) in eer van de Heilige Profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem) hebben zonder twijfel te maken met de fysische charme van de Heilige Profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem) maar daar blijft het ook bij. Over de prachtige schoonheden van spirituele excellentie die de Heilige Profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem) in zich combineerde, is er nauwelijks melding van gemaakt. De gedichten van de Beloofde Messias (as), anderzijds, zijn doordrenkt met een ware liefde voor de eigenschappen en trekken van zijn karakter die de Heilige Profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem) onderscheidt met zo’n duidelijke opvattingen en verheffen hem zo hoog boven de anderen in de gezegende vereniging van spirituele hervormers en leermeesters van de mensheid. Deze gedichten die een buitengewone diepte van inzicht en begrip onthullen en een overweldigende bewondering en erkenning van de ongeëvenaarde grootheid van de Heilige Profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem), karakteristiek voor de schrijver ervan – een erkenning die onmogelijk zou zijn zonder de sterke en intieme bond die de discipelen verenigt met hun meester – ze vertellen ons tegelijkertijd in een taal die gloeit met het vuur van diepe en onbegrensde toewijding, van het gevoel van verrukking en trots die de beloofde Messias (as) voelde met de profeet Mohammed (vrede en zegeningen van God zij met hem) als Zijn heer en meester. Maar woorden kunnen geen geschikt idee geven van deze vergelijking. Dit kan slechts verwezenlijkt worden door deze gedichten echt te bestuderen. Een heer vroeg me eens waarom de gedichten geschreven door Moslim dichters ter ere van de Heilige Profeet (vrede en zegeningen van God zij met hem) zich altijd zo lang op de fysieke aspecten van de charme van zijn persoonlijkheid vestigen (zoals de schoonheid van zijn trekken en over de schaduw die er niet is wanneer hij in de zon liep, enz. ….)zonder die kwaliteiten te vermelden die veel meer uitmaken dan de uiterlijke fysieke figuur van een persoon. Ik moet bekennen dat ik me schaamde voor dit duidelijke tekort in deze gedichten en adviseerde hem om de gedichten te bestuderen die geschreven zijn door de Beloofde Messias (as) . Kortom, de geschriften van de Beloofde Messias (as)omvatten duidelijk de liefde die hij voor de islam had. Niemand, die hen eenmaal zou hebben gelezen, zou zich ook maar heel even kunnen voorstellen dat zo’n man een aanspraak zou kunnen maken die op een of andere manier de geringste deel uit de waardigheid van de profeet Mohammed zou kunnen wegnemen. Kan het mogelijk zijn om enerzijds te proberen afbreuk te doen aan zijn waardigheid en anderzijds te streven naar zijn verheerlijking in zo’n enthousiaste en vurige taal? Uiteindelijk adviseer ik u nogmaals om, in deze kwestie van vitaal belang, leiding te zoeken bij de Almachtige God Zelf. Teneinde dit te verwezenlijken moet u een beroep doen op het gebed dat in alle nederigheid en ernst wordt gebracht. Moge God jou zowel als mezelf in staat stellen om het juiste pad te volgen – het pad dat door Zijn genoegen te winnen uiteindelijk naar Hem leidt. {“The Review of Religions”, Maart 2010}

Wat is de straf voor afvalligheid in de Islam?

Er is geen straf voor afvalligheid in de Islam. Bovendien is er geen enkel voorbeeld van enige straf voor afvalligheid die werd toegekend door de Heilige Profeet Mohammed s.a.

De Islam benadrukt vrijheid van godsdienst voor allen en laat het aan de mensen over de godsdienst van hun keuze te volgen. Hierover verklaart de Heilige Qor’an:

Er is geen dwang in de godsdienst. (2:257)

Voor u uw godsdienst, en voor mij mijn godsdienst. (109:7)

Vrijheid van godsdienst vormt daarom een grondbeginsel in de Islam, en dit maakt duidelijk dat godsdienst een persoonlijke aangelegenheid is tussen de mens en God. Mensen zijn vrij te geloven in welke godsdienst dan ook zonder enige bestraffing door de mens (Heilige Qor’an 4:138). De Islam herinnert ons er wel aan dat wij voor God verantwoordelijk zullen worden gehouden voor ons geloof en onze daden.

