Jezus in de Heilige Koran

(door A.H. v/d Velden)

In de Christelijke en westerse wereld is de leer van de Heilige Qor’aan helaas nog te weinig bekend. Hiervoor bestaan historische oorzaken van gescheidenheid en ook vijandschap, die geleid hebben tot misverstanden en gebrek aan belangstelling, wat niet langer zo zou mogen zijn indien wij in één wereld als buren en vrienden willen leven.

In de Christelijke en westerse wereld bestaat met name veel misverstand ten aanzien van de positie die Jezus (vzmh) in de Islam inneemt, en het zou dan ook het begrip van de Christelijke wereld met betrekking tot de positie van Jezus ten goede komen indien men zich zou verdiepen in wat de Heilige Qor’aan over hem zegt.

De Heilige Qor’aan geeft Jezus een groter aantal eretitels dan enige andere figuur uit het verleden. Hij wordt een teken, een zegen, een getuige, een voorbeeld genoemd. Hij wordt aangeduid met zijn eigennaam: Jezus, met de titels Messias en zoon van Maria, en met de namen boodschapper, profeet, dienaar, woord van God en Geest van God. De Heilige Qor’aan verhaalt tweemaal de geboorte van Jezus en de aankondiging daarvan en verwijst naar zijn leer en genezingen, zijn kruisiging, het feit dat hij niet aan het kruis is gestorven en zijn leven na zijn kruisiging. Drie hoofdstukken of Surah’s van de Heilige Qor’aan zijn vernoemd naar verwijzingen naar Jezus; in 15 Surah’s en 93 verzen wordt hij genoemd.

10 Van de Surah’s waarin hij wordt genoemd zijn geopenbaard in Medina na de Hidjra (de uittocht van de Heilige Profeet uit Mekka) en 5 van de Surah’s waarin hij wordt genoemd zijn geopenbaard te Mekka vََr de Hidjra.

Over Jezus wordt in de Heilige Qor’aan altijd met eerbied gesproken, men vindt er geen spoor van kritiek, aangezien hij de Messias van God is en een van de grote profeten.
De naam ‘Isa (Jezus) komt 25 keer in de Heilige Qor’aan voor en wanneer we het gebruik van andere titels in vereniging hiermee of apart, zoals Messias en zoon van Maria, meerekenen, wordt over Jezus ongeveer 35 maal gesproken.

Een van de meest voorkomende titels van Jezus in de Heilige Qor’aan is de zoon van Maria. Deze aanduiding komt 23 maal voor, 16 maal in de vorm van Jezus, zoon van Maria, en 7 maal zelfstandig: zoon van Maria, dan wel samen met een andere titel. Het verhaal van de geboorte van Jezus als zoon van Maria komt in de Heilige Qor’aan tweemaal gedetailleerd voor. Wij lezen in hoofdstuk 3, de verzen 43 t/m 50:
Toen zeiden de engelen: “O, Maria, Allah heeft u uitverkoren en u gereinigd en u boven de vrouwen aller volkeren uitverkoren.”

“O Maria, wees uw Heer gehoorzaam en werp u neder en aanbid met degenen, die aanbidden.”

Dit is een van de tijdingen van het ongeziene, die wij u openbaren. En gij waart niet bij hen toen zij lootten (om te zien), noch waart gij bij hen, toen zij met elkander redetwistten.

Toen de engelen zeiden: “O Maria, waarlijk, Allah geeft u blijde tijding door Zijn woord: Zijn naam zal zijn: De Messias, Jezus, zoon van Maria, geëerd in deze wereld en in de volgende, en hij zal tot hen behoren die in Gods nabijheid zijn.

Zij zeide: “Heer, hoe zal ik een zoon hebben, daar geen man mij heeft benaderd?” Hij zeide: “Zo schept Allah wat Hij wil. Wanneer Hij iets beslist, zegt Hij daartoe slechts : “Wees” en het wordt.

