Na de aanslag van vandaag in Nice in navolging op de moord op Samuel Paty op 16 oktober, heeft het internationale Hoofd van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap, Zijne Heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmad alle vormen van terrorisme en extremisme veroordeeld en opgeroepen tot wederzijds begrip en dialoog tussen alle bevolkingsgroepen en naties.
Zijne Heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmad zei:
“De moord op en onthoofding van Samuel Paty en de aanslag in Nice eerder vandaag moeten in de sterkst mogelijke bewoordingen worden veroordeeld. Dergelijke betreurenswaardige aanvallen zijn volledig in strijd met de leerstellingen van de Islam. Onze religie staat onder geen enkele omstandigheid terrorisme of extremisme toe en een ieder die anders beweert handelt in strijd met de leerstellingen van de Heilige Koran en in strijd met het nobele karakter van de Heilige Profeet van de Islam (moge de vrede en de zegeningen van Allah met hem zijn).
Als het internationale Hoofd van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap betuig ik mijn diepste medeleven met de dierbaren van de slachtoffers en met de Franse natie. Laat het duidelijk zijn dat onze veroordeling en afkeer tegen dergelijke aanvallen niet iets nieuws is, maar altijd ons positie en standpunt is geweest. De stichter van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap (vrede zij met hem) en zijn opvolgers hebben altijd structureel alle vormen van geweld of bloedvergieten verworpen die in de naam van religie gepleegd worden.
De gevolgen van deze vreselijke daad hebben de spanningen tussen de Islamitische wereld en het Westen en tussen Moslims die in Frankrijk wonen en de rest van de samenleving verder vergroot. Wij beschouwen dit als een bron van diepe teleurstelling en een wijze waarop de vrede en stabiliteit in de wereld verder wordt ondermijnd. We zouden allen moeten samenwerken om alle vormen van extremisme uit te bannen en wederzijds begrip en tolerantie aan te moedigen. Vanuit ons perspectief zal de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap alles in het werk stellen om een beter begrip te bevorderen van de ware en vreedzame leerstellingen van de Islam in de wereld. “
N.B. In de tekst komen de volgende
afkortingen voor:
(s) salla llaahu ‘alaihi wa-sallam d.i. mogen de vrede en de zegeningen van Allah met hem zijn (aba) ayyadahu llaahu ta aala bi-nasrihil-‘aziz d.i. moge Allah, de Verhevene, hem helpen met Zijn machtige Hand
OPMERKING: Deze samenvatting is niet de complete vertegenwoordiging van de oorspronkelijke tekst en dient slechts als een herinnering.
Vrijgevigheid van Hazrat Mu’adh bin Jabalra
Zijne Heiligheidaba zei dat Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra in de loop van de tijd een grote schuld had opgelopen omdat hij erg vrijgevig was met zijn rijkdom. Degenen aan wie hij iets verschuldigd was, gingen naar de Heilige Profeets en informeerden hem. De Heilige Profeets liet Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra komen en vernam dat de schuld die hij had opgelopen groter was dan de hoeveelheid die hij bezat. Derhalve zei de Heilige Profeetsdat degene die de schuld van Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra kwijtscheldt de genade van Allah zou krijgen. Zo hebben sommige mensen de schuld van Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra kwijtgescholden. Sommigen eisten echter nog steeds dat de schuld werd betaald. Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra betaalde hen alles wat hij kon van de eigendommen die hij bezat, maar zelfs nadat hij alles had gegeven wat hij bezat, was het nog steeds niet genoeg om het volledige bedrag te betalen dat hij verschuldigd was. Toen het volledige bedrag werd geëist, vertelde de Heilige Profeets hen om Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra wat uitstel te verlenen, aangezien hij niets meer had.
Het vertrouwen van de Heilige
Profeets in Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra
Later stuurde de Heilige Profeets Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra naar Jemen als een Amir en hij een van de vijf metgezellen was die belast waren met het toezicht op de zaken van Jemen. Voor zijn vertrek vertelde de Heilige Profeets hem dat als iemand hem een geschenk aanbood, hij het moest accepteren, aangezien hij nog steeds een bedrag aan schulden had. Met deze toestemming zou Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra uiteindelijk zijn schuld volledig kunnen terugbetalen. (Sunan Ibn Majah 2357, In-boek referentie: Boek 13, Hadith 50, Engelse vertaling: Vol. 3, Book 13, Hadith 2357)
Zijne Heiligheidaba presenteerde nog een overlevering van Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra die zei dat toen hij naar Jemen vertrok, de Heilige Profeets naast hem liep, en tegen hem zei dat als hij terugkeerde uit Jemen, het mogelijk zou zijn dat ze elkaar niet zullen kunnen ontmoeten en Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra langs het graf de Heilige Profeets zal gaan. Toen Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra dit hoorde, begon hij te huilen.
Zijne Heiligheidaba zei dat later, tijdens het tijdperk van het Kalifaat van Hazrat Abu Bakrra, Hazrat Umarra suggereerde dat sinds Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra zijn schulden had afgelost en nu de noodzakelijke levensbehoeften bezat vanwege de rijkdom die hij via de geschenken ontving, hij geen overtollige rijkdom zou moeten bezitten. Hij stelde voor dat de overtollige rijkdom van hem zou moeten worden teruggenomen. Hazrat Abu Bakrra zei dat aangezien de toestemming aan Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra was verleend door de Heilige Profeets zelf om deze rijkdom te gebruiken, hij niets van hem terug zou nemen. Tenzij Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra zelf aanbood om de rijkdom terug te geven. Hazrat Umarra gaf dit door aan Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra, die uiteindelijk besloot dat hij alle overtollige rijkdom die hij had ontvangen via giften terug zou geven. Toen hij naar Hazrat Abu Bakrra ging, en zei dat hij de rijkdom die hij had ontvangen in Jemen terug zou geven antwoordde Hazrat Abu Bakrra dat hij het geld niet zou accepteren. Hazrat Abu Bakrra zei dat Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra het als een geschenk van hem mocht houden. Toen Hazrat Umarra dit hoorde en zag dat Hazrat Abu Bakrra hem dit cadeau gaf, was Hazrat Umarra ook volledig tevreden met de beslissing.
Tien adviezen van de Heilige Profeets
aan Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra
Zijne Heiligheidaba presenteerde een overlevering van Hazrat
Mu’adh Ibn Jabalra die zei dat de Heilige Profeets bij
zijn vertrek naar Jemen hem tien zaken adviseerde, waarvan er één was om zich
te onthouden van een leven van buitensporigheid. Hij adviseerde hem ook om te
gaan met de bevolking van Jemen door een hoog moreel karakter te tonen.
Zijne Heiligheidaba merkte op dat Moslims door de Heilige Profeets worden onderwezen om een hoog moreel karakter te tonen, maar zien wij ze tegenwoordig naar deze leer handelen? En toch herdenken Moslims over de gehele wereld Eid Miladun Nabi om de geboorte van de Heilige Profeets te vieren.
De Heilige Profeets vroeg hoe Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra zou oordelen in Jemen
Sommige metgezellen van Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra zeiden: “Toen de Boodschapper van Allahs van plan was Hazrat Mu’adh ibn Jabalra naar Jemen te sturen, vroeg hij: Hoe zult u oordelen wanneer de gelegenheid zich voordoet om een zaak te beslissen? Hij antwoordde: Ik zal oordelen in overeenstemming met het Boek van Allah (de Heilige Koran). Hij vroeg: (Wat gaat u doen) als u geen antwoord vindt in het Boek van Allah? Hij antwoordde: (Ik zal handelen) in overeenstemming met de Sunnah van de Boodschapper van Allahs. De 4Heilige Profeets vroeg vervolgens: (Wat gaat u doen) als u geen antwoord vindt in de Sunnah van de Boodschapper van Allahs en in het Boek van Allah? Hij antwoordde: ik zal mijn best doen om een mening te vormen en ik zal alles hiervoor in het werk stellen. De Boodschapper van Allahs klopte hem op zijn borst en zei: Geprezen zij Allah die de vertegenwoordiger van de Boodschapper van Allahs heeft geholpen iets te vinden dat de Boodschapper van Allahs behaagt.” (Sunan Abi Dawud 3592, In-boek referentie: Book 25, Hadith 22. Engelse vertaling: Boek 24, Hadith 3585)
Afscheid tussen de Heilige Profeets
en Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra
Toen het tijd was om afscheid te nemen, zei de Profeets tegen Muadh, “O Muadh, wellicht zult u mij na dit jaar niet meer ontmoeten. Wellicht ziet u bij uw terugkeer alleen mijn moskee en mijn graf. “ Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra huilde bij het horen hiervan omdat hij in zijn hart wist dat hij de Heilige Profeets nooit meer in deze wereld zou ontmoeten. Een gevoel van verdriet en verlatenheid overviel hem toen hij afscheid nam van de Heilige Profeets. Het voorgevoel van de Heilige Profeets was correct, de ogen van Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra hebben de Heilige Profeets na dat moment nooit meer gezien. De Heilige Profeets overleed voordat Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra terugkeerde uit Jemen.
Onzelfzuchtigheid van Hazrat
Mu’adh Ibn Jabalra
Zijne Heiligheidaba zei dat Hazrat Umarra
ooit iemand naar Hazrat Abu Ubaidah bin al-Jarrahra stuurde met 400
dinar en hem vertelde dit geld aan hem te geven en te kijken hoe hij het zou besteden.
Toen hij het geld aan Hazrat Abu Ubaidahra gaf, riep Hazrat Abu
Ubaidahra een van zijn arbeiders tot zich en droeg haar op om de
rijkdom te verdelen onder verschillende huishoudens die het geld nodig hadden.
Vervolgens stuurde Hazrat Umarra hetzelfde bedrag naar Hazrat Mu’adh
Ibn Jabalra en Hazrat Umarra gaf opnieuw de instructie
dat de persoon die het geld gaf daar moest blijven om te zien hoe Hazrat Mu’adh
Ibn Jabalra het besteedde. Toen Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra
het geld ontving, instrueerde ook hij dat het geld moest worden verdeeld onder
verschillende huishoudens die het nodig hadden. Op dat moment zei de vrouw van
Hazrat Muadh Ibn Jabalra dat ook zij erg arm waren en geld nodig
hadden omdat zij bijna niets hadden. Tegen die tijd had Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra
het geld al verdeeld en had hij nog maar twee dinar over, die hij aan zijn
vrouw gaf. Toen Hazrat Umarra hoorde dat dit de manier was waarop
hij het geld besteedde onder de armen, was hij zeer tevreden.
Zijne Heiligheidaba merkte op dat dit incident, in het bijzonder de opmerkingen die gemaakt werden door de vrouw van Hazrat Muadh Ibn Jabalra over de eenvoud waarmee zij leefden, aantoont dat Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra het geld dat hij ontving in Jemen niet gebruikte om een luxe en buitensporige leven te leiden.
Overlijden van Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra
Zijne Heiligheidaba presenteerde overleveringen over de
momenten voorafgaand aan het overlijden van Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra.