Wat is de straf voor godslastering in de Islam?

Er is geen straf in de Islam voor godslastering. Zo’n straf wordt niet voorgeschreven in de Heilige Qor’an en niet in de overleveringen van de Profeet Mohammed s.a.

De Islam bevordert respect voor alle godsdiensten voor de zaak van vrede in de samenleving, en legt geen enkele straf op voor godslastering, ondanks het feit dat dit voor gelovigen aanstootgevend kan zijn.

Mogen niet-moslims een moskee binnengaan?

Het is iedereen toegestaan een moskee te betreden zolang men schoon is en fatsoenlijk gekleed. Men moet vóór het binnengaan van de gebedsruimte de schoenen uittrekken opdat de moskee schoon blijft. Tijdens de gebeden namelijk buigen zij die bidden zich ter aarde. Mensen van ieder geloof mogen ook in een moskee bidden zolang zij geen afgoden aanbidden. Een goed voorbeeld hiervan is de toestemming die de Profeet Mohammed s.a. gaf aan een groep christenen om hun gebedsdienst te houden in zijn moskee in Medina (Zurqani).

De Ahmadiyya Moslim Gemeenschap Nederland heeft in 1955 de eerste moskee van Nederland, de Mobarak Moskee in Den Haag, gebouwd. (zie foto). Als u een moskee wilt bezoeken of u wilt informatie over de Islam dan kunt u met ons contact opnemen.

Wat geloven moslims met betrekking tot vroegere profeten en geschriften?

Twee van de zes geloofsartikelen van de moslims zijn het geloof in de Profeten van God en het geloof in de goddelijke geschriften. Daarom geloven moslims dat alle profeten door God zijn gezonden en dat de geschriften in hun oorspronkelijke vorm goddelijke openbaringen waren die naast andere zaken de absolute eenheid van God onderwezen.

Volgens de Heilige Qor’an heeft God Zijn Boodschappers gezonden naar iedere natie.

Hij verklaart:

Er is geen volk tot welk geen boodschapper is gezonden. (35:25))

En voor ieder volk is er een boodschapper. (10:48)

Sommige profeten worden in de Heilige Qor’an zelf genoemd, zoals Adam, Abraham, David, Salomo, Mozes, Jezus en Mohammed (vrede zijn met hen allen). Andere profeten (die niet met naam in de Heilige Qor’an zijn genoemd) zijn Zoroaster, Krishna en Confucius (vrede zij met hen allen), om slechts enkele te noemen.

Zoals eerder genoemd geloven moslims niet alleen in alle vroegere profeten, maar ook in de openbaringen en de geschriften die aan deze profeten door God werden gegeven. In de Heilige Qor’an zelf worden vier geopenbaarde boeken buiten de Heilige Qor’an, genoemd. Deze zijn:

Suhuf

(Geschriften van Abraham, vrede zij met hem, 87:20)

Van de Suhuf van Abraham is thans niets bekend. Deze teksten zijn waarschijnlijk nooit op schrift gesteld.

Tauraat

(Torah van Mozes, vrede zij met hem, 3:4)

De Tauraat omvat de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse Bijbel en bevat de volledige wet voor de Israëlieten. Deze vijf boeken zijn: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium. Samen zijn deze vijf boeken bekend als de Pentateuch. De Torah werd door de generaties heen mondeling overgeleverd en werd tenslotte op schrift vastgelegd enkele honderden jaren na Mozes (vrede zij met hem).

Zabur

(Psalmen van David, vrede zij met hem, 4:64)

Tegenwoordig is erg weinig bekend van de Zabur, of de openbaringen van de Profeet David (vrede zij met hem). In de Hebreeuwse Bijbel zijn vele psalmen (heilige gezangen of hymnen) die aan David (vrede zij met hem) worden toegeschreven en welke deel kunnen uitmaken van de Zabur.