“En Hij zal hem het Boek (de goddelijke Wet) en de wijsheid en de Torah en het Evangelie onderwijzen.”

En hij zal een boodschapper voor de kinderen Israëls zijn……

Verder lezen wij in hoofdstuk 19, de verzen 17 t/m 37:
En vermeld Maria in het Boek. Toen zij zich van haar volk terugtrok in een op het Oosten uitziende plaats,

En zich aan hun blikken onttrok, zonden Wij Onze Geest tot haar en hij verscheen aan haar in de gestalte van een volmaakte man.

Zij zeide: “Ik neem mijn toevlucht tot de Barmhartige tegen u. Laat mij met rust, indien gij (God) vreest.”

Hij antwoordde: “Ik ben slechts een boodschapper van uw Heer, opdat ik u een reine zoon moge schenken.”

Zij zeide: “Hoe kan ik een zoon ontvangen terwijl geen man mij heeft aangeraakt en ik evenmin onkuisheid heb bedreven?”

Hij zeide: “Het is zo naar uw Heer zegt, het is gemakkelijk voor Mij, opdat Wij hem tot een teken voor de mensen maken, een genade Onzerzijds; het is een besloten zaak.”

De wederkomst van Jezus

― In  naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle ―
 
De Wederkomst van Jezus
(de Beloofde Messias)
 
Want zoals de bliksem komt van het oosten en licht tot het westen, zo zal het zijn met de komst van de Mensenzoon…
Terstond na de verschrikkingen van die dagen zal de zon worden verduisterd en de maan zal geen licht meer geven; de  sterren zullen van de hemel vallen. (Matth. 24: 27 en 29)

Dit onderwerp is in deze tijd voor ons allen heel belangrijk. De drie belangrijkste godsdiensten  Jodendom, Christendom en Islam wachten op Jezusas. De Joden wachten nog steeds op de eerste komst van de Messiasas terwijl Christenen en Moslims op de tweede komst van de Messiasas wachten. Jezusas  heeft gezegd dat hij zal wederkomen voor de hervorming van de mensheid. Hij zal terugkomen op aarde om Gods heerschappij te vestigen. Jezusas zegt hierover:

Ik zal u niet als wezen achterlaten; ik kom tot u terug. (Joh. 14:18). Verder: En wanneer ik zal zijn heengegaan om u een plaats te bereiden, dan kom ik terug, en zal u tot mij nemen.(Joh. 14:3).

In de Islam zijn er ook profetieën over de tweede komst van Jezusas. De Heilige Profeetsa van de Islam heeft over de tweede komst van Jezusas voorspeld:

Hoe zult u zijn, wanneer de zoon van Maria onder u nederdaalt en uw Imam uit uw midden zal zijn?(Muslim, een bekend boek van de gezegden van de Heilige Profeetsa).

Ook heeft hij enkele tekenen genoemd die met zijn verschijning zouden samengaan, zoals een zons- en maansverduistering, het ontstaan van nieuwe transportmiddelen, het plaatsvinden van politieke en economische veranderingen en het uitbreken van epidemieën, etc, etc.

Iets meer dan honderd jaar geleden beweerden zowel Moslims als Christenen dat de tijd van de tweede komst van Jezusaswas aangebroken. Sayyed Mir Abdul Hayy (een belangrijk Islamitisch geleerde) schreef in zijn boek Hadithul-Ghasijah:

De Beloofde Messias zal in het zevende jaar van de veertiende eeuw verschijnen, hetgeen volgens de Christelijke jaartelling in het jaar 1889 is.