Hazrat Mu’adh Ibn Jabalra lag op zijn sterfbed toen hij tenslotte de
uitspraak vertelde die de Heilige Profeets tegen hem had gezegd,
namelijk dat iedereen die accepteerde dat er één God is en dat Mohammed (s)
Zijn boodschapper was het paradijs zal binnentreden. Hij zei dat hij dit niet
eerder had verteld uit vrees dat mensen op een zodanige wijze de nadruk hierop zouden
kunnen leggen waarna het risico zou kunnen bestaan dat zij geen goede daden
meer zouden verrichten. Volgens een andere overlevering begon Hazrat Mu’adh Ibn
Jabalra op zijn laatste momenten te huilen. Hij zei dat hij niet
huilde uit angst voor de dood, maar huilde omdat er twee groepen waren; degenen
die naar de hemel gingen en degenen die naar de hel gingen, en hij wist niet
waarvan hij deel van zou uitmaken. Hij zei dat hij alleen huilde uit vrees voor
Allah.
Hazrat Abdullah bin ‘Amr (ra)
Zijne Heiligheidaba zei dat de tweede metgezel wiens
leven hij zou benadrukken Hazrat Abdullah bin ‘Amrra is.
Hazrat Abdullah bin ‘Amrra was van de Banu Salamah tak
van de Khazraj stam. Zijn vader was ‘Amr bin Haram en zijn moeder Rubab bint
Qais. Hij was de vader van Hazrat Jabir bin Abdullahra en stond dus
ook bekend als Abu Jabir. Hij accepteerde de Islam tijdens de gelegenheid van
de tweede gelofte (van Bai’ah) in Aqabah. Hij nam deel aan de Slag bij Badr en stierf
als een martelaar tijdens de Slag om Uhud.
De tweede gelofte in Aqaba
Zijne Heiligheidaba presenteerde overleveringen met
betrekking tot de tweede gelofte in Aqabah en presenteerde ook details over het
leven en het karakter van het zegel der profetens. Na de belofte zei
de Heilige Profeets dat hij twaalf vertegenwoordigers zou aanstellen
die verantwoordelijk zouden zijn voor hun volk (ten aanzien van predikingwerk),
net zoals Mozesas dat had gedaan. Hij zei dat deze twaalf
vertegenwoordigers ook vergelijkbaar zouden zijn met de twaalf discipelen van
Jezusas. Het is vermeld dat Hazrat Abdullah bin ‘Amrra
een van de twaalf vertegenwoordigers was.
Toewijding aan de Heilige Profeets
Zijne Heiligheidaba presenteerde een verhaal over de
zuster van Hazrat van Abdullah bin ‘Amrra, wiens vader, broer,
echtgenoot en zoon allen de marteldood stierven in de Slag bij Uhud. Toen ze
hoorde van hun martelaarschap, maakte ze zich toch meer zorgen over het welzijn
van de Heilige Profeets (omdat het verhaal de ronde ging dat de
Heilige Profeets gedood werd). Toen ze hoorde dat de Heilige Profeets
veilig was, ging ze naar hem toe en zei ze dat ze niet om het
martelaarschap van iemand anders gaf, zolang de Heilige Profeets maar
veilig was.
Zijne Heiligheidaba presenteerde een verhaal van Hazrat
Jabir bin Abdullahra wiens vader, Hazrat Abdullah ‘Amrra
voordat hij vertrok naar de Slag bij Uhud, zijn zoon Hazrat Jabir bin Abdullahra
adviseerde om zijn schulden terug te betalen en goed voor zijn zusters te
zorgen. De volgende ochtend was Hazrat Abdullah bin ‘Amrra de eerste
die de martelaarsdood stierf door de vijand. Zijn begrafenis werd geleid door
de Heilige Profeets.
Zijne Heiligheidaba zei dat hij in de toekomst verder
zou vertellen over de incidenten uit het leven van Hazrat Abdullah bin ‘Amrra.
Na het
reciteren van Tashahhud, Ta’awwudh en Surah al-Fatihah, zei Zijne Heiligheid,
Hazrat Mirza Masroor Ahmadaba, dat hij in deze vrijdagpreek
incidenten uit het leven van de metgezel van de Heilige Profeets zou belichten. De
metgezel is Hazrat Mu’adh bin Jabalra.
Zijn vader heette Jabal bin ‘Amr en zijn moeder heette Hind bint
Sahl. Hazrat Mu’adh bin Jabalra was van de Udayy bin Sa’d bin Ali-tak van de
Khazraj-stam.
Hazrat Mu’adh bin Jabalra aanvaardde de Islam op achttien jarige leeftijd. Hazrat Mu’adh bin Jabalra was een knappe, dappere, vrome jongeman, hij was ook bescheiden en vrijgevig. Hij nam deel aan alle veldslagen naast de Heilige Profeets. Er wordt vermeld dat ten tijde van de Slag bij Badr de leeftijd van Hazrat Mu’adh bin Jabalra 20 of 21 was.
De boodschap overbrengen aan de vriend van zijn vader Zijne Heiligheidaba zei dat Hazrat Mu’adh bin Jabalra bij het aanvaarden van de Islam de ware boodschap van God aan de vriend van zijn vader, ‘Amr bin al-Jumuh, wilde overbrengen. Dus besloot hij samen met de jongeren het afgodsbeeld dat de vader van zijn vriend aanbad in de nacht bij het afval buiten te gooien. Dat deden zij op drie opeenvolgende nachten. Na de tweede keer dat ‘Amr zijn afgodsbeeld tussen de afval vond, liet hij zijn zwaard naast de afgodsbeeld liggen en zei dat het zichzelf moest beschermen. De volgende dag vond hij het afgodsbeeld echter aan de halsband van een hond hangen. Dit bracht ‘Amr ertoe aan te denken dat een afgod die hij zijn hele leven had aanbeden, zichzelf niet eens kon beschermen. Aldus was ‘Amr in staat de Ene ware God te herkennen.
Liefde en toewijding voor de Heilige Profeets Zijne Heiligheid aba vertelde dat bij zijn terugkeer naar Medina van de Slag bij Uhud, de Heilige Profeets vrouwen hoorde huilen en klagen over de martelaren. De Heilige Profeets vroeg ‘Is er niemand die klaagt over het martelaarschap van Hamzah?’ [Oom van de Heilige Profeets]. Hierop was Hazrat Mu’adh bin Jabalra een van de metgezellen die de mensen bijeen riep en de vrouwen vertelden dat ze niet moesten klagen over het martelaarschap van wie dan ook, totdat ze hadden gerouwd om het martelaarschap van Hazrat Hamzahra. Zijne Heiligheidaba zei dat, hoewel de Islam het niet toestaat om op een buitensporige manier te treuren of verdriet te uiten, dit voorval een uiting was van liefde en loyaliteit aan de Heilige Profeets.
Rol bij de samenstelling van de Heilige Koran Zijne Heiligheidaba zei dat Hazrat Mu’adh bin Jabalra een van de vier metgezellen was tijdens het leven van de Heilige Profeets die de Heilige Koran uit zijn hoofd had geleerd en hielp samenstellen. Bovendien was Hazrat Mu’adh bin Jabalra een van de vier gewaardeerde metgezellen die door de Heilige Profeets waren aangesteld als leraren van de Heilige Koran, aangezien zij de hele Heilige Koran rechtstreeks van de Heilige Profeet hadden geleerds.
De volgende overleveringen:
“Qatadara overleverde: ik vroeg Anas bin Malikra: “Wie heeft de Koran verzameld ten tijde van de Heilige Profeets?” Hij antwoordde: “Vier, die allen vanuit de Anṣār kwamen: Ubayy bin Ka’b, Mu’ādh bin Jabal, Zaid bin Thābit en Abū Zaid”. (Sahīh Bukhārī, Kitāb Fadhā’il-ul-Quran, Bābul Qurrā min Ashābin-Nabi)
Anas bin Malikra
overleverde: Toen de profeet (sa) stierf, had niemand de Heilige Koran
verzameld, behalve vier personen: Abū Ad-Dardā ‘, Mu’ādh bin Jabal, Zaid bin
Thābit en Abū Zaid. (Sahih al-Bukhari 5004, In-book reference book 66, Hadith 26, USC-MSA web (English)
reference: vol. 6, book 61, Hadith 526)
Hazrat
Mu’adh bin Jabalra was dus één van hen.
Zijne Heiligheid aba vertelde dat de Heilige Profeets
eens zei dat Hazrat Mu’adh bin Jabalra het grootste begrip had van
wat geoorloofd en onwettig is volgens de leerstellingen van de Islam.
Het is overgeleverd door Anas bin Malik dat:
“De Boodschapper van Allahs zei: De meest barmhartige van mijn Ummah jegens mijn Ummah is Abu Bakr; degene die het striktst aan de religie van Allah vasthoudt, is ‘Umar; de meest oprechte van hen in verlegenheid en bescheidenheid is ‘Uthman; de beste rechter is ‘Ali bin Abu Talib; het beste in het reciteren van het Boek van Allah is Ubayy bin Ka’b; de meest geïnformeerde van wat geoorloofd en onwettig is, is Mu’adh bin Jabal; en de meest deskundige op het gebied van de erfelijkheidsregels (Fara’id) is Zaid bin Thabit. En elke natie heeft een betrouwbare hoeder, en de betrouwbare hoeder van deze Ummah is Abu ‘Ubaidah bin Jarrah.’ (Sunan Bin Majah en Jami’at Tirmidhi)
De liefde van de De Heilige Profeets voor Hazrat Mu’adhra Zijne Heiligheid aba vertelde een overlevering van Hazrat Mu’adh bin Jabalra waarin hij zei dat de Heilige Profeets eens zijn hand pakte en hem vertelde dat hij van hem hield. Hazrat Mu’adh bin Jabalra antwoordde dat hij ook van de Heilige Porfeets hield. Toen adviseerde de Heilige Profeets hem om het volgende gebed op te zeggen na het voltooien van de Salat: ‘Mijn Heer, ik smeek U om mij te helpen om U te gedenken, om U dankbaar te zijn dankbaar, en om u op de beste manier te aanbidden.’
Instructies van de Heilige Profeet s met betrekking tot de lengte van de Salat Zijne Heiligheidaba presenteerde overleveringen waarin wordt verteld dat Hazrat Mu’adh bin Jabalra de Salat leidde, waarin hij lange delen van de Heilige Koran reciteerde. Vanwege de lengte van het gebed verliet één persoon het gemeenschappelijk gebed en sprak verrichte zijn eigen gebed. Toen dit nieuws de Heilige Profeets bereikte, instrueerde hij Hazrat Mu’adh bin Jabalra dat hij de aanbidders niet moest belasten door zeer lange gebeden te leiden. Vervolgens gaf hij Hazrat Mu’adh bin Jabalra voorbeelden van enkele hoofdstukken van de Heilige Koran die hij zou moeten reciteren, die voldoende lang zijn om de Salat te leiden. Zijne Heiligheidaba zei dat het niet nodig is om de specifieke Surahs te reciteren die de Heilige Profeet s adviseerde aan Hazrat Mu’adh bin Jabalra aangezien niet iedereen die specifieke Surahs uit het hoofd kent. Wat wel van belang wordt geacht is dat degene die het gebed leidt de ouderen, zieken en zwakken in gedachten dient te houden.