Indjiel

(Het Evangelie van Jezus Christus, vrede zij met hem, 5:47)

De Indjiel of het Evangelie werd geopenbaard aan de Profeet Jezus (vrede zij met hem), maar werd niet tijdens zijn leven opgetekend. Na zijn dood werden pogingen gedaan om zijn leer op schrift vast te leggen. Uit de vele van dergelijke verslagen werden er vier door de vroege Kerk als officiële verslagen van de leer van Jezus (vrede zij met hem) geselecteerd. Deze vier versies van het Evangelie zijn tegenwoordig bekend als de Evangeliën van Mattheus, Lukas, Markus en Johannes. Er zijn echter andere Evangeliën (die niet in de Bijbel zijn opgenomen) die ook belangrijke informatie bevatten over het leven en de leer van Jezus (vrede zij met hem).

Met uitzondering van de Heilige Qor’an hebben geen van de geopenbaarde boeken hun oorspronkelijke vorm behouden.

Betekenis van Khatam al-Nabbiyeen?

De betekenis van Khatam al-Nabiyyin

Er wordt over het algemeen geloofd dat de Heilige Koran het opheffen van profeten van allerlei soort leert. Er bestaat een vers dat de Heilige Profeet (vzmh) beschrijft als Khatam al-Nabiyyin. Laten we dit vers waarin zich deze be­schrijving bevindt bekijken.

“Mohammad is niet de vader van een uwer mannen, maar de boodschapper van Allah en het zegel der Profeten.”(Koran 33:41).

Maar wat is de betekenis van Khatam al-Nabiyyin? Laten we eraan denken dat in de Heilige Tekst het woord waar het op aankomt Khatam is en niet Khatim. Khatim betekent de laatste, maar Khatam betekent zegel. Mohammad (vzmh) is volgens de Heilige Koran het Zegel van alle profeten. Het is dan ook niet verwon­derlijk dat de grote geleerden van onze godsdienst, waaronder Imam Bukhari aan deze goddelijke titel Khatam al-Nabiyyin dan ook de betekenis van Het Zegel der Profeten hebben gegeven.

Mensen denken niet na over de woorden van het Heilige Boek. Het is daarom niet verwonderlijk dat zij daardoor aan de ware betekenis voorbijgaan. Het is van belang om ook het algemene verband waarin dit vers geplaatst is, in het oog te houden en om bij de bestudering ervan eerst het algemene verband, daarna het vers en vervolgens de betekenis van de aparte woorden te bestuderen. Volgens de inhoud van het voorgaande heeft Moham­mad (vzmh) geen zoon, geen lichamelijke zoon om zo te zeg­gen. Daarna volgt het: het is waar, Mohammad (vzmh) heeft geen echte zoon, maar men moet niet vergeten dat hij een bood­schapper en profeet is. En niet alleen profeet, maar het Zegel van alle Profeten. Dat wat in het tweede gedeelte van het voor­gaande wordt bevestigd is een vergoelijking op het voor­gaan­de. Het eerste gedeelte geeft iets toe, het tweede gedeel­te bevestigt iets ter vergoelijking.

In een ander bekend vers zegt de Heilige Koran waarin de Heilige Profeet (vzmh) wordt aangesproken:

“Voorzeker, uw vijand zal uitsterven.” (Koran 108:4).

Het vers 33:41 beschrijft de Heilige Profeet (vzmh) als iemand zonder mannelijke nakomelingen. Hoe moet deze tegen­spraak teniet worden gedaan? Het is opgelost door het tweede gedeelte van vers 33:41 dat in werkelijkheid bedoelt te zeg­gen:

Voorzeker, de Heilige Profeet heeft geen lichame­lijke zoon, maar dat is ten volle vergoed door het feit dat hij een boodschapper van God is en het Zegel der Profeten.