Een bekende Christelijke geleerde J.B. Dimble schrijft in zijn boek The Appointed Time, dat het nieuwe tijdperk van de negen methoden in beide diagrammen 5896½ is, en in ons tijdperk het jaar 1898¼ is. Een team van Christelijke geleerden kwam bijeen om diverse profetieën betreffende de tweede komst van Jezusas aandachtig te bestuderen. Dit team verklaarde na een diepgaand onderzoek via. het boek Malinal Daan, dat in 1884 verscheen, dat de tweede verschijning van Jezusas in 1873 zou hebben plaatsgevonden. Er werd ook verklaard dat hij (Jezusas) tot 1914 zijn heiligen zou verzamelen. In het Christendom bestaan er vele boeken die de komst van Jezusas aan het einde van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw voorspellen, zoals His Glorious Appearing, Christ’s Second Coming, The Coming of the Lord en voorspellingen in kranten zoals in de      Free-thinker London, 7 oktober 1900.

Precies op het moment dat de mensen uitzagen naar de komst van de verwachte Messias, maakte Hadrat Mirza Ghulam Ahmadas uit Qadian (India) er aanspraak op die Messias te zijn. Hij zei dat God hem had meegedeeld dat hij de Messias van die tijd was. Hij was ook de enige persoon ten aanzien van wie de voorspelde tekenen in vervulling gingen. Het belangrijkste teken in dit verband was wel de zons- en de maansverduistering die voorspeld was door zowel Jezusas (Matth. 24:29) als door de Heilige Profeet Muhammadsa. Jezusas zegt:

Want zoals de bliksem komt van het oosten en licht tot het westen, zo zal het zijn met de komst van de Mensenzoon…

Terstond na de verschrikkingen van die dagen zal de zon worden verduisterd en de maan zal geen licht meer geven; de  sterren zullen van de hemel vallen.

(Matth. 24: 27 en 29)

Niet alleen het teken van de zon- en de maaneclips werden door Jezusas vermeld, maar ook het teken van vallende sterren. Dit werd vervuld in november 1833 toen duizenden meteorieten in de hemel werden waargenomen. In deze profetie van Jezusas wordt ook de vergelijking gemaakt met de bliksem die uitschiet van het oosten en licht tot in het westen. Het is merkwaardig dat de ‘Mensenzoon’, de Beloofde Messiasas, optrad in het oosten en zijn werken zich nadrukkelijk uitstrekten tot in het westen, zoals bijvoorbeeld in 1955 het bouwen van de eerste moskee in Nederland.

De Heilige Profeetsa heeft  ook dit hemelse teken gedetailleerd uitgelegd. In het boek van zijn gezegden Dar Qutni. lezen wij:

Voor de Mahdi zijn er twee grote hemelse tekenen die sinds de begintijd van de hemelen en de aarde nooit hebben plaatsgehad, en dat zijn de maaneclips op de 13de  nacht, en de zoneclips op de 28ste dag in de maand Ramadan. Deze twee tekenen zijn nooit verschenen in de tegenwoordigheid van iemand die er aanspraak op maakte de Beloofde Messias te zijn.

Deze profetie ging letterlijk in vervulling in de maand Ramadan 1894 in één gedeelte van de wereld, en in het jaar daarop in de rest van de wereld, drie jaar nadat de Beloofde Messiasas zijn aanspraak bekend maakte.

De Beloofde Messiasas ontving vele openbaringen van God, zoals:

Ik zal uw boodschap uitdragen tot aan de uiteinden van de aarde.

Hij ontving de openbaring dat mensen uit de gehele wereld naar hem toe zouden komen en dat de wegen en paden als gevolg hiervan zouden worden aangestampt. Hem werd verder verteld dat zijn gemeenschap voorspoedig zou zijn en dat zelfs koningen hem zouden aanvaarden. Hij zei:

O mensdom, luistert! Dit is de profetie van God, Die de hemelen en de aarde heeft geschapen.

Hij zal deze Beweging in alle landen verspreiden en haar over allen de suprematie verlenen door rede en argument.