Advies om gered te worden van het vuur en het paradijs binnen te treden Zijne Heiligheidaba vertelde een verhaal van Hazrat Mu’adh bin Jabalra die ooit de Heilige Profeets vroeg om hem te adviseren over welke daden hij zou moeten verrichten om gered te worden van het vuur en het paradijs binnen te treden. De Heilige Profeets antwoordde dat door te bidden en geen deelgenoten aan Allah toe te schrijven, de Zakat te betalen, te vasten en de pelgrimstocht uit te voeren, een persoon van het vuur kon worden gered. De Heilige Profeets zei toen dat hij hem zou informeren over daden die de deuren van goedheid en welvaart zouden kunnen openen. De Heilige Profeets zei dat vasten een schild is, en aalmoezen (sadaqah) geven vergelijkbaar is in metaforische betekenis met water dat een vuur dooft, naastenliefde dat ook de zonde uitdrijft zoals water vuur blust; en het vrijwillig bidden in de diepte van de nacht.’ Toen reciteerde de Heilige Profeets:
Vertaling: “Zij verwijderen zich van hun bed, hun Heer in vrees en hoop aanroepende en zij doen wel met hetgeen Wij hun hebben geschonken. Maar niemand weet welke verkwikking der ogen voor hen verborgen is gehouden als beloning voor wat zij hebben gedaan.”(32: 17-18). Toen zei de Heilige Profeets verder: “Zal ik u niet vertellen over de grondslag hiervan, het fundament en haar hoogste punt?” Hazrat Mu’adh bin Jabalra zei: “Graag, O Boodschapper van Allah.” de Heilige Profeets zei: “De grondslag is de Islam; het fundament is As-Salat (het gebed); en het hoogste punt is jihad.” De Heilige Profeets zei dat de basis van al deze zaken het handhaven van de controle over de tong was, want de verwondingen en verschillende schade die veroorzaakt worden door de tong zijn wat een persoon in het vuur doet belanden. (Hadith in Riyad as-Salihin door al-Nawawī)
Zijne Heiligheidaba vertelde over een overlevering waarin de De Heilige Profeets Hazrat Mu’adh bin Jabalra tot zich riep, en zei dat iedereen die oprecht gelooft in de Eenheid van God en het feit dat Mohammeds Zijn boodschapper is, van het vuur zal worden gered. De Heilige Profeets adviseerde echter dat Hazrat Mu’adh bin Jabalra dit niet zou moeten verspreiden, anders zouden de mensen stoppen met het verrichten van goede daden (Bukhari en Muslim).
Het verbaal reciteren van de Kalima is niet afdoende Zijne Heiligheidaba legde uit dat dit een kwestie was die niet door iedereen zou worden begrepen. Dit is de reden waarom Hazrat Mu’adh bin Jabalra het in de eerste instantie aan niemand vertelde en het later pas vertelde aan de geleerden onder de Moslims. Hij vreesde dat de doorsnee moslim deze overlevering verkeerd zou begrijpen en zou denken dat slechts het reciteren van de Kalima genoeg zal zijn om gered te worden van het hellevuur. Tegenwoordig is te zien dat er velen zijn die hun geloof verkondigen, terwijl hun hart gevuld is met shirk (deelgenoten toeschrijven aan Allah) omdat zij uitsluitend afhankelijk zijn van wereldse middelen.
Allah is de enige autoriteit om te oordelen over paradijs of hel Bovendien merkte Zijne Heiligheidaba op dat deze overlevering duidelijk maakt dat de autoriteit van beslissing en beloning voor geloof uitsluitend bij de Almachtige God ligt, niet bij enig menselijk wezen.
De Beloofde Messiasas werd gezonden om recht te spreken Zijne Heiligheidaba zei dat men Darood Shareef dient de reciteren. Allah de Almachtige liet het geloof niet in de steek. Het geloof heeft hoeders. Allah zond de Beloofde Messiasas om de realiteit van de Islam uiteen te zetten. Zodat wij door hem te volgen gered kunnen worden van het hellevuur. Moge Allah de wijsheid schenken aan de mensen om dit te begrijpen. En moge Allah ons in staat stellen om het ware begrip van de Kalima te begrijpen.
Het recht van Allah op de dienaar en het recht van de dienaar op Allah In een overlevering van Hazrat Mu’adh bin Jabalra, toen Hazrat Mu’adh bin Jabalra eens de De Heilige Profeets vergezelde en de Heilige Profeets hem vroeg: “O Mu’adh, weet u wat het recht van Allah is op de dienaar en het recht van de dienaar op Allāh? Het recht van Allah op de dienaar is dat zij niemand mogen aanbidden behalve Allah alleen en dat zij geen deelgenoten aan Hem mogen toekennen in de aanbidding, en het recht van de dienaren op Allāh (wat betekent: het recht dat Allah aan de dienaar schenkt als een gunst, als zij Allah alleen zouden aanbidden en alle vormen van shirk zouden opgeven) dat Allāh hen niet met het vuur zal straffen.
Combineren van gebeden tijdens de veldtocht van Tabuk Hazrat Mu’adh bin Jabalra overleverde dat de Heilige Profeets het Zuhr- en ‘Asr gebed combineerde en het Maghrib en Isha gebed ten tijde van de reis voor de veldtocht van Tabuk. Als de De Heilige Profeets in de middag vertrok dan combineerde hij het Zuhr- en het ‘Asr gebed. Als hij vóór de middag vertrok dan stelde hij het gebed uit tot het ‘Asr tijd was, vervolgens combineerde hij het Zuhr- en ‘Asr gebed. Evenzo met het Maghrib- gebed; als de zon onderging voordat hij vertrok, combineerde hij het Maghrib- gebed met het ‘Ishaa- gebed, maar als hij voor zonsondergang vertrok, dan stelde hij het Maghrib- gebed uit totdat hij stopte (met de reis) voor salatu-l ‘Ishaa en deze vervolgens combineerde (Maghrib- en ‘Ishaa gebed). (Abu Da’oud en At Tirmidhi. At Tirmidhi zei dat deze hadith hasan [juist bevonden] is). Zijne Heiligheid aba zei dat de tijden van de gebeden kort na elkaar zouden zijn geweest vanwege de korte dagen.
Zijne Heiligheidaba zei dat hij in de toekomst verder zou gaan met het benadrukken van incidenten uit het leven van Hazrat Mu’adhra.
De waterbron en de zegeningen van Allah Eens was een waterbron bijna leeg en uitgedroogd. De Heilige Profeets gebruikte wat water om zijn handen en gezicht ermee te wassen en goot de rest van het water terug in de waterbron. Hierop begon de waterbron plotseling te stromen en konden alle aanwezigen ervan drinken.
Een voorspelling De Heilige Profeets zei eens tegen Hazrat Mu’adh bin Jabalra dat de plaats waar hij verbleef in zijn levenstijd (van Hazrat Mu’adh bin Jabalra) groen zal zijn met vele bomen en dit was precies wat er gebeurde volgens de boeken van de historie.
Janaza-gebeden Zijne Heiligheidaba zei dat hij de Janaza- gebeden zou leiden (in absentie) van de volgende overleden leden:
Maulvi Farzan Khan die de leiding had over de missionaris in
Odisha. Hij laat zijn vrouw en twee kinderen achter. Hij zorgde uitstekend voor
de missionarissen die onder zijn leiderschap werkten. Hij diende de gemeenschap
met grote ijver en had een passie voor het verspreiden van de boodschap van de
Islam, waardoor hij mensen kon helpen zich aan te sluiten bij de Islam. Hij
ging eens naar een dorp om de boodschap van de Islam te verspreiden. De mensen
daar vertelden hem dat ze een koe hadden die geen melk wilde geven. Ze zeiden
dat als hij echt de ware boodschap van de Islam beleed, hij moest bidden en
vervolgens zou moeten blazen op het melk dat aan de koe zou worden gegeven. Hij
deed dat en bad toen tot God om de waarachtigheid van de Beloofde Messiasas
aan te tonen. Korte tijd later produceerde de koe melk, wat de mensen van
het dorp verheugde. Hierop aanvaardden zij Ahmadiyyat. Zijne Heiligheid aba zei
dat iedereen die naar Huzooraba een brief geschreven heeft over
Maulvi Farzan Khan, vertelden dat hij een voorbeeldige missionaris was.
Abdullah Munsiku, een plaatselijke missionaris in Maleisië. Hij is
overleden op 8 oktober. Hij laat zijn vrouw en acht kinderen achter. Hij zag de
Beloofde Messiasas en de Tweede en Derde Kalief in zijn dromen en
was ook in staat om de jaarlijkse bijeenkomst in Maleisië bij te wonen die
leidde tot zijn aanvaarding van Ahmadiyyat. Hij verspreidde de boodschap van de
Islam met grote passie en hielp veel mensen om zich aan te sluiten bij Islam
Ahmadiyyat.
Abdul Wahid die op 12 september is overleden. Hij was een lokale
Mu’allim in Qadian. Hij was voorheen christen, maar later accepteerde zijn hele
familie Ahmadiyyat. Hij was zeer gehoorzaam en was bedreven in het uitdragen
van de boodschap van de Islam. Hij was in staat om verschillende families te
helpen zich aan te sluiten bij Ahmadiyyat. Hij laat zijn vrouw en zijn drie
kinderen achter.
Zijne Heiligheid aba bad om vergeving van deze overleden leden en
bad ook voor hun families. Zijne Heiligheidaba bad dat hun kinderen
in staat mogen zijn de deugden van hun ouders levend te houden en altijd
gehecht zullen blijven aan Khilafat, ameen.
OPMERKING: Deze samenvatting is niet de complete vertegenwoordiging van de oorspronkelijke tekst en dient slechts als een herinnering.
Na het reciteren van Tashahhud, Ta’awwuz en Surah al-Fatihah, zei Zijne Heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmadaba, dat hij in deze vrijdagpreek incidenten uit het leven van de metgezellen van de Heilige Profeets zou belichten. De metgezellen zijn Hazrat Mu’awwidhra en Hazrat Ubay Ibn Ka’bra
Hazrat Mu`awwidh bin Harithra Zijne Heiligheidaba zei dat Hazrat Mu’awwidhra van de Khazraj stam was. De naam van zijn vader was Harith bin Rifa’ah en de naam van zijn moeder was Afra bint Ubaid. Hazrat Mu’adh en Hazrat Auf waren beiden zijn broers, die ook bekend stonden onder de naam van hun moeder, en dus bekend stonden als Banu Afra.