Als men de boodschapper van God is dan is men de geestelijke vader van geestelijke zonen. Door het Zegel van de boodschap­pers te zijn, is men veel meer. Het betekent de geestelijke vader van alle goddelijke boodschappers. De Heilige Profeet (vzmh) is dan niet alleen de stamvader van gelovi­gen, maar ook die van profeten. Daarom bewijst deze tekst van het Heilige Boek, die over het algemeen aangehaald wordt om het einde van de komst van profeten te bewijzen, eerder continuï­teit hiervan binnen de Islam. Profeten kunnen komen, maar alleen binnen de traditie van de Islam. Zij kunnen niet met een nieuwe wet komen en ook niet met het doel om zelfs een deel van de Isla­mitische wet af te schaffen. Zij kunnen ook niet tot de status van een profeet rijzen zonder zichzelf als volgeling en toege­wijde van de Heilige Profeet (vzmh) bekend te ma­ken. De uitdrukking Khatam al-Nabiyyin sluit daarom de komst van profeten niet uit. In plaats hiervan bevestigt het hun komst, het verheffen van profeten onder de volgelingen van de Heilige Profeet (vzmh).

De Hadith: “Ik ben de laatste der Profeten”

Het is ook gebruikelijk om toevlucht te nemen tot zekere over­leveringen (Hadith) die zo op het eerste gezicht de komst van profeten na de Heilige Profeet (vzmh) uitsluiten. Een traditie zegt bijvoorbeeld:

“Ik ben de laatste van de profeten” en een ander zegt: “Er is geen profeet na mij.”

Wat betreft de eerste van deze overleveringen moeten we wel in gedachte houden dat de woorden “Ik ben de laatste der profe­ten” worden gevolgd door de woorden “en mijn moskee is de laatste van de moskeeën.” Het woord “de laatste” moet niet al te letterlijk worden genomen. De moskee die de Heilige Profeet (vzmh) in Medina heeft gebouwd kon niet letterlijk de laatste moskee zijn. Het kon wel de laatste in figuurlijke zin zijn; in de betekenis dat moskeeën die hierna gebouwd zouden worden een afspiegeling van deze zouden zijn. De moskee van de Profeet werd niet gebouwd om het einde van alle moskeeën aan te kondi­gen. Hij moet een blijvend voorbeeld en symbool zijn. In deze betekenis – deze belangrijke betekenis – is de moskee van de Profeet de laatste. Het is ook in deze betekenis – deze be­langrijke betekenis – dat de Heilige Profeet (vzmh) de laatste pro­feet, voorbeeld, stamvader, leraar en voorganger van nog komende profeten is. Moskeeën die volgens het model van de moskee van de Heilige Profeet (­vzmh) in Medina zijn ge­bouwd moeten overeenkomen met het soort aanbidding waarvoor de Heilige Profeet (vzmh) de eerste moskee bouwde. Op een soortgelijke manier moeten de profeten die na de Heilige Profeet (vzmh) komen de Islam dienen om niet in tegen­spraak te zijn met de leerstellingen en het voorbeeld van de Heilige Profeet (vzmh).

De Hadith, “Er is geen profeet na mij”

Laten we nu eens de overlevering beschouwen die zegt: “Er is geen profeet na mij.” Ook deze overlevering kan niet let­ter­lijk worden opgevat. Het belangrijkste woord is hier “na”. In letterlijke zin komt het ene ding na het andere als het eerste ding afgelopen of voorbij is, zodat het tweede de plaats kan innemen van het eerste. Een profeet wiens doel is de bood­schap van de Heilige Profeet (vzmh), zijn leerstel­lingen, zijn unieke voorbeeld en alles wat hij voorstond en nog voor­staat, te bevorderen, kan niet beschouwd worden als iemand die na de Heilige Profeet (vzmh) komt Hij is en blijft een onderdeel van de traditie die door de Heilige Profeet werd begonnen.

De woorden “geen profeet na mij” moeten om niet verkeerd ver­staan te worden niet als op zichzelf staand worden beschouwd. De vrouw van de Heilige Profeet (vzmh) Hazrat Aisha, zag dit gevaar in. Zij waarschuwde daarom:

“Zeker, zeg dat de Heilige Profeet het Zegel der Profeten is, maar zeg niet dat er geen profeet na hem komt.” (Takmala Majma-ul-Bahar, blz 15).

De waarschuwing kwam overeen met de Heilige Koran. Geen van de metgezellen sprak Hazrat Aisha ooit tegen. Zij namen het allen zonder vragen aan; een waarschuwing die op tijd gegeven werd en zeer nodig was. Zij begrepen wat Hazrat Aisha had gezegd. Zij geloofden wat zij geloofde.