Hadrat Mirza Ghulam Ahmadas stichtte in 1889 de Ahmadiyya Moslim Djama’at. Thans is zijn gemeenschap verspreid over meer dan 200 landen. De explosieve groei van deze Gemeenschap brengt het aantal leden nu op meer dan 70 miljoen. Zo vervult God Zijn beloften en helpt Hij Zijn dienaren. Hij ontving de volgende profetie:

Ik zal hem helpen die u helpt, en hem vernederen die u vernedert.

Wij zien dan ook dat het eind van zijn grote tegenstanders steeds desastreus was. Ook deze profetie is op treffende wijze in vervulling gegaan in vele gevallen. Als voorbeelden noemen wij  Pandit Lekh Ram, de leider van de Hindoe-sekte, Arya Samadj, die de Heilige Profeet Muhammadsa bespotte en belasterde. De  Beloofde Messiasas trachtte hem van deze gewoonte af te brengen, echter zonder resultaat. Lekh Ram volhardde in zijn beschimpingen en de Beloofde Messiasas  ontving de openbaring:

Binnen de tijd van zes jaar zal deze man worden  gestraft voor het belasteren van de Heilige Profeetsa.

In een andere openbaring vertelde God de Beloofde Messiasas dat de afrekening zou plaatsvinden op een dag die zou voorafgaan aan het Ied-feest. Een onbekende stak Lekh Ram neer in zijn huis. De dader kon ondanks een  grote klopjacht niet door de politie worden aangehouden. Op de dag van de moord, 6 maart 1897, volgde het Ied-feest.

Nog een voorbeeld van goddelijke steun is de ondergang van John Alexander Dowie uit de Verenigde Staten, die er in 1892 aanspraak op maakte de voorloper te zijn van de tweede komst van Jezusas. Hij stichtte een bloeiende  gemeenschap van volgelingen in Zion-city ten noorden van Chicago. Hij beledigde de Islam, de Heilige Profeetsa van de Islam en de Beloofde Messiasas via de pers, hetgeen in Amerika en Europa veel aandacht trok. In december 1903 ging hij openlijk een gebedsduel aan met de Beloofde Messiasas. Kort hierop werd hij ziek. Hij kreeg verlammingen, zijn toestand verergerde en hij kon nauwelijks nog spreken. Zijn laatste volgelingen verlieten hem. Hij stierf tenslotte zoals door de Beloofde Messiasas was voorspeld in zijn profetie van 8 maart 1904.

De Beloofde Messiasas ontving de profetie dat hij en zijn gemeenschap zouden worden beschermd tegen een naderende pestepidemie. Dit geschiedde inderdaad, ondanks het feit dat hij en zijn gemeenschap zich niet lieten inenten tegen de pest om de mensen het argument te ontnemen dat de bescherming van hem en zijn gemeenschap te danken was aan hun inenting. Hij deelde ons mee dat hij de Messias is die is gekomen in de geest en met de eigenschappen van Jezusas. Hij kwam op dezelfde wijze als de voorspelling over de tweede komst van Eliasas in vervulling ging met de komst van Johannes de Doperas. Hij is de Messias van deze tijd voor zowel de Moslims als de Christenen. Ten aanzien van Jezusas zei hij dat hij een ware profeet van God was die in nauw contact met Hem stond en dat hij daarom niet kon zijn vervloekt door aan het kruis te sterven. Dit is namelijk in tegenstrijd met hetgeen wij in de Bijbel lezen, namelijk dat hij die aan het kruis wordt gehangen vervloekt is (Galaten 3:13). Hij werd dus van de kruisdood gered en stierf een natuurlijke dood op hoge leeftijd in Kasjmir. Hij zou daarom niet zelf terugkeren, maar iemand zou terugkeren in zijn geest. Het heilige boek van de Moslims, de Heilige Qur’an, bevestigt de natuurlijke dood van Jezusas in 30 verzen. Zo lezen wij in Soera Ali Imraan in vers 145:

Waarlijk, alle boodschappers vóór hem (Mohammad sa) zijn heengegaan.