Zijne Heiligheidaba zei dat er één overlevering is die vertelt dat Hazrat Mu’awwidhra deelnam aan de Tweede Belofte in Aqabah. Hij was gezegend om samen met zijn twee broers deel te nemen aan de Slag bij Badr. Er wordt verteld dat de drie broers één kameel hadden die ze om de beurt zouden rijden. Hazrat Mu’awwidhra en Hazrat Mu’adhra waren de twee jonge metgezellen die Abu Jahl aanvielen tijdens de Slag bij Badr, en het was na deze aanval dat Abdullah bin Mas’udra Abu Jahl in zijn laatste momenten vond op het slagveld en uiteindelijk een eind aan zijn leven maakte. Zijne Heiligheidaba belichtte enkele van de gebeurtenissen rond dit incident.
Hazrat Mu’awwidh ra stierf vervolgens op het slagveld bij Badr.
Hazrat Ubayy Ibn Ka’bra Hij had een normaal postuur. Zijn baard was grijs en wit, hij verfde zijn baard namelijk niet.
Zijne Heiligheidaba zei dat Hazrat Ubay Ibn Ka’bra tot de Banu Mu’awiyah tak behoorde van de Khazraj stam. De naam van zijn vader was Ka’b bin Qais en de naam van zijn moeder was Suhailah bint Aswad. Hazrat Ubay Ibn Ka’bra was bekend onder twee namen; de eerste was Abu Mundhir, een naam aan hem gegeven werd door de Heilige Profeet (s), en de tweede naam was Abu Tufail, die Hazrat Umarra hem noemde vanwege zijn zoon Tufail.
Broederschap werd opgericht tussen hem en Hazrat Talha ibn Ubaidullahra in Medina door de Heilige Profeet (s).
De vier metgezellen die de Heilige Koran rechtstreeks van de Heilige Profeets leerden gedurende zijn levenstijd Zijne Heiligheid (aba) vertelde Hazrat Ubay Ibn Ka’bra grote kennis had van de Heilige Koran. De Tweede Khalifa ra, Hazrat Musleh Mau’ūdra, zei dat de Heilige Profeets zei dat dat Hazrat Ubayy Ibn Ka’abra een van de vier personen was over wie de Heilige Profeets de mensen adviseerde om de Heilige Koran van hem te leren. Hij was ook een van de vijftien metgezellen die gezegend waren als schrijvers van de Heilige Koran. Telkens wanneer de Heilige Profeets een Koranopenbaring ontving, riep hij een van deze vijftien schrijvers op om het op te schrijven.
Vier metgezellen die
de Heilige Koran leerden van de Heilige Profeets tijdens
zijn levenstijd worden genoemd in sahih Bukhari.
De volgende overleveringen:
“Qatadara overleverde: ik vroeg Anas bin Malikra: “Wie heeft de Koran verzameld ten tijde van de profeets?” Hij antwoordde: “Vier, die allen vanuit de Anṣār kwamen: Ubayy bin Ka’b, Mu’ādh bin Jabal, Zaid bin Thābit en Abū Zaid”. (Sahīh Bukhārī, Kitāb Fadhā’il-ul-Quran, Bābul Qurrā min Ashābin-Nabi (sa))
Anas bin Malikra overleverde: Toen de profeet (sa) stierf, had niemand de Heilige Koran verzameld, behalve vier personen: Abū Ad-Dardā ‘, Mu’ādh bin Jabal, Zaid bin Thābit en Abū Zaid.
Hazrat Ubayy Ibn Ka’bra was dus één van hen.
Goddelijke bevel om de Heilige Koran te onderwijzen Eens zei de Heilige Profeets dat hij graag de openbaring van de Heilige Koran aan Hazrat Ubayy ibn Ka’bra wilde vertellen omdat zijn naam door Allah werd genoemd. Hazrat Ubayy bin Ka’bra zei: “Heeft Allah mij bij naam genoemd?” Hij (de Heilige profeets) zei: “ja”. Hazrat Ubayy bin Ka’bra zei: “Ik werd genoemd door de Heer der Werelden?!” De Heilige Profeets zei, “ja”. Hazrat Ubayy bin Ka’bra kreeg tranen in zijn ogen toen hij dit hoorde. Dus gebood Allah door middel van de engel Gabriël aan de Heilige Profeets dat de Surah eerst door Hazrat Ubayy bin Ka’bra uit het hoofd moet worden geleerd. Dat was een bijzondere eer. [Al-Bukhari, hadith nr. 4961 en Muslim, hadith nr. 799].
Hazrat Umarra herinnerde zich dit incident. Hij zei ooit dat de grootste qaree (reciteerder van de koran) Hazrat Ubayy bin Ka’abra is.
Zijn kennis van de Heilige Koran Bij een andere gelegenheid tijdens een vrijdagpreek tijdens de Khilafat van Hazrat ‘Umarra, zei Hazrat‘ Umarra dat wie de Heilige Koran wil leren, naar Hazrat Ubayy bin Ka’abra moet komen.
De Heilige Profeets zei bij een gelegenheid dat de grootste gelovige Hazrat Abu Bakrra is. Degene die strict is in religie is Hazrat Umarra. Wat bescheidenheid betreft, in de hoogste mate, dat is Hazrat Uthmanra. Muaz bin Jabbalra werd ook met een bepaalde kwaliteit genoemd. Wat de verplichtingen betreft, is het Hazrat Zaid bin Thabitra. En degene die een expert is in de Heilige Koran, dat is Hazrat Ubay Ibn Ka’bra. En de betrouwbare van de Ummah is Hazrat Ubaidah ibn Al-Jarrahra Huzoor (aba) zei dat hij het de vorige week over Hazrat (aba) Hazrat Ubaidah ibn Al-Jarrahra had.
Hazrat Ubay Ibn Ka’bra begon de gewoonte om zijn naam onder te zetten wanneer hij iets schreef (zodat mensen weten wie het heeft geschreven). Andere schriftgeleerden volgden dit voorbeeld ook.
Hazrat Ubay Ibn Ka’bra ten allen tijde al datgene wat hij wilde vragen van de Heilige Profeets. Echter stelde hij geen irrelevante vragen vanwege de grootsheid van het profeetschap (van de Heilige Profeets). De Heilige Profeets wist dit en op een bepaalde gelegenheid toen de Heilige Profeets ooit één vers vergat te reciteren gedurende het gebed vroeg hij na het gebed, “heeft iemand mijn recitatie opgemerkt?” Hazrat Ubay Ibn Ka’bra was laat aanwezig tijdens het gebed en haalde de gemiste raka’ah in. Toen Hazrat Ubay Ibn Ka’bra het gebed beëindigde antwoordde hij, “ja”. Hazrat Ubay Ibn Ka’bra was de enige metgezel bij wie het opgevallen was dat de Heilige Profeets een vers vergeten was. Sommige metgezellen vroegen de Heilige Profeets of het was geannuleerd (door Allah) of vergeten? Hij zei dat het gewoon was vergeten. De Heilige Profeets zei: “Ik wist behalve u, O Ubayy ibn Ka’b, dat niemand het had het opgemerkt”.
De Heilige Profeets zei ooit: “O Allah, vergeef mijn ummah”. Hazrat Ubay Ibn Ka’bra was zo deskundig in het reciteren van de Heilige Koran. de Heilige Profeets luisterde naar zijn recitatie, zelfs op zijn sterfbed. Eens hield de Heilige Profeets een preek. Hij reciteerde een soera die Hazrat Ubay Ibn Ka’bra en Hazrat Abu Dardara niet kenden. Iemand vroeg: “wanneer werd dit geopenbaard?” Hazrat Ubay Ibn Ka’bra zei, “praat nu alstublieft niet” (met een gebaar met zijn hand). De persoon die de vraag stelde, zei na de Khutba: “waarom hebt u niet geantwoord?”. Hazrat Ubay Ibn Ka’bra antwoordde dat zijn gebed vandaag verspild is omdat hij tijdens de Khutba sprak. Zij gingen beiden naar de Heilige Profeets en hij zei dat Hazrat Ubay Ibn Ka’bra gelijk had, aangezien niemand tijdens de Khutba mocht spreken.
Zijn rol in de georganiseerde samenstelling van de Heilige Koran De georganiseerde samenstelling van de Heilige Koran begon in de tijd van de Khilafat van Hazrat Abu Bakrra. Soms was er discussie over bepaalde verzen. Eens werd er een vers geschreven, sommigen waren van mening dat dit aan het einde van het profeetschap was geopenbaard. Hazrat Ubay Ibn Ka’bra zei, “nee, twee andere verzen werden mij onderlegd, en dit vers werd niet aan het einde geopenbaard.”
Hazrat Umarra vestigde het de Shura (raadgevend orgaan) op tijdens zijn Khilafat. Hazrat Ubay Ibn Ka’bra werd aangesteld als lid van de Shura. Ansar en Muhajireen waren beiden vertegenwoordigd in de Shura.
Eens vergezelden enkele mensen Hazrat Umarra en ontmoetten een persoon wiens kleren en haar blank waren. De persoon zei tegen hen: “Wij hebben alle voorzieningen om goede daden te verrichten en als wij goede daden verrichten, zullen wij worden beloond”. “Wie is dit?” vroegen de mensen. Hazrat Umarra zei dat dit “sayyid van de moslims” is, d.w.z. de leider van moslims, Hazrat Ubay Ibn Ka’bra.
Verschillende Qirā’āt d.w.z. variatie in uitspraken van de Heilige Koran Hazrat Ubay Ibn Ka’bra hoorde eens twee mensen de Heilige Koran reciteren op een manier die anders was dan hij had geleerd. Na enige discussie gingen beide partijen naar de Heilige Profeets en reciteerden hetzelfde gedeelte voor hem. De Heilige Profeet (sa) keurde de recitaties van beide partijen goed. Op dit punt vertelt Hazrat Ubay Ibn Ka’bra: “(…) er kwam in mijn geest een soort ontkenning en twijfel voor die zelfs in de tijd van Jahiliyyah (pre-islamitische tijd) niet bestond. Toen de Boodschapper van Allahs zag hoe ik werd beïnvloed, legde hij zijn hand op mijn borst. Toen zei de Heilige Profeets: ‘O Ubayy! De realiteit is dat ik een openbaring ontving om de Heilige Koran in één Qirā’ah te reciteren, maar ik vroeg (Allah) om het mijn volk gemakkelijk te maken. Een tweede openbaring kwam dat ik de Heilige Koran in twee Qirā’at moest reciteren, maar ik deed opnieuw hetzelfde verzoek. Ik kreeg toen de opdracht om de Heilige Koran te reciteren in zeven Qirā’at ”.
Hazrat Ubay Ibn Ka’bra had respect voor Khilafat.
Hazrat Uthmanra benoemde twaalf mensen voor het reciteren van de Heilige Koran. Er was verschil van mening over de manier waarop de Heilige Koran gereciteerd moest worden. Hazrat Uthmanra luisterde naar de zeven manieren (Qirā’at) waarop de Heilige Koran werd gereciteerd. Hazrat Uthmanra vond tijdens zijn Khilafat dat er één manier moest zijn om de Moslims te verenigen door één Qirā’ah te reciteren. Hazrat Ubay Ibn Ka’bra werd onder andere aangesteld in de commissie.