Gedeelten uit de Heilige Koran over de komst van profeten

Leren deze verzen ons beslist dat profeten kunnen komen? Dat doen ze zeker. Een volmaakt boek als de Heilige Koran kan dit onderwerp niet halfslachtig behandelen.

Hiervoor moeten wij de verzen van Al-Fatiha zelf bekijken; het korte hoofdstuk dat ongeveer 50 keer per dag door elke praktiserende Moslim wordt gereciteerd. “Leidt ons op het rechte pad,” zegt het gebed, “het pad van hen die beloond zijn.”

Denk goed na over de woorden: het pad dergenen, aan wie U gunsten hebt geschonken.(Koran 1:7)

De uitdrukking gunsten (beloond) zijn heeft verdere uit­leg nodig. Gelukkig kan de betekenis ervan in de Heilige Koran zelf gevonden worden. Zie hoofdstuk 4 verzen 70 en 71, daarin wordt ons verteld dat zij die God en de Profeet (vzmh) gehoorzamen degenen zijn die door God beloond worden, te weten, de profeten, de heiligen, de martelaren en de rechtvaardigen.

Er zijn hier duidelijk vier categorieën van mensen genoemd die beloond worden, en onder hen zijn de nabiyyin – de profeten. Er is geen twijfel aan dat de gehoorzame Moslims, die gehoor­zaam zijn aan God en de Profeet (vzmh), profeten kunnen worden. Ze mogen verwachten dit te bereiken en tevens nog andere belo­ningen die door God beloofd zijn. Er is hier geen ruimte gela­ten voor het zoeken van uitvluchten. Toch willen sommige mensen moei­lijkheden maken over het Arabische woord ma’a (letter­lijk “met”) dat in dit vers wordt gebruikt. Zelfs ge­hoorzame Moslims mogen niet verwachten ooit profeet te worden, enz. Zij mogen alleen verwachten met hen te zijn, in hun gezel­schap te verkeren, als het ware alleen maar toeschou­wers te zijn.

Wordt er dan vergeten dat ma’a (met) ook de andere soorten van beloning beheerst; wat zou betekenen dat niet alleen de profe­ten, maar ook de heiligen, de martelaren en de rechtschapenen uitgesloten zouden zijn van die soorten van beloning. Wat ver­wacht de Moslimgemeenschap voor hen? Klaarblijkelijk niets! Maar nee, het idioom van de Heilige Koran moet niet verkeerd worden uitgelegd. Ma’a betekent even vaak “van” als “met”. Lees de verzen 146,147 van hoofdstuk 4 niet zo ver van hoofdstuk 4 vers 70 en71.

De huiche­laars zullen zeker in de diepste diepten van het vuur zijn en gij zult voor hen geen helper vinden; behalve degenen, die berouw hebben en zich verbeteren en aan Allah vasthou­den en hun gehoorzaamheid aan Hem zuiver houden. Deze (hier is het beslissend gebruik van ma’a) behoren tot de gelovigen (om te zeggen dat ze “met” de gelo­vi­gen behoren is onzin).

Er is een vers, namelijk hoofdstuk 7 vers 36 dat beslist de deur van één soort pro­feten openlaat.

“O, kinderen van Adam, als boodschappers vanuit uw midden tot u komen, die Mijn tekenen aan u voordragen, dan, wie Allah zal vrezen en goede daden verrichten, over hen zal geen vrees komen, noch zullen zij treuren.”

De passage is duidelijk en op de man af. Zij zegt: “Wanneer en als er profeten tot u komen, O, kinderen van Adam.” Het laat de deur open voor nog te komen profeten. Alleen kunnen ze niet de Wet van de Islam terzijde schuiven en zij moeten zich bevinden onder de volgelingen van de Heilige Profeet (vzmh).

Een laatste punt: In de Moslimoverleveringen die over de tweede komst van de Messias spreken wordt de Messias beschre­ven als zijnde een profeet van God (Nabi Allah). Hoe kon de Heilige Profeet (vzmh) de Beloofde beschrijven als profeet als er geen profeten na hem zouden komen.