Hadrat Mirza Ghulam Ahmadas is de Beloofde Messias. In zijn persoon werden alle voorspelde tekenen vervuld. Hij kwam op de vastgestelde tijd. Hij werd beschermd tegen zijn vijanden terwijl zijn tegenstanders ten onder gingen. Zijn profetieën gingen alle in vervulling en gaan ook nu nog in vervulling. Zijn gemeenschap is voorspoedig.

Hiermee informeren wij u over de terugkomst van de Messiasas en nodigen wij u uit  om te onderzoeken of deze persoon de lang verwachte persoon is.

Gods Eenheid

Gods Eenheid is het geloofspunt waarop de gehele godsdienst van de Islam gebaseerd is.

Dit is het eerste en grootste geloofspunt waar de Islam op gebouwd is. De 112de hoofdstuk (soerah) van de Heilige Koran, genaamd “Gods Eenheid” is hieraan gewijd. Deze soerah, bestaat uit vier verzen en luidt als volgt:

“Zeg: “Allah is de Enige. Allah is zichzelf-genoeg, Eeuwig. Hij verwekte noch werd Hij verwekt. En niemand is Hem in enig opzicht gelijk” (Koran 112:1-5).

Deze soerah wordt door moslims veel in hun gebeden gereciteerd. Het derde vers van deze soerah verwerpt de opvatting dat God een Zoon zou hebben. Deze stelling wordt door de Islam uitdrukkelijk verworpen daar zij in strijd is met het monotheïsme. Bij het aannemen van deze stelling “Zoon van God “ ontstaat veelgodendom.

De Eenheid van God kan men terugvinden door de gehele Koran. Dit wordt steeds opnieuw met nadruk vermeld; het wordt de moslim als het ware in het hart gegrift. Soerah Al-Baqarah vers 256 is een van de schoonste verzen betreffende Gods Eenheid en Volmaaktheid en luidt al volgt:

“Allah! Er is geen God dan Hij, de Levende, de Zelfbestaande. Sluimer, noch slaap overmant Hem. Al wat in de hemelen en wat op aarde is, behoort Hem. Wie kan bij Hem bemiddelen zonder zijn verlof? Hij kent hetgeen voor hen is en achter hen is en zij kunnen niets van Zijn Kennis omvatten, dan wat Hij wil. Zijn troon strekt zich uit over hemelen en aarde en het waken over beide vermoeid Hem niet; Hij is de Verhevene, de Grote”(Koran 2:256).

De geloofsformule die in de Heilige Koran geopenbaard is, waarin de Eenheid van God wordt uitgedrukt, luidt als volgt:

La ilaha ill-allah, wat vertaald kan worden als:

“Er is geen Ilah buiten GOD.”

Indien men echter de betekenis kent van het woord “ilah” (aanbiddenswaardig). Dan weet men, dat het hier niet gaat om een dood dogma. Men zal juist integendeel beseffen, hoe “ La ilaha ill-allah “ leeft voor de moslims. En hierdoor de kern van de Islam gaan begrijpen, dus de Islam zelf.

De betekenis van het woord “ilah” is “voorwerp van verlangen, aanbidding en liefde”. Wanneer dus een moslim de geloofsformule (in het Nederlands: Er is geen “ilah “buiten God) uitspreekt, zegt hij, dat “niemand en niets waardig is begeerd, aanbeden en bemind te worden dan God alleen”

Hieruit blijkt dus, dat in de Islam het verlangen, de aanbidding en de liefde huldeblijken zijn, die alleen aan God bewezen mogen worden; gaat de liefde, het verlangen of de aanbidding van de mens naar iets anders uit dan naar God alleen, dan heeft voor die mens God opgehouden de Enige God te zijn; die mens is dan volgens de Islam, een afgodendienaar.