Het grootste vers van de Heilige Koran Eens zei de Heilige Profeet (vzmh): “O Abu Mundhir! (Een andere naam van Hazrat Ubay Ibn Ka’bra) welk vers van het Boek van Allah is het grootst?”. “Allah en Zijn Boodschapper (sa) weten het het beste”, was het antwoord. De Heilige Profeets herhaalde de vraag en Hazrat Ubay Ibn Ka’bra reciteerde als antwoord de Ayat al- de troon:
“Allah! Er is geen God dan Hij, de Levende, de Zelfbestaande. Sluimer, noch slaap overmant Hem. Al wat in de hemelen en wat op aarde is, behoort Hem. Wie kan bij Hem bemiddelen zonder Zijn verlof? Hij kent hetgeen voor hen is en wat achter hen is en zij kunnen niets van Zijn kennis omvatten, dan wat Hij wil. Zijn troon strekt zich uit over hemelen en aarde en het waken over beide vermoeit Hem niet; Hij is de Verhevene, de Grote.” (Surah al-Baqarah, 2: 256)
De Heilige Profeets legde zijn hand op zijn borst met zijn rechterhand ter goedkeuring bij het horen van het antwoord en met zijn gelaat stralend van geluk, zei hij tegen Hazrat Ubay Ibn Ka’bra: “Moge kennis u verheugen en u ten goede komen, O Abu Mundhir.”
Hazrat Ubay Ibn Ka’bra accepteerde geen geld voor het onderwijzen van de Heilige Koran Hazrat Ubay Ibn Ka’bra heeft nooit geld aangenomen om de Heilige Koran te onderwijzen. Hij zei dat niemand betaling mocht accepteren voor het onderwijzen van de Heilige Koran.
Hij vocht altijd aan de zijde van de Heilige Profeets. Eens werd hij op het slagveld geraakt door een pijl en had hij overal bloed. De Heilige Profeets vroeg een arts om voor hem te zorgen en de arts maakte een insnede in de ader van Hazrat Ubay Ibn Ka’bra zodoende werd hij behandeld, alhamdullilah.
Een metgezel raakte ernstig gewond en op het moment dat hij stierf, zei hij (waarschijnlijk tegen Hazrat Ubay Ibn Ka’bra): “Beloof me dat u mijn boodschap en mijn salam overbrengt naar mijn broeders, mijn volk en mijn familieleden. Vertel hen dat de Heilige Profeets het beste vertrouwen is wat wij hebben ontvangen. Wij hebben dit vertrouwen veiliggesteld. Nu ga ik heen en ik zal u dit vertrouwen geven. Toon geen zwakte bij het vervullen van dit vertrouwen.”
Salat Al-Taraweeh Op een avond vergezelde een metgezel de Khalifa, Hazrat Umarra. Sommigen aanbidders in de moskee baden alleen, anderen baden samen. Dit was tijdens de Ramadan. Hazrat Umarra merkte dit op en verenigde ze onder één qaree (reciteerder van de Heilige Koran). Hazrat Ubay Ibn Ka’bra werd door Hazrat Umarra aangesteld om die Tarawih gebeden te leiden.
Hazrat Ubay Ibn Ka’bra onderwees de moslims na de gebeden als er behoefte was aan onderwijs. Na de gebeden stond hij altijd klaar om het een en ander uit te leggen en/of een of andere taak te vervullen. Hij gaf altijd een oordeel over kwesties die verband hielden met jurisprudentie. Hazrat Umarra vertrouwde op de mening van Hazrat Ubay Ibn Ka’bra.
Eens voltooide Hazrat Ubay Ibn Ka’bra het reciteren van de Heilige Koran in acht nachten. Hij hield van Allah en de Heilige Profeets.
De stronk van een palmboom Tijdens het leven van de Heilige Profeets leunde hij tegen een stronk van een palmboom maar toen er een Minbar werd gebouwd voor de Heilige Profeets, verliet hij de stronk van de palmboom (hij leunde er niet meer op). De metgezellen zeiden dat ze de stronk hoorden huilen (dit voorval zou een visioen kunnen zijn geweest). De Heilige Profeets legde zijn hand op de stronk en het begon te kalmeren. (Sahih al-Bukhari 3584. Boek referentie: boek 61, Hadith 93. USC-MSA web (Engelse) referentie: Vol. 4, Book 56, Hadith 784) Hazrat Ubay Ibn Ka’bra nam later na de dood van de Heilige Profeets de stronk mee naar zijn huis, en zei dat dit de stronk was in de tijd van de Heilige Profeets. Zelfs toen de stronk verrot was, bewaarde hij hem. Het was enkel uit zijn liefde voor de Heilige Profeets dat hij deze stronk hield, totdat het rotte en uiteenviel. (Ibn Majah, Hadith 1414).
De Sunnah van de Heilige Profeets Een metgezel zweeg enkele momenten nadat hij tijdens de gebeden takbier had uitgesproken (wanneer hij het gebed leidde). Sommige mensen bekritiseerden hem hiervoor. Hij schreef aan Hazrat Ubay Ibn Ka’bra. Hazrat Ubay Ibn Ka’bra zei dat hij gelijk had, dwz dat het volgens de Sunnah.
Dit incident was zes kilometer van Qadisiyah: Verteld door Suwaid bin Ghafala: Terwijl ik mij in het gezelschap van Salman bin Rabi’a en Suhan, in een van de heilige veldslagen bevond, vond ik een zweep. Een van hen zei dat ik het moest laten liggen, maar ik weigerde dat te doen en zei dat ik het aan de eigenaar zou geven als ik hem vond, anders zou ik het gebruiken. Bij onze terugkeer verrichtten we de hadj en toen ik langs Medina liep, vroeg ik Hazrat Ubay bin Ka’bra ernaar. Hij zei: “Ik vond een zak met honderd dinar tijdens het leven van de Heilige Profeets en nam die mee naar de Heilige Profeets die tegen mij zei: “Maak voor de periode van een jaar een openbare aankondiging hierover.” Dus kondigde ik het voor een jaar aan en ging vervolgens (na een jaar) weer naar de Heilige Profeets die verder zei: “Maak het nog een jaar in het openbaar bekend.” Dus ik kondigde het aan voor nog een jaar. Ik ging weer naar hem toe en hij zei: “Kondig aan voor een ander jaar.” Dus kondigde ik het wederom voor nog een jaar. Ik ging voor de vierde keer naar de Heilige Profeets en hij zei toen: “(…) als de eigenaar komt, geef het hem of gebruik het anders (in het geval dat er geen eigenaar is gekomen).”
Zijn overlijden Er was eens iets dat Hazrat Ubay Ibn Ka’bra beloofde voor de volgende vrijdag aan een andere metgezel te vertellen. Hij wilde er aanvankelijk niets over zeggen, maar de metgezel wilde het graag weten. Echter overleed Hazrat Ubay ibn Ka’bra de volgende vrijdag. Allah beschermde Hazrat Ubay Ibn Ka’bra met betrekking tot datgene dat hij aanvankelijk niet wilde vertellen. Allah weet het beste wat het was.
Toen Hazrat Ubay Ibn Ka’bra overleed waren er veel mensen aanwezig. De metgezellen zeiden dat de leider van moslims is overleden.
OPMERKING: Deze samenvatting is niet de complete vertegenwoordiging van de oorspronkelijke tekst en dient slechts als een herinnering.
Hazrat Amin-ul-Ummah, Abu ‘Ubaidah ibn al Jarrahra
De Khutba van vandaag was een voortzetting van de vorige Khutba over Hazrat Amin-ul-Ummah, Abu ‘Ubaidah ibn al Jarrahra.
Met betrekking tot zijn streven tijdens het kalifaat van Hazrat Abu Bakrra en Hazrat ‘Umarra: Hazrat Abu ‘Ubaidah ibn al Jarrahra nam deel aan de Slag om Yarmuk.
Slag van Yarmuk Hazrat Abu Bakr al Siddiqra stierf een paar dagen of weken voor de slag om Yarmuk. Hazrat ‘Umar ibn al Khattabra initieerde zijn Khilafat met het benoemen van Hazrat Abu’ Ubaidahra als legergeneraal in de plaats van Hazrat Khalid ibn Walidra. Hazrat Abu ‘Ubaidahra kon toentertijd de boodschapper van Hazrat ‘Umar’sra niet toestaan om deze boodschap aan te kondigen, dus hij zei hem het geheim te houden. Zelf hield hij het ook (met een reden) geheim in zijn hart. Pas nadat Hazrat Khalid ibn Walidra, de legergeneraal, de grote verovering had voltooid (en Damscus werd veroverd), kwam Hazrat Abu ‘Ubaidahra met het grootste respect naar hem toe en presenteerde de brief van Hazrat Amir al Mu’mininra en informeerde hem over het nieuws.
Hazrat Khalid ibn Walidra zei toen tegen hem: “Moge Allah genadig met u zijn. Wat weerhield u ervan mij op de hoogte te stellen zodra u de instructie ontving? ” Hazrat Abu ‘Ubaidahra antwoordde: “Ik vond het niet prettig om uw oorlogsoverwinningen te onderbreken. Ik verlang niet naar de soevereiniteit van de wereld, noch streef ik naar de wereld. Wat u ziet, zal uiteindelijk vergaan en vervallen. Wij zijn broeders. Het kan een man niet schaden dat zijn broeder de autoriteit over hem heeft in religie of wereldse aangelegenheden.”
Hazrat
Abu ‘Ubaidahra werd de opperbevelhebber over de leiders en soldaten
in Sham en de meerderheid van de moslimlegers.
Desondanks verzamelde hij de troepen en stond op om een lezing te houden waarin hij zei:
“O mensen, ik ben maar een man uit Quraysh. Of degenen onder jullie nu een lichte of donkere huid heeft, indien hij mij overtreft in Taqwa (godvrezendheid), zou ik graag in zijn schoenen willen staan.”
Aantal Romeinse troepen en de moslimtroepen In 636 na Christus vond de slag om Yarmuk plaats (een van de grootste oorlogen die in de geschiedenis heeft plaastgevonden) tussen moslims tegen het Romeinse rijk aan de Syrische grens of nu meer bekend bij ons als Syrië. Het moslimleger van slechts 33.000 soldaten verzette zich dapper tegen het Romeinse leger van 250.000 man.
Een
commandant van het Romeinse leger bekeert zich tot de islam na een ontmoeting
met Abu ‘Ubaidah ibn al Jarrahra
Op
een gegeven moment ontmoette Gregorius Theodorus, een Romeinse commandant,
Hazrat Amin-ul-Ummah, Abu ‘Ubaidah ibn al Jarrahra. Hij vroeg naar
de positie van Jezusas in de islam.
Hazrat
Abu ‘Ubaidah ibn al Jarrahra reciteerde de volgende verzen uit de Heilige
Koran:
Surah An-Nisa’, vers 172 en 173:
“O,
mensen van het Boek, overdrijft in uw godsdienst niet en zegt van Allah niets
dan de waarheid. Voorwaar, de Messias, Jezus, zoon van Maria was slechts een
boodschapper van Allah en Zijn woord tot Maria gegeven als barmhartigheid van
Hem. Gelooft dus in Allah en Zijn boodschappers en zegt niet: “Drie (in
één).” Houdt op, dat is beter voor u. Voorwaar, Allah is de enige God. Het
is verre van Zijn heiligheid, dat Hij een zoon zou hebben. Aan Hem behoort wat in
de hemelen en op aarde is en Allah is als Bewaarder afdoende.”
“Voorzeker,
de Messias zal het nooit versmaden, een dienaar van Allah te zijn, noch zullen
de nabijzijnde engelen dit doen en wie het versmaadt Hem te aanbidden, en
hoogmoedig is, Hij zal hen toch allen tot Zich roepen.”
De
Romeinse commandant was onder de indruk en bekeerde zich tot de Islam.
Ontmoeting van Hazrat Abu ‘Ubaidah ibn al Jarrahra met Hazrat‘ Umarra Toen Hazrat ‘Umar ra in Sham aankwam, ontmoetten de mensen en de prominenten hem. Hazrat ‘Umarra vroeg:” Waar is mijn broer? “. “Wie bedoelt u?” vroegen ze. “Abu‘ Ubaidah, “zei hij. Ze zeiden: “Hij zal zometeen naar u toe komen.” Hazrat Abu ‘Ubaidah ra kwam, hij daalde af van de kameel en omhelsde Hazrat‘ Umarra. Later verzocht Hazrat ‘Umarra iedereen om te vertrekken en ging met Hazrat Abu‘ Ubaidahra mee om zijn huis te bezoeken. Hij ging zijn huis binnen. Hij zag alleen zijn zwaard, schild en zadel. Hazrat ‘Umarra zei tegen hem dat hij wat comfort in zijn huis moest hebben. Hazrat Abu ‘Ubaidahra antwoordde het hetgeen hij bezit voldoende voor hem is.
Een brief van Hazrat ‘Umarra Hazrat Abu ‘Ubaidahra overlijdt in de plaag van‘ Amwas tijdens het kalifaat van Hazrat ‘Umar ibn al Khattabra. Hazrat ‘Umarra schreef aan Hazrat Abu‘ Ubaidahra toen de plaag uitbrak in Sham: “Ik heb een dringende taak en ik heb uw nodig om er aandacht aan te besteden. Dus als deze brief van mij u nachts bereikt, u voor zonsopgang komt, en als hij u overdag bereikt, u vóór zonsondergang naar mij toe komt.”
Nadat
hij de brief had gelezen, merkte Hazrat Abu ‘Ubaidahra op: “Ik
weet waarom Hazrat Amir al Mu’mininra mij nodig heeft. Hij wil
iemand (Abu Ubaidah) sparen die niet gespaard kan worden.” Hij schreef
toen: “Inderdaad, ik ken de behoefte waarmee u wordt geconfronteerd. Maar
verlos me alstublieft van uw bevel, o Amir al Mu’minin, want ik behoor tot de
moslimtroepen en mijn hart verlangt er niet naar hen te verlaten.”
Toen
Hazrat ‘Umarra de brief las, huilde hij bitter. Er werd hem
gevraagd: “Is Hazrat Abu‘ Ubaidah ra overleden? ” Hazrat ‘Umarra
antwoordde: “Nee, maar het heeft hem omringd”.
Hazrat
‘Umarra schreef hem dat Jabiyah een hoog land is, zuiver van de
pest, en verzocht hem de Moslims mee te nemen naar Jabiyah.
Laatste woorden van Hazrat Abu ‘Ubaidah ibn al Jarrahra Toen Hazrat Abu Ubaidahra op zijn sterfbed lag, instrueerde hij: “Laat me u wat advies geven, waardoor u voor altijd op het pad van goedheid zult verblijven – Verricht het gebed. Vast in de maand Ramadan. Geef Sadaqah. Voer de hadj en umrah uit. Blijf verenigd en steun elkaar. Wees oprecht tegen uw leiders en verberg niets voor hen. Laat de wereld u niet vernietigen, want zelfs als de mens duizend jaar zou leven, zou hij nog steeds eindigen in deze staat waarin u mij ziet. Vrede zij met u en de genade van God.”
Huzooraba
sprak vervolgens over Ahmadi’s die recentelijk zijn overleden
Na
dit verslag noemde Huzooraba enkele vrome Ahmadi’s die waren
overleden. Moge Allah hun ziel zegenen, amien.
Na het reciteren van Tashahhud, Ta’awwuz en Surah al-Fatihah, zei Zijne Heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmadaba, dat hij in deze vrijdagpreek incidenten uit het leven van de metgezel van de Heilige Profeetsaw, Hazrat Abu Ubaidah bin Jarah (ra), zou belichten.
Hazrat Abu Ubaidah bin Jarah (ra) Zijn naam was Amir bin Abdullah, en zijn vader heette Abdullah bin Jarah. Zijn moeder haar naam was Umaimah bint Ghanam. Hij stamde uit de familie Banu Harith bin Fihr van de Quraish-stam.
Zijne Heiligheidaba zei dat Hazrat Abu Ubaidahra de negende persoon was die de Islam accepteerde en onder degenen was die blijde tijdingen van het paradijs ontvingen.
De Amin van de moslim Ummah Zijne Heiligheidaba presenteerde een overlevering waarin de Heilige Profeetsa zei dat elk volk een Amin (curator) heeft en de Amin van zijn volk was Hazrat Abu Ubaidahra.
Zijne Heiligheidaba presenteerde een andere overlevering waarin aan Hazrat Aishahra werd gevraagd welke van de metgezellen de Heilige Profeetsa het meest dierbaar waren. Zij antwoordde hierop zeggende Hazrat Abu Bakrra, daarna Hazrat Umarra en daarna, als derde, Hazrat Abu Ubaidahra.
Vijandschap van zijn vader Zijne Heiligheidaba zei dat Hazrat Abu Ubaidahra de Heilige Profeetsa vergezelde in alle veldslagen. Op de dag van de Slag bij Badr vocht hij aan de zijde van de moslims, terwijl zijn eigen vader aan de zijde van de Mekkanen vocht. Zijn vader viel hem, vanwege zijn geloof in de eenheid van God, gedurende deze strijd aan, maar Hazrat Abu Ubaidahra deed zijn best om hem te ontwijken. Aldus overwon zijn toewijding aan de eenheid van God en uiteindelijk overmeesterde en doodde hij zijn vader in de strijd.
Het verzorgen van de verwondingen van de Heilige Profeetsa Zijne Heiligheidaba vertelde dat de Heilige Profeetsa tijdens de slag om Uhud werd geraakt door stenen welke zijn voortanden braken. De stenen raakten hem met zo een kracht, dat de haken van zijn pantser in zijn gezicht bleven steken. Hazrat Abu Bakrra verhaalt dat hij, toen de Heilige Profeetsa werd geraakt, naar de Heilige Profeetsa rende. Tegelijkertijd zag hij een andere persoon met zo een snelheid naar de Heilige Profeetsa rennen dat het leek alsof hij vloog. Bij het bereiken van de Heilige Profeetsa realiseerde Hazrat Abu Bakrra zich dat deze persoon Hazrat Abu Ubaidahra was. Met zijn tanden greep Hazrat Abu Ubaidahra één van de haken die in het gezegende gezicht van de Heilige Profeetsa vast zat en hij trok hieraan. Hij moest hier zo hard aan trekken dat, toen de eerste haak eruit kwam, hij achterover viel en één van zijn tanden brak. Toen hij de tweede haak eruit trok, brak er weer één van zijn tanden. Zijne Heiligheidaba merkte aan dat dit aangaf hoe diep die haken zich in het gezegende gezicht van de Heilige Profeetsa hadden vastgezet.
Expeditie van Dhul-Qassah Zijne Heiligheidaba vehaalde een incident van een expeditie naar Dhul-Qassah bestaande uit tien metgezellen onder leiding van Hazrat Muhammad bin Maslamahra. Ondanks dat zij niet waren vertrokken voor het voeren van oorlog, stuitten de ongelovigen op hen en hierbij werden allen behalve Mohammed bin Maslamahra gemarteld. Toen de Heilige Profeetsa hier kennis van kreeg, riep hij een van zijn seniore metgezellen, Hazrat Abu Ubaidah (ra), op om veertig metgezellen aan te voeren ter vergelding van deze ernstige daad die tegen de metgezellen was begaan. Hazrat Abu Ubaidahra was succesvol in deze expeditie. De mensen van Dhul-Qassah gaven zich over en zodoende keerde hij terug naar Medina met oorlogsbuit.
Expeditie van Dhat-us-Salasil Zijne Heiligheidaba verhaalde over de incidenten bij een andere expeditie bekend als Dhat-us-Salasil (die van kettingen). De expeditie stond als zodanig bekend omdat wordt overgeleverd dat de moslims zich aan elkaar vastketenden, zodat zij in eendrachtigheid konden vechten en niemand zich zou terugtrekken. Dit vond plaats in Banu Qudah, op een afstand van Medina welke ongeveer tien dagen kostte om te bereiken. De Heilige Profeetsa kreeg bericht dat de tegenstanders in een veel groter aantal waren dan de moslims. Zodoende stuurde de Heilige Profeetsa 200 moslims onder leiding van Hazrat Abu Ubaidahra. Eenmaal daar aangekomen ontstond de vraag wie het hele leger zou leiden, aangezien het eerste konvooi werd geleid door Hazrat ‘Amr bin al-‘Aasra. Ondanks dat Hazrat Abu Ubaidahra een veel hogere rang genoot, gaf hij het bevel over het gehele leger aan Hazrat ‘Amr bin al-‘Aasra. Toen zij terugkeerden naar Medina en de Heilige Profeetsa hoorde van het grote vertoon van gehoorzaamheid van Hazrat Abu Ubaidahra, bad hij in de volgende woorden: ‘Moge God genade hebben met Abu Ubaidah’ vanwege zijn gehoorzaamheid.
Expeditie van Seef al-Bahr Zijne Heiligheidaba vertelde over de incidenten bij een andere expeditie genaamd Seef al-Bahr. Deze expeditie stond onder bevel van Hazrat Abu Ubaidahra en had als doel een vesting te vestigen ter bescherming van een karavaan van de Quraish, aangezien dit plaatsvond in het tijdperk van het Verdrag van Hudaibiyah. Tijdens deze expeditie werden de metgezellen door grote honger geteisterd en hadden op enig moment alleen bladeren om te eten. Vervolgens vonden zij een walvis die reeds dood was en aan land was aangespoeld. Hazrat Abu Ubaidahra instrueerde dat, hoewel de walvis al dood was, het vlees als voedsel moest worden gebruikt. Toen hij terugkeerde naar Medina en dit incident aan de Heilige Profeetsa werd vermeld, zei de Heilige Profeetsa dat zij gelijk hadden ten aanzien van het gebruik van het walvisvlees, aangezien God hun toestand zag en hen voedsel had toegestuurd. De Heilige Profeetsa zei verder dat, indien er nog enig vlees over was, het ook aan hem moest worden gepresenteerd.