Het zijn niet alleen de goden van hout of steen die door de mensenhand zijn gemaakt, waartegen de mens gewaarschuwd wordt; ware dit zo, dan had deze formule niet meer bestaan. Slechts de primitieve mens zal zich aan deze vorm van aanbidding overgeven. Zodra de mens echter zijn voet een trede hoger zet, op de trap van geestelijke ontwikkeling, dan ziet hij meteen zijn fout in. Het zijn vooral die goden, die in het hart zetelen, waartegen een moslim moet strijden.

Niet alleen voor het verwilderd, afgodendienend Arabierenvolk werd veertien eeuwen geleden deze formule geopenbaard. Maar juist ook ten behoeve van alle volkeren. Vanaf de minst geestelijk ontwikkelde mens, tot hem, die God heel dichtbij heef benadert. Allen hebben wij te getuigen, dat er geen “ilah” is buiten God, namelijk dat niemand en niets waardig is om begeerd, aanbeden en bemind te worden dan God alleen.

Wellicht zullen sommigen vragen:

“Moet een moslim dan niet zijn medemens, zijn naaste, liefhebben? Moet hij dan niet al wat in zijn vermogen is, bijdragen tot verdrijving van ellende en armoede, tot leniging der smart?”

Het antwoord hierop is, dat het natuurlijk dwaas zou zijn indien men God lief wil hebben en dan alles wat door God geschapen is, en wat aan Hem toe behoord, te verachten of te haten.

Zo mag een moslim van al het goede dat hem hier op aarde geschonken wordt er in mate “dankbaar“ gebruik van maken. Op verschillende plaatsen wordt dit in de Koran vermeld. En steeds wordt daaraan toegevoegd:

“En looft Uw Heer“

voor al het goede dat u ontvangt. Hij dient dus indachtig te zijn, dat hij dit van zijn Heer ontvangt, zelfs voor wat hij zich heeft verschaft door eigen verstand of eigen inspanning, is hij dank aan God verschuldigd, daar Deze hem begiftigde met talent of wilskracht.

Onze medemens dienen we niet om diens wil lief te hebben, maar wij moeten deze mens eerst liefhebben om zijn Schepper en dan zal onze liefde onszelf en onze naaste tot zegen zijn.

Een moslim mag niet slechts wat hij kan bijdragen tot leniging van de smart en armoede, maar hij moet dit doen; het is een uitdrukkelijk gebod, dat men op verschillende plaatsen in de Heilige Koran aantreft. De ware weldadigheid is echter deze die geestelijke zegen afwerpt. Indien een moslim een arme voedt of kleedt, enkel en alleen om deze laatste te voeden of te kleden, zal dit weldoen noch voor hem, noch voor die arme een zegen afwerpen. De weldadigheid die men zijn medemens bewijst, moet echter in de allereerste plaats ontspruiten uit de overheersende drang, God zijn dankbaarheid te tonen voor eigen ontvangen weldaden, voor zijn eigen gezondheid, voor zijn eigen voorspoed. In de tweede plaats moet het hoofddoel van weldadigheid zijn, niet dat de medemens gevoed of gekleed wordt, maar dat voor de ontvangen weldaad ook van die arme een juichtoon zal opstijgen tot Gods troon, dat weer een schepsel Gods Naam verheerlijkt en God looft. Want het is het verheerlijken van Gods Naam, dat het streven van de mens moet zijn. Alle liefde, elke weldaad die men de naaste betoont, moet dus alleen gegeven worden: “God ter eer“. God behoren wij toe, tot God keren we terug.

Bij alles wat wij in dit leven ondernemen, moet dus ook God en de verheerlijking van Zijn Naam ons enige doel zijn. Dus ziet men, dat niet alleen het verlangen en de aanbidding van de moslim aan God gewijd zijn, maar dat ook de liefde van de moslim tegenover zijn naaste ook inderdaad liefde tot God is.

Alle lof behoort Hem Die de Eeuwigdurende is. Niemand is zijn gelijke, noch lijkt iemand op Hem.

Hazrat Mirza Ghulam Ahmed, de Beloofde Messias