Een vervulde profetie Zijne Heiligheidaba vertelde over een ander incident waarbij Hazrat Abu Ubaidahra naar Bahrein werd gestuurd om Jizyah (belasting) te innen. Toen hij terugkeerde, zag de Heilige Profeetsa de metgezellen glimlachen. De Heilige Profeetsa zei dat hij minder bang was dat zijn metgezellen in armoede zouden vervallen en juist banger was dat zij rijkdommen zouden vergaren en daardoor hebzuchtig zouden worden. Zijne Heiligheidaba merkte aan dat dit precies de toestand is waarin de moslimwereld zich vandaag de dag verkeert. Daarom moeten wij hier altijd voor op onze hoede zijn, opdat wij niet als gevolg van welvaart ons geloof vergeten.
Gewaardeerde rang van Hazrat Abu Ubaidahra Zijne Heiligheidaba vertelde dat Hazrat Abu Ubaidahra door Hazrat Abu Bakrra werd voorgesteld als eerste Khalifa, voordat hij zelf unaniem werd verkozen. Dit toonde de gewaardeerde rang aan die Hazrat Abu Ubaidahra had.
Zijne Heiligheidaba benadrukte verdere expedities en veroveringen onder leiding van Hazrat Abu Ubaidahra na het overlijden van de Heilige Profeetsa.
Zijne Heiligheidaba zei dat hij het belichten van incidenten uit het leven van Hazrat Abu Ubaidah (ra) zal voortzetten in de toekomst.
Gebed voor Ahmadi’s in Pakistan Aan het eind van de vrijdagpreek drong Zijne Heiligheidaba er bij iedereen op aan om in het bijzonder voor Ahmadi’s in Pakistan te bidden, aangezien de vijandigheid weer toeneemt. Zijne Heiligheidaba zei dat als deze geestelijke leiders niet ophouden met hun gedragingen, hun vernietiging verzekerd is. Degenen die gerechtigheid zouden moeten verdedigen, hebben hier niet naar gehandeld. Zij lijken bang te zijn en zich te conformeren aan wat de geestelijke leiders willen. Ahmadi’s hebben in ieder geval altijd moeilijkheden moeten doorstaan en zullen dat blijven doen. Zijne Heiligheidaba bad dat de Ahmadi’s veilig mogen blijven van het kwaad van zulke mensen en bevrijd mogen worden van deze onderdrukking en vijandschap.
Op zaterdag heeft de Nationale Amila (uitvoerend orgaan) van Lajna Imaillah Nederland (Ahmadiyya Moslim Vrouwen Organisatie) een officiële bijeenkomst gehouden met Zijne Heiligheid(aba).
Op zondag heeft een groep studenten van Lajna Imaillah en nieuwe bekeerlingen de gelegenheid gekregen om Zijne Heiligheid(aba) te ontmoeten.
Op zaterdag 22 augustus 2020 en zondag 23 augustus 2020 hield het internationale Hoofd van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap, de Vijfde Khalifa (kalief), Zijne Heiligheid Hazrat Mirza Masroor Ahmad(aba) afzonderlijke virtuele online bijeenkomsten met de leden van Lajna Imaillah Nederland.
Op zaterdag kregen leden van de Nationale Amila van Lajna Imaillah Nederland een audiëntie bij Zijne Heiligheid(aba), terwijl op zondag meer dan 30 studenten van Lajna Imaillah en bekeerlingen tot de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap de gelegenheid kregen om Zijne Heiligheid(aba) te ontmoeten en hem vragen te stellen en zijn advies te zoeken over verschillende religieuze- en hedendaagse kwesties.
Zijne Heiligheid(aba) zat beide bijeenkomsten voor vanuit zijn kantoor in Islamabad, Tilford, terwijl de leden van Lajna Imaillah bijeen kwamen in de Lajna hal bij de Moskee Baitun-Noer in Nunspeet, Nederland.
Tijdens de bijeenkomst met de Nationale Amila van Lajna Imaillah Nederland konden de vertegenwoordigsters van Lajna een verslag presenteren over de activiteiten van hun respectieve afdeling en de voorgestelde plannen voor de toekomst.
Zijne Heiligheid(aba) gaf gedetailleerde instructies met betrekking tot de morele en religieuze training van Ahmadi Moslims.
Met betrekking tot de Hijab zei Hazrat Mirza Masroor Ahmad(aba):
“Het is belangrijk om de leden van Lajna duidelijk te maken dat de Hijab niet iets is dat in het leven werd geroepen door de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap, maar een duidelijk gebod is dat vermeld is in de Heilige Koran en geïnstrueerd werd door de Heilige Profeet van de Islam(s)… Het essentiële punt dat moet worden benadrukt, is dat de Heilige Profeet(s) onderwees dat bescheidenheid een fundamenteel onderdeel is van iemands geloof als Moslim.”
Zijne Heiligheid(aba) moedigde de leden van Lajna Imaillah aan die interesse of aanleg hadden, om artikelen te schrijven waarin de waarde en voordelen van de leerstellingen van de Islam worden benadrukt, en om aantijgingen te weerleggen die doorgaans aan de Islam worden toegeschreven, in het bijzonder met betrekking tot vrouwenrechten.
Hazrat Mirza Masroor Ahmad(aba) zei:
“Zelfs één persoon kan een ware positieve verandering teweegbrengen, dus maakt u zich geen zorgen, indien u slechts met enkele leden begint die ter verdediging van de Islam schrijven. Als uw team met passie en ijver werkt, zal het anderen inspireren om zich bij deze inspanning aan te sluiten om de ware en vreedzame leerstellingen van onze religie te verdedigen.”
Zijne Heiligheid(aba) moedigde Lajna Imaillah Nederland ook aan om haar dienst aan de mensheid te vergroten en te streven naar het financieren van humanitaire projecten in afgelegen dorpen in Afrika. Hij stelde bijvoorbeeld voor dat zij een aantal projecten zouden kunnen financieren die bedoeld zijn om afgelegen gebieden in de wereld van water te voorzien door de installatie of het herstel van waterpompen. Zijne Heiligheid zei dat het dienen van anderen en degenen die in nood zijn een fundamenteel onderdeel was van de islamitische leer.
Bovendien moedigde Zijne Heiligheid(aba) de leden van Lajna Imaillah aan om duizenden gezichtsmaskers te produceren die aan lokale liefdadigheidsinstellingen geschonken kunnen worden, omdat zij mensen steunen gedurende de pandemie van het coronavirus.
Toen de bijeenkomst ten einde liep, zei Hazrat Mirza Masroor Ahmad(aba):
“Tracht te allen tijde recht te doen aan uw werk en de belofte na te komen die u heeft gedaan om uw geloof voorrang te geven boven wereldse zaken. Als u in het Hiernamaals gelooft en bedenkt dat de Almachtige God te allen tijde over u waakt, dan zult u met de nodige geest en passie werken. Moge Allah de Almachtige u daartoe in staat stellen.”
Tijdens de ontmoeting met bekeerlingen en studenten, werd Zijne Heiligheid(aba) gevraagd of Ahmadi Moslims zich moesten blijven inzetten voor Tabligh (outreach) met mensen die voortdurend beledigende woorden gebruiken en haatdragend spreken in oppositie tegen de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap.
Hierop zei Hazrat Mirza Masroor Ahmad(aba):
“Het heeft geen zin om de boodschap te blijven uitdragen aan mensen die gewoon doorgaan met debatteren en discussiëren voor de zaak hiervan, of met degenen die ons geloof beledigen. Het is tijdverspilling om voortdurend met zulke mensen bezig te houden. Onze inspanningen voor Tabligh zouden eerder gericht moeten zijn aan degenen die wensen op een beschaafde en beleefde manier deel te nemen en die oprechte vragen hebben. Er zijn veel van zulke deugdelijke mensen, verspil daarom uw tijd en inspanningen niet aan degenen die onze overtuigingen trachten te beledigen of die haatdragend van aard zijn.”
Met betrekking tot de kwestie van transgenderrechten zei Hazrat Mirza Masroor Ahmad(aba):
“Het kan nooit moreel juist zijn voor de samenleving om de jongeren aan te moedigen hun biologische geslacht of sekse te veranderen. Dit is volledig in strijd met de leerstellingen van de Islam. Echter zijn er sommige mensen die interseksueel worden geboren en die door de samenleving moeten worden ondersteund en geholpen, zodat zij hun leven op de best mogelijke manier kunnen leiden. Zij moeten worden beschermd tegen discriminatie of misbruik van hun mensenrechten.”
Het internationale Hoofd van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap drong er bij Ahmadi Moslims op aan de aandacht te vestigen op het gebed nu de wereld met politieke en economische onrust wordt geconfronteerd.
Op 30 augustus 2020 hield het internationale Hoofd van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap, de Vijfde Khalifa (Kalief), Zijne Heiligheid, Hazrat Mirza Masroor Ahmad(aba) een virtuele online bijeenkomst met meer dan 125 leden van Majlis Khuddam-ul-Ahmadiyya Nederland.
Zijne Heiligheid had de inspirerende sessie voorgezeten vanuit zijn kantoor in Islamabad, Tilford, terwijl de leden van Majlis Khuddam-ul-Ahmadiyya in het Witte Huis zaten, een conferentiecentrum in de buurt van de Baitul Aafiyat Moskee in Almere.
De bijeenkomst begon met de recitatie en de vertaling van verzen uit de Heilige Koran, gevolgd door een gedicht. Daarna hadden de leden van Majlis Khuddamul-ul-Ahmadiyya voor de rest van de bijeenkomst die een uur zou duren de gelegenheid om Zijne Heiligheid een reeks vragen te stellen over hun geloof, religie en hedendaagse kwesties.
Tijdens de bijeenkomst werden verschillende vragen gesteld aan Zijne Heiligheid(aba), waaronder hoe ouders het beste een geloof in de Almachtige God konden bijbrengen onder jonge kinderen; politieke ontwikkelingen in het Midden-Oosten; of er behoefte was aan meer akkerbouw en landbouw in een wereld na COVID-19 en Zijne Heiligheid werd ook gevraagd om een persoonlijke reflectie uit zijn jeugd te delen.
Toen gevraagd werd naar de juiste manier om religieuze en morele training te geven aan jonge kinderen, zei Hazrat Mirza Masroor Ahmad(aba):
“Allah de Almachtige heeft gezegd dat de morele training van een kind vanaf de geboorte zou moeten beginnen. Daarom leerde de Heilige Profeet van de Islam (mogen de vrede en de zegeningen van Allah met hem zijn) dat wanneer een moslimkind wordt geboren, de Adhan en Iqamah (oproepen tot gebed) aan het kind moeten worden gereciteerd, zodat de naam van Allah vanaf de geboorte zijn oor binnentreed. De morele training van een kind begint derhalve op de eerste dag en denk dus niet dat een jong kind niets kan begrijpen.”
Hazrat Mirza Masroor Ahmad(aba) zei verder:
“Als het kind ouder wordt, leg hem dan uit dat alles wat ze hebben door Allah de Almachtige is geschonken en dat Hij aan al hun behoeften heeft voldaan en dat ze hun dankbaarheid aan Hem zouden moeten uiten. Als een kind de leeftijd van zeven jaar bereikt, moet u ze aanmoedigen om zoveel mogelijk het gebed te verrichten, echter mag u een jong kind niet onder druk zetten of ongerust maken. Behandel ze met liefde en tederheid. Het belangrijkste punt om te onthouden is dat de lessen die iemand in de kindertijd leert, vaak de lessen zijn die een leven lang meegaan.”
Met betrekking tot recente ontwikkelingen in het Midden-Oosten zei Hazrat Mirza Masroor Ahmad(aba), na de recente officiële erkenning van Israël door de Verenigde Arabische Emiraten:
“Het fundamentele probleem zijn de bedoelingen van elke partij. Als hun bedoelingen goed en oprecht zijn, is alles wat de vrede kan vergemakkelijken, goed. Dit zijn hoe dan ook politieke kwesties en als Ahmadi Moslims zouden we ons aandacht altijd moeten vestigen op het gebed. We zouden moeten bidden voor iedereen wiens rechten zijn ontnomen.”
Zijne Heiligheid werd ook gevraagd of de mogelijke economische onrust na COVID-19 betekende dat individuen of naties zouden moeten streven naar een verhoging van hun landbouwproductie als een middel om voedselzekerheid te garanderen.
Als antwoord zei Hazrat Mirza Masroor Ahmad(aba): “Zeker, in het Verenigd Koninkrijk, nu ze geen lid meer zijn van de Europese Unie, zou het verstandig zijn als de Britse regering akkerbouw en landbouw promoot. Ten aanzien van de leden van de Europese Unie: als ze verenigd blijven en met elkaar blijven samenwerken op het gebied van voedselzekerheid, zal dat zeker in hun belang zijn. Desalniettemin moeten we bidden dat de onvermijdelijke economische onrust niet tot oorlog leidt. God verhoede, als er ooit een kernwapen zou worden gebruikt, dan zou het tevergeefs zijn, hoeveel landbouw of akkerbouw er ook werd gedaan. Dus als we naar de toekomst kijken, is het essentieel dat we de genade van Allah de Almachtige zoeken.”
Zijne Heiligheid(aba) spoorde Ahmadi Moslims aan om een evenwichtig en voedzaam eetpatroon te volgen. Hij adviseerde degenen die het zich konden veroorloven om biologisch voedsel te eten en ook groene bladgroenten zoals spinazie of boerenkool te eten.
Toen de klas ten einde liep, werd Zijne Heiligheid(aba) gevraagd om een speciale herinnering aan zijn tijd als Ahmadi Moslim jongere te delen. Als antwoord zei Hazrat Mirza Masroor Ahmad(aba):
“Ik herinner me met genegenheid die tijd, tijdens mijn kindertijd, toen er geen grote beperkingen waren voor Ahmadi Moslims in Pakistan. Elk jaar hielden we de Khuddam Ijtema (Jaarlijkse Jongeren Bijeenkomst) en we kampeerden op het terrein van de Ijtema. We hadden echter geen goede tenten en daarom bouwden we onze tent en kamp met lakens! Als kinderen waren we verheugd om de mogelijkheid te hebben om te kamperen en te verblijven op het terrein van de Ijtema. Het waren werkelijk speciale momenten die ik erg leuk vond.”
Hazrat Mirza Masroor Ahmad veroordeelt de “aanstootgevende daad” tijdens een ontmoeting met de Nationale Majlis Amila (uitvoerend orgaan) van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap in Zweden, terwijl hij oproept tot een vreedzaam antwoord.
Op 29 augustus 2020 kregen de leden van de Nationale Majlis Amila van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap in Zweden een virtuele ontmoeting en audiëntie met het Internationale Hoofd van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap, de vijfde khalifa (kalief), Zijne Heiligheid Hazrat Mirza Masroor Ahmad.
Zijne Heiligheid heeft de bijeenkomst voorgezeten vanuit zijn kantoor in Islamabad, Tilford, terwijl de leden van de Zweedse Nationale Amila de bijeenkomst bijwoonden vanuit het Mahmood Moskee complex in Malmö.
Tijdens de bijeenkomst van een uur hadden de Amila leden de gelegenheid om een rapport te presenteren over hun respectievelijke afdelingen en om de leiding en instructies van Zijne Heiligheid in te winnen over een reeks van kwesties.
Terwijl hij sprak met de Nationale Secretaris Tabligh (Outreach- afdeling), veroordeelde Zijne Heiligheid in de sterkste bewoordingen rechts-extremisten die een dag eerder een kopie van de Heilige Koran in Malmö hadden verbrand.
Zijne Heiligheid maakte ook duidelijk dat het verkeerd was van Moslims om op zulke vreselijke en provocerende daden te reageren met geweld of wanorde. In plaats daarvan zouden Moslims mensen moeten voorlichten over de ware leerstellingen van de Heilige Koran, zodat anti- Moslim extremisten de Islam niet kunnen trachten te belasteren door afzonderlijke Koranverzen volledig uit hun verband te halen om hun eigen kwaadaardige doelen en doelstellingen te bevorderen.
Hazrat Mirza Masroor Ahmad zei:
“De waarheid is dat de meeste mensen in Zweden en andere westerse landen zich nog niet bewust zijn van de ware leerstellingen van de Islam en dit stelt extremisten in staat om afzonderlijke verzen van de Heilige Koran volledig uit hun verband te halen omwille van hun valse propaganda. Mensen die zulke aanstootgevende handelingen verrichten, hebben geen kennis van de Islam of van de feitelijke voorwaarden die in de Heilige Koran zijn vastgelegd voor Jihad. Ze negeren het feit dat de Bijbel veel meer verzen bevat die uit hun verband kunnen worden gehaald om het gebruik van geweld te rechtvaardigen. Hoe het ook zij, het is de plicht van Ahmadi Moslims om de ware en vreedzame leerstellingen van de Islam in elke stad en dorp te presenteren en toe te lichten, zodat mensen de realiteit van onze religie begrijpen.”
Hazrat Mirza Masroor Ahmad zei voorts:
“Bovendien moeten we andere mensen waarschuwen dat we er stellig van overtuigd zijn dat door deze pandemie de mensheid zijn aandacht terug zou moeten wenden naar de Almachtige God. Alle tekenen wijzen erop dat zelfs als de pandemie eenmaal voorbij is, er een wereldwijde economische crisis zal zijn die zal resulteren in meer concurrentie en rivaliteit tussen landen. Dergelijke spanningen zouden gemakkelijk de weg kunnen effenen voor verdere onrechtvaardigheid en, God verhoede, uiteindelijk ontbranden en leiden tot oorlog en conflicten.”
Als het in Nederland over de godsdienst van de Islam gaat komt bij velen een negatief beeld naar boven. Een beeld dat wordt gevoed door aanslagen in Europa en gebeurtenissen in verre landen als Saoedi-Arabië en Iran. Een beeld dat niets van doen heeft met het alledaagse leven van een, zichzelf aan de ware leerstellingen van de Islam onderwerpende, Moslim in Nederland. Middels de #BelEenMoslim campagne brengen wij u graag in contact met Nederlandse moslims over het gehele land. Wij staan klaar om uw vragen over de Islam te beantwoorden en eventuele misvattingen weg te nemen.
Lees meer en download gratis:
HET ANTWOORD VAN DE ISLAM OP HEDENDAAGSE VRAAGSTUKKEN
Het antwoord van de Islam op hedendaagse vraagstukken is een lezing gegeven in het Queen Elizabeth Il Conference Centre (London) door Hazrat Mirza Tahir Ahmad, het hoofd van de internationale Ahmadiyya Moslim Gemeenschap. Gebaseerd op de leerstellingen van de Heilige Koran, betoogt de spreker het volgende:
Zwaarden kunnen gebieden winnen, maar niet harten. Kracht kan hoofden buigen, maar niet gedachten;
De rol van vrouwen is niet die van bij vrouwen in harems noch die van een gezelschap dat gevangen is tussen de vier muren van hun huizen;
Rijke naties verschaffen hulp onder voorwaarden en toch blijft de rijkdom stromen in de richting van de rijken terwijl de armen dieper in het rood zinken;
Religie behoeft niet de overheersende wetgevende autoriteit te zijn in de politieke aangelegenheden van een staat;
Ongeacht de dooi in de Koude Oorlog, is de kwestie van oorlog en vrede niet uitsluitend afhankelijk van de betrekkingen tussen de supermachten;
Deze Uitnodiging is een synopsis van Da`watul-Amir, geschreven door Hadrat Mirza Bashiruddin Mahmud Ahmad(ra), tweede opvolger of khalifa van de Beloofde Messias en Mahdi en hoofd van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap van 1914 tot 1965. Da`watul-Amir, één van zijn meest voortreffelijke boeken, werd in 1926 geschreven nadat twee Afghaanse bekeerlingen tot de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap werden gedood omwille van hun geloof. Da`watul-Amir beantwoordde dit gruwelijke geweld met de macht van de pen en de rede. Het boek zette feilloos de argumenten uiteen voor de waarachtigheid van de Beloofde Messias(as) en werd gezonden naar de koning van Afghanistan. Sindsdien is het voor talloze bekeerlingen de Uitnodiging geweest tot de waarachtigheid van de Beloofde Messias’s.
Schokgolven van verontwaardiging gingen door de moslimwereld als gevolg van de publicatie van de karikaturen van de Heilige Profeet Mohammad(sa) in sommige delen van Europa. De onwetenden, zoals altijd, misleid door de moellah gaven zich over aan woede in het openbaar en een ongebreidelde chaos volgde. Hazrat Mirza Masroor Ahmad, de geestelijke leider, van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap, gaf in deze tijd een serie van vijf, geloof inspirerende en verlichtende vrijdagpreken over dit onderwerp die een soort van wenk naar het licht zijn voor iedereen, in deze, vaak ingewikkelde wereld waarin wij leven. Deze vrijdagpreken worden gepresenteerd in dit boek.
Het onderhavige boek is de biografie over de profeet Mohammed (vrede zij met hem) geschreven door Hazrat Mirza Bashiruddin Mahmud Ahmad, de tweede khalifa van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap (God verblijde zich in hem). De khalifa geeft door de samenhangende, verhalende stijl de mogelijkheid om ons in te leven in het leven van de profeet. Het is een leven van geloof, van vriendschap, van trouw en succes, maar ook van grote moeilijkheden die de profeet samen met zijn metgezellen trotseerde. Er is een apart gedeelte gewijd aan een beschrijving van de deugden van de profeet, zijn menslievendheid en zijn liefde voor de Schepper. Omstreden punten worden tot in detail behandeld, zoals de relatie van Mohammed (vrede zij met hem) met de joodse stammen van Medina en de oorlogen met de Arabische stammen. Hieruit blijkt keer op keer de diepe rechtvaardigheid en de vergaande opofferingen van het voorbeeld van de moslims, de Heilige Profeet Mohammed (vrede zij met hem).